| |
| |
| |
Een ontleedkundige les
Aldert Walrecht
- Pa, weet je wat een vogel is?
Mijn antwoord ‘Een beestje dat vliegt’ bleek fout te zijn. Een vogel is een zelfstandig naamwoord, concreet.
Daar had ik helemaal niet aan gedacht op dat moment, maar toen ik even later werd opgebeld met de vraag of ik het onderwerp K. Schippers wilde bespreken, dacht ik: als ik dat onderwerp bespreek, is in die zin onderwerp het lijd.vw.
Ik = onderwerp
bespreek = gezegde
onderwerp = lijd.vw.
Een rare bezigheid, dat ontleden, dat herinneren we ons nog wel van toen. En het is blijkbaar nog steeds niet helemaal afgeschaft, hoezeer een aantal liefhebbers van lezen er ook tegen blijft protesteren. Weg met dat grammatica-onderwijs, dan kunnen we de kinderen lekker gedichten laten lezen! Ja, ja, dat had u gedacht.
Als ik de naam van een dichter hoor noemen, kijk ik de laatste tijd allereerst in Komrij's bloemlezing ‘De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten’. En wat zien ik daar als ik bij Schippers kijk? Komrij heeft resoluut de klok teruggedraaid naar de ontledingstijd; kijk maar mee. In plaats van het principe van de ‘lekkere lichte leesbaarheid’ te handhaven en ook van K. Schippers al die moeilijke dingen weg te laten, kiest hij uitgerekend allemaal gedichten waar je dagen mee bezig kunt zijn, als je ze écht wilt ontleden. Zou Komrij dan toch een andere bloemlezer zijn dan zijn vele tegenstanders beweren? Misschien staat hij wel veel dichter bij Sybren Polet dan we ooit gedacht hadden...
Eén van de zes gedichten die Komrij van K. Schippers opnam, heeft de volgende tekst:
| |
Bep.hoofdtelw.zelfst.nw. (meerv.abstract)
voor Rob Nieuwenhuys
Voorzetsel zelfst. nw. (enk. concreet) ww. 3de pers. enk.
sterk. overg. zelfst. nw. (enk. concreet)
Bijv. nw. overtreffende trap bep. hoofdtelw. zelfst. nw.
(enk. concreet) voorzetsel lidw. bep. zelfst. (enk. concreet)
voegw. van verg. bep. hoofdtelw. voorzetsel lid. bep. zelfst.
Het lijkt me niet onwaarschijnlijk dat u bij het lezen van bovenstaande woordsoorten - net als ik - weer ál die vervloekte ontledingslessen in herinnering krijgt: wát een verloren tijd, waar wáren we mee bezig! Ik heb dit gedicht dan ook als een prachtig voorbeeld gezien van relativering: een lesje voor alle Neerlandici die hun leerlingen met die taaie stof bezighouden, een relativerend grapje voor Rob Nieuwenhuys die - zoals algemeen bekend is - de leraar Nederlands was van K. Schippers, een leraar Nederlands overigens die ook bij de wieg van K. Schippers' literatuur heeft gestaan. Mij leek het duidelijk dat Komrij zich door dit gedicht zodanig aangesproken gevoeld heeft, dat hij geen moment twijfelde om het op te nemen, want ‘de boodschap’ die erin vervat is schijnt maar één bedoeling te hebben: wég met al die flauwe kul die dat stomme onderwijs ons biedt. Laten wij van harte om deze ‘boodschap’ van Schippers lachen, en daarna eens verder kijken naar dit gedicht.
