De zon schijnt op mijn schrijftafel. Ik merk plotseling dat het glasplaatje van mijn horloge de stralen opvangt en, afhankelijk van de lichte bewegingen van mijn pols, een ronde steeds verschietende vorm (niet alleen rond, maar ook ovaal, ellipsachtig) op het tafelblad en de daarop liggende boeken en papieren werpt. Als ik op die momenten geen horloge had gedragen, was dat niet zo geweest. Wat gebeurt er niet nog meer niet door wat er niet is, maar wel mogelijk zou zijn?
(Uit Een vis zwemt uit zijn taalgebied)
Een verrassende tegenzet. De dingen behouden hun zelfstandigheid maar zijn tegelijkertijd afhankelijk geworden van de beschouwer. K. Schippers plaatst ze in de ruimte en de tijd die alleen hij ervaren kan. Hun onomstotelijke aanwezigheid wordt er dragelijker door. De beschouwer permitteert zich zelfs om de dingen een tikje verdacht te maken door de toevalsfactor in te bouwen. Hij had het horloge ook niet kunnen dragen. Maar of hij dit zelf werkelijk als een toeval beschouwt? Je kan ook zeggen dat K. Schippers oog heeft voor een ongekend aantal mogelijkheden. Niet uit de behoefte aan vrijblijvendheid maar juist uit verzet daartegen. Hij wenst zich niet neer te leggen bij een eenzijdige belichting van de situatie omdat voor hem juist daarin de vrijblijvendheid schuilt. Bij zijn observaties van de werkelijkheid betrekt hij met een konsekwentie die als ironie overkomt, precies dat wat gewoonlijk aan de aandacht ontsnapt, te nietig wordt bevonden voor bespiegelingen of uit gemakzucht steeds voetstoots is aangenomen. Deze aangeboren en in cultuur gebrachte eigenschap plaatst de dingen in een licht waarop alleen K. Schippers het patent heeft.
De precisie waarmee hij waarneemt, - schouwen is een juister woord in dit verband -, omvat ook de elementen die de waarneming (kunnen) beïnvloeden waardoor de konkrete dingen steeds raadselachtiger worden. Een potlood, een kom, een fles, een vaas, een overhemd, de plooien in een kussen, een ladder, een klarinet. Schijnbare bekende voorwerpen waaraan je slechts vage herinneringen blijkt te hebben en waarover je toch achteloos uitspraken doet. De gecompliceerdheid van de zichtbare wereld toont K. Schippers aan de hand van de dingen die we meenden te kennen, die onbelast zijn en daardoor geen andere betekenis oproepen dan hun stoffelijke aanwezigheid. Hij blijft het verwachtingspatroon desondanks steeds vooruit. De dingen blijken altijd weer anders dan je hebt aangenomen, maakt K. Schippers duidelijk. Ze zijn afhankelijk van wat je daarvoor hebt gezien, van wat je niet ziet, van wat je tegelijkertijd ziet, van wat ze onzichtbaar beïnvloedt, van plaats, tijd, licht en schaduw.
Er is moed voor nodig om deze konsekwenties onder ogen te blijven zien en een grote verbeeldingskracht om de gevolgen duidelijk te maken. In zijn roman Bewijsmateriaal ('78) omschrijft K. Schippers de hoofdpersoon met ironie als ‘de vrije wichelroedeloper van de mogelijke verbeelding’. Het eigentijdse woord onderzoek voor kunstzinnige ontginningen op onbekend terrein is op K. Schippers ook al haast niet meer van toepassing. Het is een doordringen in het abstracte dat hij met grote helderheid weergeeft. De werkelijkheid gedraagt zich anders dan de taal, het materiaal waarvan K. Schippers zich bedient, en ook deze verschillen stipt hij nauwgezet aan.
Dat vloekt, dat groen naast geel,
kan een tekenleraar zeggen,
maar het vlakgom van de taal
zonder esthetische teleurstelling.
Op een tafel met drie boeken
het weer anders dan de taal:
je ziet boek, boek, boek,
luiden de eerste coupletten van zijn gedicht ‘Ongedateerde pentekening met elementen uit een reproductie van Man Ray’ (uit Sonatines door het open raam '72).
In hoeverre is beeld meteen verhaal en woord niet of minder?, vraagt K. Schippers zich af. En hij weet woorden zo te gebruiken dat ze als zelfstandige beeldende elementen worden ervaren zonder dat ze ondergeschikt zijn aan een vooropgezette beeldspraak. Soms door een bepaalde typografie, soms door het isoleren van een woord in de gearrangeerde (taal-) omgeving. Soms is de schilderkunst onderwerp van het gedicht, de kleur bijvoorbeeld. Soms wordt letterlijk gebruik gemaakt van beelden. Het gedicht ‘Introspectie’ (1969-1975) bestaat uit twee dingen, op de rug gefotografeerde enveloppen. Bij de bovenste staat Enveloppe, bij de onderste Enveloppe waarin foto van Enveloppe. Deze ongesloten enveloppe heeft een enkele millimeters wijder klepje dan de eerste. De werkelijkheid en de woorden worden door K. Schippers tegen elkaar uitgespeeld. Hij doet dat met souplesse alsof hij toevallig een toverknobbel heeft. Maar zijn toveren voert terug naar het fascinerende van een reële ontdekking, een glimpje van een gewaarwording bij de toeschouwer, lezer, over de mogelijkheden van de eigen ogen.
Het is haast overbodig om te zeggen dat K. Schippers van de schilderkunst houdt zoals ook uit boeken is gebleken als Een cheque voor de tandarts (samen met J. Bernlef '67), Holland Dada ('74) en uit zijn o.m. in het NRC gepubliceerde artikelen. Kunstkritieken in de traditionele zin van het woord heeft K. Schippers nooit geschreven. De emoties en gedachten die geleid hebben tot zijn volstrekt authentieke opvatting van de realiteit en die vorm krijgen in nauwgezette registraties van de positie der beschouwer ten aanzien van de dingen, bepalen mede het niveau van zijn beschouwingen over kunst. Bij het herverschijnen van The Next Call schreef hij over de drukker H.N. Werkman:
Hij verbond cijfers en letters zo geraffineerd dat je haast denkt dat ze iets met elkaar te maken hebben. Waarom bevinden ze zich anders samen op een blad? Op die schijn van betekenis worden ze dan ook vaak geïnterpreteerd. Misschien was dat voor H.N. Werkman een ironische verkwikking.
Over Brassaï, de Franse fotograaf, schreef hij (in het Hollands Diep dec. '76):
Bij drie meisjes aan een bar is het of Brassaï elke blikrichting, de lijn van de sigaretten, de stand van lege en gevulde glazen en zelfs een haarkrul op een voorhoofd heeft geregisseerd. Om door dat arrangement zo duidelijk mogelijk te tonen hoe mensen kijken, zitten, lopen, wachten, drinken, roken, staan.
En bij de zoveelste interpretatie van Marcel Duchamp's ‘De