Redaktioneel
In BZZLLETIN 76, het nummer over K. Schippers, is een aantal storende fouten geslopen. Hier volgen de correcties:
bl. 3: (bij foto 1e H.B.S.-A) 1e rij tweede van links: Gerard Bron.
bl. 4: Met Rob Nieuwenhuys bij de film ‘Rob Nieuwenhuys en de schim van Piet Paaltjens’ van Jonne Severijn.
bl. 6: Met Diana Stigter en Nanda Lowitz (rechts).
bl. 7: V.l.n.r. Leo Verboon, K. Schippers en Jan Henderikse.
bl. 8: ‘Stefan Themerson en de taal’, v.l.n.r. Stefan Themerson, Erik van Zuylen en K. Schippers.
bl. 9: eerste kolom: ‘leest in Mauritshuis uit Sonatines door het open raam (1972).
bl. 21: Na de elfde regel van beneden in de eerste kolom volgt deze tekst: ‘Hoewel de verschillende tinten rose de prachtigste namen hebben - indian pink, cloud pink en vele andere - kan de koper geen keus maken. Wit bevalt hem ook, getuige de veelomvattende laatste zin: ‘The whites (some 120) are also most absorbing’.
bl. 21: De alinea die begint met ‘Ik leerde dat...’ tot de alinea die begint met ‘Zo'n ontwikkeling...’; de juiste tekst luidt:
Ik leerde dat je over zo'n ongevraagd geschenk het best kunt zwijgen, vooral omdat het sprekend improviseren over dit onderwerp altijd tekort schiet. Het gevoel mag dan niet ijl zijn, de begrippen die je erover vormt worden dat wel omdat je toch blijft proberen in een formulering de laatste verfijningen aan te brengen. Dan wordt voor de meeste toehoorders iets dat concreet is al gauw met het woord ‘abstract’ afgedaan.
Ik wist dat de ruimte niet was gebonden aan de kamer waar ik die eerste ervaring had. In allerlei nuances diende zij zich aan, niet alleen binnen, maar vooral buiten, op stranden en in vreemde steden alsof de voorwaarde om iets te kunnen zien - want dat is ruimte - steeds opnieuw door mij onderzocht moest worden voor ik met het herkennen van een straathoek, een plein, de horizon of de hemel kon beginnen.
Nooit slaagde ik daar helemaal in. Het was of mij duidelijk moest worden gemaakt dat ik maar een beperkt kenner van de ruimte was. Ik werd telkens weer gedwongen om datgene te temmen wat ik vroeger, als iedereen, had kunnen overslaan. Dat waar ik eerst dwars doorheen had gekeken, liet zich nu niet meer passeren.
‘Als je goed om je heen kijkt, dan zie je dat alles gekleurd is’, had ik eens gedacht, zeker niet in de verwachting dat ik ooit moeite zou doen om die zin te bereiken. ‘Als je goed om je heen kijkt...’, het leek het allereenvoudigste. Ik had toen niet begrepen dat daaraan iets voorafgaat. Ik moet dat ook kúnnen, niet afhankelijk worden van die zich bevindt tussen je ogen en alles dat zichtbaar is, ongeacht de afstand. En dat was ik wel degelijk geworden.
bl. 33: tweede kolom, vijfde regel van onderen: ‘mijn vriend Brans’ moet zijn: ‘mijn vriend Brands’.
bl. 35: tweede kolom, een na laatste zin. Deze moet luiden: ‘De oude kunstenaar kijkt licht verstoord alsof hij bij het wiegen van een beminde wordt lastig gevallen’.
bl. 46: de derde regel van onderen moet luiden: ‘zodat we het zien kunnen verdragen’.
bl. 58: het onderschrift bij de foto van de politie-agent moet luiden: Willem Haberer in ‘Het geloof in de fantasie’.