| |
Terug naar onze jeugd
Net zoals Komrij herinner ik me die vervloekte schooltijd nog maar ál te goed, al ben ik dan ook ‘een dagje ouder’. En toen ik dat lesje van Schippers las, kon ik me zelfs nog voor de geest halen, dat wij in ónze tijd ongeveer nét zo ontleedden als Schippers dat moest doen. Zonder enige moeite kon ik zelfs zien dat er ‘iets stond’ in het gedicht:
1. | de titel bestaat uit twee ‘woordsoorten’, taalkundig ontleed; |
2. | het ‘gedicht’ zelf bestaat uit twee strofen, door een witregel gescheiden; de eerste strofe bevat vier ‘woordsoorten’ en de tweede bevat elf ‘woordsoorten’. |
Zonder verder naar de betekenis van het gedicht te kijken, kun je het als volgt noteren:
| |
.1./.2. (=titel)
voor Rob Nieuwenhuys
.1./.2./.3./.4. (=eerste strofe)
.1./.2./.3./.4./.5./.6./.7./.8./.9./.10./.11. (=tweede strofe)
De titel bestaat dus uit (1): bep. hoofdtelw., en (2) zelfst.nw., meerv. abstract. Omdat het zelfst. nw. meervoudig is, moet het bep. hoofdtelw. óók meervoudig zijn, dus het bep. hoofdtelw. één vervalt.
Twee is het eerstvolgende bepaalde hoofdtelwoord dat in aanmerking komt, en het gedicht zelf (dat uit twee strofen bestaat) verschaft mij de voorlopige oplossing van het pro- | |
| |
bleem van de titel; ik gok op: twee strofen. Maar is strofen meervoudig abstract? Daar valt over te twisten. Laat ik me liever zo abstract mogelijk opstellen en kiezen voor: twee gedachten. Als ik me later corrigeren moet, zie ik dat wel.
Strofe 1 is een korte ‘gedachte’; slechts vier woordsoorten, waarvan er twee eender zijn: zelfst.nw. (enk. concreet). Wat moet ik daar mee aan? In eerste instantie kan ik er weinig mee beginnen, dus ga ik over naar de volgende strofe, die misschien méér aanknopingspunten biedt?
Ook in die strofe zitten weer verschillende concrete enkelvoudige zelfstandige naamwoorden (drie in totaal); één ervan wordt zelfs als zelfst. (zonder naamwoord) genoemd, maar dat zal wel een fout zijn. Dat is overigens wél een probleem: mag je aannemen dat een leerling zoals K. Schippers fouten maakt, als hij gaat ontleden? Het past in het systeem, dát wel. Ik neem dus maar aan dat er i.p.v. zelfst. de aanduiding zelfst. nw. had moeten staan, en realiseer me opnieuw dat ik nog niets ben opgeschoten. Want er zijn duizenden concrete enkelvoudige zelfstandige naamwoorden te bedenken, en dat is ook het geval met de twee bepaalde hoofdtelwoorden die in deze strofe voorkomen. Hoewel... het voegw. van verg...? Daarvan leerde ik er maar twee: als en dan. En het eerste daarvan werd meestal als dialectisch verworpen. (Groter als, kleiner als, enz.). Bij vergelijking diende men dan te gebruiken, dát was goed Nederlands! En bij welke vergelijkingen gebruikt men nogal eens dan? Juist: in spreekwoorden... Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht, bijv. Wát? Ik lees de tweede strofe van de ontlede zin van K. Schippers nóg eens, en ineens zie ik dat het er stáát, of althans bijna:
bijv.nw. overtreffende trap |
: beter (klopt niet, want vergr. trap) |
bep. hoofdtelw. |
: één (klopt) |
zelfst. nw. (enk. concreet) |
: vogel (klopt) |
voorzetsel |
: in (klopt) |
lidw. bep. |
: de (klopt) |
zelfst. (enk. concreet) |
: hand (klopt; zie opm.) |
voegw. van verg. |
: dan (klopt) |
bep. hoofdtelw. |
: tien (klopt) |
voorzetsel |
: in (klopt) |
lidw. bep. |
: de (klopt) |
zelfst. nw. (enk. concreet) |
: lucht (klopt? is lucht concreet?) |
Met een beetje goede wil kan ik het woord lucht best goedkeuren als concreet; ik blijf alleen met de fout zitten aan het begin. K. Schippers zegt daar dat overtreffende trap het begin moet zijn, maar dat kan nooit, want een overtreffende trap kan nu eenmaal niet gevolgd worden door een voegw. van verg(elijking). Heeft hij (expres) aan Rob Nieuwenhuys willen laten zien dat diens lessen nooit tot een tien zullen leiden? Zo van: ‘Je hebt me een hoop geleerd, maar níet: vlekkeloos ontleden’? Voorlopig houd ik het daar maar op, want ik weet geen betere oplossing te bedenken. Dat Rob Nieuwenhuys K. Schippers een hoop geleerd heeft, blijkt trouwens uit de zojuist gepresenteerde oplossing: Rob Nieuwenhuys heeft zijn leerlingen óók spreekwoorden geleerd. En zodra men dit als lezer beseft, komt het vermoeden naar boven dat ook strofe 1 een spreekwoord zou kunnen zijn. Door de korte vorm ervan (slechts vier woorden) is dat helemaal niet onwaarschijnlijk. Een waarempel, na enig geprobeer met ‘achter de wolken’ enz., kwam ik tot de waarschijnlijke oplossing:
| |
| |
na |
(=voorzetsel) |
regen |
(=zelfst.nw., enk. concreet) |
komt |
(=ww. 3de pers. enk. sterk. overg.) |
zonneschijn |
(=zelfst. nw. enk. concreet). |
Of zonneschijn concreet is of niet, dat is voor rekening van K. Schippers die ook weer een fout maakt als hij komen ‘overgankelijk’ noemt; ík zoek in ieder geval niet langer, want de twee gedachten die ik in de titel zag, zijn er onmiskenbaar. Voor mij luidt het gedicht:
| |
Twee gedachten
voor Rob Nieuwenhuys
Na regen komt zonneschijn
Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht
| |
Verificatie
Je kunt natuurlijk wel van alles beweren, maar het is logisch dat je daarna ook nog even probeert om te zien of je gelijk hebt. Eén van de problemen waarmee ik nog worstelde was: heeft Komrij het originele ‘gedicht’ wel foutloos overgenomen? In de ‘ontleding’ van K. Schippers komen nl. zulke vreemde ‘oplossingen’ voor (zoals ‘overtreffende trap’, ‘overg.’ en zelfst. i.p.v. zelfst.nw.) dat ik het steeds meer nodig ging vinden ‘het origineel’ te raadplegen, wel wat laat weliswaar, maar tóch... De oorspronkelijke bundel (Een klok en profil) was niet in mijn bezit, maar het zou best mogelijk zijn dat Schippers het gedicht al eerder in Barbarber gepubliceerd had, en daarvan bezat ik in ieder geval de bloemlezing ‘Barbarber; een keuze uit dertig nummers’, Amsterdam, Querido, 1964. En wat zag ik, na even bladeren, op blz. 16?
| |
Twee gezegdes
Na regen komt zonneschijn
Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht
Hiep, hiep, hoera! Mijn héle ontleding klopte, op het woordje gezegdes na, waarvoor ik gedachten had als oplossing: een bétere oplossing, zeg nu zélf, want heel wat abstracter.
Nee, herstel. Gezegdes is tóch leuker, want het past veel beter bij dit onderwerp: een ontleedkundige les!
| |
In gesprek met Gerrit Komrij
Nadat ik het voorafgaande geschreven had, was ik toevallig in de gelegenheid om met Komrij persoonlijk te communiceren. Tijdens dat gesprek bleek dat we het over verschillende dingen best aardig eens konden zijn, zodanig eens zelfs dat Komrij mij aan het einde van ons samenzijn de vertaling van Oscar Wilde's De gelukkige prins meegaf met daarin de opdracht: ‘Ah! don't say you agree with me. When people agree with me I always feel that I must be wrong’. Komrij houdt - net als ik - meer van ón-één-igheid en daarom kom ik nog even terug op mijn aanvankelijke gedachte: Komrij heeft het betreffende gedicht van Schippers opgenomen omdat hij - net als ik - vond dat het een leuke relativering van ons onderwijs te bieden had: ‘al dat ontleden is maar flauwe kul, enz.’. Toen ik Komrij zelf naar de reden van opname van dit gedicht vroeg, bleek hij er echter heel anders over te denken. Volgens hem paste het gedicht in de compositie van het totaal van de bloemlezing, die allerlei ‘lijnen’ te zien geeft waarvan één lijn die van de ‘zinloze opsommingen’ is. (Tussen twee haakjes: er is nog geen enkele criticus geweest die alle ‘lijnen’ heeft ontdekt. Er is nog heel wat werk aan de winkel!). I agree with Gerrit voor wat de opname van dit gedicht betreft, maar uit mijn voorafgaande ‘explication’ is inmiddels wel gebleken dat het gedicht nóch een opsomming nóch zinloos is. Het gedicht hééft ‘een boodschap’, al was het alleen maar omdat het de opdracht bevat: voor Rob Nieuwenhuys. Als ik op deze manier bewezen heb dat Komrij in zijn bloemlezing niet altijd goed gecomponeerd heeft, mag hij tevreden zijn, want - samen met Oscar Wilde - kan hij dan pas écht in zijn gelijk gaan
geloven. Voor mij bestáát dat gelijk; écht. Het gelijk van de zinloze opsomming...
I agree with Gerrit.
| |
Een klok en profil
Achterin de bundel van Komrij staat een keurige opsomming van de dichters, alfabetisch geordend, met hun opgenomen gedichten en de bundels waaruit die gedichten zijn overgenomen. Ons gedicht komt uit Een klok en profil, Amsterdam, 1965. Alleen al die titel brengt me op de gedachte, dat ik misschien toch nog verkeerd tegen het gedicht aangekeken heb door alleen maar Komrij's bloemlezing te raadplegen, en - later - de bloemlezing uit Barbarber. Misschien geeft een bloemlezing toch een vertekend beeld? Misschien laat de bloemlezing hoogstens de klok luiden, en dan weet je (soms) nog niet waar de klepel hangt.
Kortom, ik besloot uiteindelijk tot datgene wat ik al vanaf het begin had moeten doen toen ik dit gedicht ging bespreken: het raadplegen van de oorspronkelijke bundel.
Ik zal u maar niet alle moeite beschrijven die het me kostte om iemand in ‘het donkere zuiden’ te vinden die ‘Een klok en profil’ in bezit had. Mijn eigen exemplaar had ik jaren geleden uitgeleend en - zoals het gaat - nooit meer teruggekregen; de bibliotheken lieten, juist voor wat deze bundel betrof, verstek gaan, maar na vele telefoontjes met allerlei leraren Nederlands kwam ik tenslotte in contact met een échte poëzieliefhebber (géén leraar) en deze kon me aan de hand van zijn exemplaar vertellen dat er in de bundel van Komrij precies dezelfde tekst van dit gedicht voorkwam als in de oorspronkelijke bundel. Mijn mededeling dat het gedicht zonder al te veel moeite ‘terug-ontleed’ kon worden werd niet alleen als kennisgeving aangenomen, maar leidde zelfs tot de belofte dat hij - de eigenaar van de bundel - zelf ook een poging zou wagen om tot de oplossing te komen. Twee minuten later werd ik opgebeld: Jan Hagen - onthoud de naam! - had het ‘probleem’ al opgelost. Het bleek helemaal geen probleem geweest te zijn, want K. Schippers, die blijkbaar niet al te veel vertrouwen in de ontleedkundige capaciteiten van zijn lezers had, gaf op blz. 47 van Een klok en profil een aantal Aantekeningen waarvan de tweede luidt: Bep. hoofdtelw. zelfst.nw. (meerv. abstract): ‘De waarheid als De Koe’, K. Schippers. blz. 14. in woorden ontleed door R. Nieuwenhuys.
Zodra Jan Hagen deze aantekening gelezen had, snelde hij naar zijn boekenkast, waarin natuurlijk óók ‘De waarheid als De Koe’ niet ontbrak, en vond daar op de aangeduide pagina hetzelfde wat ik na allerlei moeizame ontledingspogingen ontdekte: Twee gezegdes (enz.).
Al mijn gepuzzel was dus weer eens voor niets geweest; tijdverlies. Of toch niet? Ik ben altijd geneigd om - zoals het zondagsschoolboekje zegt - winst uit verlies te peuren. En in dit geval is die winst niet gering.
Ten eerste kan nu - alleen al aan ‘de hand’ van dit ene ge- | |
| |
dicht - bewezen worden dat Komrij, die beide bundels in bezit had (zie zijn inhoudsoverzicht), ‘de klok’ die K. Schippers ‘en profil’ vóór hem plaatste, slechts op die ene (verkeerde) manier bekeken heeft, en daarom niet zag ‘hoe laat het was’. De informatie die de dichter verstrekt(e) en die voor Komrij en vele andere lezers broodnodig blijkt te zijn om ‘de waarheid als De Koe’ die achter ‘die zinloze opsomming’ aanwezig is te kunnen vinden, werd niet gezien en daarom ook niet doorgegeven, met het gevolg dat het door Komrij opgenomen gedicht een éénzijdig aanzien krijgt. De lezer die niet verder kijkt dan Komrij blijft met dat éénzijdige ‘en profil’ van dit gedicht zitten en dat wilde de dichter Schippers - getuige zijn Aantekening - nu juist vermijden! Als tweede winstpunt komt voor mij naar voren dat ook een ‘close-reader’ (zoals ik in dit geval) die meende dat de Aantekening achterwege had kunnen blijven - ‘de lezers kunnen immers zélf terug-ontleden?’ - weer nieuwe dingen gaat zien:
a. | K. Schippers vindt zijn gedicht Twee gezegdes beslist geslaagd, want hij nam het op in:
- | Barbarber, 1958/1959 |
- | De waarheid als De Koe, 1963 |
- | Barbarber; een keuze uit dertig nummers, 1964 |
|
b. | Desondanks vond hij het nodig het opnieuw, nu in een soort ‘geheimschrift’ gesteld, in Een klok en profil (1965) op te nemen, met de toevoeging voor Rob Nieuwenhuys en de Aantekening. Duidelijk is dat Schippers, langs een bepaalde omweg, de lezer toch weer bij Twee gezegdes terug wil brengen, zeven jaar na het ontstaan van dit gedicht. |
c. | De omweg die K. Schippers gebruikt, leidt tot nieuwe (grappige) misverstanden, door de dichter opzettelijk veroorzaakt, daar twijfel ik niet aan. Komrij ging al door de knieën (van het lachen) toen hij die stomme opsomming van woordsoorten zag, maar ik - serieuze lezer, ha, ha! - ben net zo goed gestruikeld. Strompel mee tijdens dit interessante leesavontuur dat alleen aan Gerrit Komrij te danken is! |
Twee gezegdes is opgenomen in de bundel De waarheid als De Koe, waaruit Komrij het gedicht koos:
Dat Komrij DE KOE uit ‘De waarheid als De Koe’ opnam, heeft misschien een even triviale reden als de opname van ‘de zinloze opsomming’. Komrij nam een heleboel gedichten over dieren op: dit gedicht past in ‘die lijn’. Maar er is ook nú weer meer aan de hand. Schippers geeft al in zijn titel van de bundel een kleine ‘verschuiving’ te zien, van iets onbepaalds (een lidwoord), naar iets bepaalds. Een waarheid wordt de waarheid; een koe wordt De Koe. En als we De Koe (in het betreffende gedicht) dan gaan bekijken, wordt De Koe toch weer (in de eerste regel van het gedicht) als Een koe gepresenteerd, eerst als (het) beest (onzijdig), en daarna met haar (vrouwelijke) geest en laatste woord. Merkwaardig, zéér merkwaardig... (Hannes Meinkema?). Een gezegde (‘een waarheid als een koe’, getransformeerd tot ‘de waarheid als De Koe’) vormt de grondslag van de bundel, en als K. Schippers zijn titel met een bepaalde bedoeling gekozen heeft, kan die bedoeling alleen maar omschreven worden met relativeringen zoals: Niets is geheel waar en zelfs dát niet. De ‘koeien van waarheden’ die in De waarheid als De Koe naar voren gebracht worden, zijn alleen maar op het eerste gezicht (het gezicht van Komrij) als een grapje te beschouwen. Dé Grap van De waarheid als De Koe is juist de ernst ervan. In de titel ‘Een klok en profil’ laat Schippers nog eens extra blijken hoezeer hij zijn lezers opzettelijk ‘belazert’: hij waarschuwt op allerlei manieren en als je - zoals Komrij - dan tóch De Klok en De Koe bij de klepel en de horens vat, laat
je je hoogstens als een oppervlakkige lezer kennen, die ook andere lezers tot een bepaalde oppervlakkigheid dwingt (want die lezers krijgen maar één beeld: dat van de klepel).
Dank zij Komrij zullen vele lezers - sámen met hem - gelachen hebben om die ‘stomme opsomming’ van allerlei woordsoorten; als hij óók nog de Aantekening gegeven had, was er een reden te meer tot lachen geweest, want met behulp daarvan had de lezer dan weer een nieuwe ‘stomme opsomming’ kunnen ontdekken: die van twee gezegdes, die iedereen al lang kent; twee ‘waarheden als koeien’. Door de manier van presentatie van Komrij wordt het idee gewekt dat poëzie iets om te lachen is, en wie niet gelachen heeft toen hij deze bloemlezing doorbladerde is een druiloor! Maar poëzie is niet alléén om te lachen, en zeker de poëzie van K. Schippers niet. Die mag je gerust serieus nemen, want Schippers is gewoon een serieuze dichter die ‘de waarheid’ geweld aandoet. Goede poëzie brengt een verschuiving te weeg, leidt tot een nieuwe waarheid.
Laten we - om dat duidelijk te zien - nog even naar de Twee gezegdes terugkeren:
Na regen komt zonneschijn
Beter een vogel in de hand dan tien in de lucht
Het belachelijke feit dat Schippers deze gezegdes als gedicht presenteert, is ongeveer even komisch als de pisbak die Marcel Duchamp indertijd als kunstwerk in een museum opstelde (zie illustratie). Een door iedereen gekend ‘objet’ werd daar plotseling in een nieuwe omgeving geïsoleerd, met het gevolg dat men het met heel andere ogen ging bekijken. Degenen die zich alleen maar ‘kapotlachten’ waren ‘verder’ dan zij die zich woedend maakten, maar het verst zijn mensen zoals K. Schippers die uit die inmiddels beroemde kunsthistorische situatie iets geleerd hebben dat in onze Nederlandse poëzie nog te weinig aan bod gekomen was: het Verfremdungseffekt met alle relativering vandien. Die relativering, dat ‘met andere ogen bekijken’, leidt er in het geval van de twee gezegdes toe dat we ineens beseffen dat zo'n gezegde inderdaad een gedicht kan zijn, want ‘de mededeling’ die in zo'n gezegde aanwezig is, heeft een surplus gekregen. Het ge-ijkte gezegde, het cliché, wordt (door het op deze manier als gedicht te presenteren) ter hér-ijking aan de lezer voorgezet: twijfel aan de waarheid ervan neemt niet weg dat de simpele volkswaarheid bestaat, dat na regen zonneschijn komt en dat een vogel in de hand beter is dan tien in de lucht, en dat daarmee iets ánders gezegd wordt dan dat wat er eigenlijk staat. Om met Nijhoff te spreken: er staat niet wat er staat... Poëzie dus.
K. Schippers had het bij die ene (nieuwe) presentatie van Twee gezegdes kunnen laten, maar hij verplaatste deze waar- | |
| |
heden uit De waarheid als De Koe enkele jaren later naar Een klok en profil, uiteraard door er opnieuw een nieuw profil aan te geven. Daarmee maakte hij van de ‘tweetrapsraket’ (cliché - gedicht) een ‘drietrapsráket’ of zelfs een ‘vier- of vijftrapsraket’ (ontledingsoefening → opdracht → aantekening - cliché → gedicht). Hij liet de lezer nóg meer omwegen maken om achter ‘de waarheid’ te komen. Zoals we gezien hebben kwam Komrij niet verder dan ‘trap 1’. Hij nam het gedicht op om de grappige ‘zinloze opsomming’ die de ontledingsoefening te zien gaf. Misschien heeft hij door opname van het gedicht ‘'t peil van het schoolonderwijs één millimeter verhoogd’, het peil van 't onderwijs dat het laatste decennium vele kilometers gezakt is, volgens hem. Hij wel! Zodra de dichter K. Schippers een soort raket de lucht in schiet, geeft Komrij er alleen de laag-bij-de-grondse (komische, triviale) uitgangspositie van aan. Es ist die die/die Poesie. Maar of je er een millimeter mee opschiet? Natuurlijk wel. I agree with Gerrit, kampioen op de vliegende millimeter met staande start.
De beroemde ‘fountain’ die door Marcel Duchamp (onder ps.) werd ingezonden en die in een apart zaaltje van het museum tentoongesteld werd.
| |
De vijftrapsraket van K. Schippers
In iedere trap van de ‘raket’ heeft Schippers een mogelijkheid tot verkeerdzien ingebouwd. Elke ‘lancering’ gaat met ‘wolkvorming’ gepaard die tot gevolg heeft dat men helemaal geen raket meer ziet of slechts ‘een klok en profil’.
Gerrit lachte en liet de lezer lachen om ‘wolkje 1’: de zinloze opsomming die het gedicht lijkt te zijn.
Maar - laten we dat niet vergeten - zelfs dat ‘wolkje’ dat zo verdoezelend werkte, heeft ertoe geleid dat het gedicht opgenomen werd en dat de lezer er iets mee kon gaan doen, al was het alleen maar erom lachen. En dat is niet niks! I agree with Gerrit.
Mijn serieuzere benadering zal menigeen het lachen doen vergaan. Maar is dát niet juist de bedoeling van de ware dichter? Die wil toch, ondanks alles, serieus genomen worden? Zelfs Komrij wil dat, met ál zijn grapjes, met al zijn gemillimeter. Goed, ik néém de dichter serieus, en zie ‘de boodschap’, maar dat blijkt ‘wolkje 2’ te zijn. De opdracht - voor Rob Nieuwenhuys - werd door mij in verband gebracht met de ontledingslessen die deze leraar aan Schippers gegeven zou hebben en daarna kwam ik tot de conclusie dat het gedicht op deze manier een leuke relativering van dit onderwijs te zien gaf. Maar Rob Nieuwenhuys heeft helemaal niets met eventuele ontledingslessen te maken: een nader onderzoek bracht naar voren dat Schippers alleen (in de hoogste klas van de middelbare school) literatuuronderwijs van deze leraar heeft gekregen. Hopelijk lacht u nu uit leedvermaak: de man die wilde laten zien dat een ander tegen een wolkje aankeek, verdwijnt zelf in de wolken van de volgende ‘trap’.
De Aantekening - ‘ontleed in woorden door R. Nieuwenhuys’ - werd na een dichte mist eindelijk zichtbaar. Die ‘mist’ verweet ik aan Komrij (híj had de Aantekening immers niet geplaatst), maar ik heb die mist in de eerste plaats aan mezelf te wijten. Het grappige is dat K. Schippers mij met die Aantekening ook weer wist te beschwindelen: wolkje 3. Het lijkt er namelijk op, en ik ben er ook lang door in onzekerheid gebracht, dat ‘de ontleding’ (uit Een klok en profil) waar we vanuitgingen, door Rob Nieuwenhuys is gedaan. Maar pas bij goed lezen ontdekt men dat er stáát wat Schippers in zijn Aantekening zegt: R. Nieuwenhuys heeft in woorden (en niet: in woordsoorten!) ontleed, m.a.w. R.N. heeft hetzelfde gedaan als wat ikzelf aan het begin van dit artikel deed. De vraag hoe het kwam dat er zulke vreemde woordsoortbenoemingen stonden (overg. i.p.v. onoverg.; overtreffende i.p.v. vergrotende trap) is nu eindelijk ook opgelost. K. Schippers is daarvan zélf de schuldige. Als een lezer zoals ik verkeerd leest en zich gaat afvragen of de leraar Rob Nieuwenhuys de slechte ontleder is, heeft die lezer net zo slecht opgelet als K. Schippers tijdens diens ‘ontleedlessen’. Overigens maakt K. Schippers nóg iets duidelijk aan allen die vinden dat het ontleden-in-woordsoorten feilloos moet gebeuren: zelfs fouten in de woordsoortontleding kunnen toch tot een goede oplossing leiden van de poëzie die erachter zit.
Over ‘wolkje 4’ en ‘wolkje 5’ heb ik in het voorafgaande genoeg gezegd. Samengevat: wat een cliché lijkt, blijkt bij isolering van betekenis, zoals K. Schippers dat hier heeft gedaan, echte poëzie te zijn: een ‘verhaal’ dat méér geeft dan ‘het verhaaltje’.
Na alle ‘wolken’ die Schippers ons te zien gaf, krijgen we nu werkelijk ‘de vogel’ in de hand; de zonneschijn na de regen.
Eindhoven, lente 1980
|
|