Brieven & commentaren
Een voorbereiding
In haar artikel ‘De toverzang der drift’ (BZZLLETIN, VII, nr. 64, maart 1979, p. 17 e.v.) citeert Marita Mathijsen uit een brief van Gerrit van de Linde aan Van Lennep de volgende passage:
Zoo Henny nog zelf wil preeken (aanstaande zondag) wil ik er wel af, omdat mijn nieuwe preek ofschoon een meesterstuk van messiaansch proza, echter niet goed rijmt op de voorbereiding. Ik heb dezelve verleden Zondagavond met veel succes hier gedebiteerd, en kon U niet eer schrijven omdat ik Zaturdagnacht pas met mijn kanselwerk gereed was (...) Schrijf mij vooral of Henny er op rekent dat ik kom, dan zal ik zorgen met steek en preek op het bepaalde uur tegenwoordig te zijn. Wanneer het geen voorbereiding ware, zou ik er zeer veel lust in hebben, doch ik zal het evenwel zoo goed mogelijk trachten te plooijen in geval Bennebroeks herder op mij rekent.
Bij deze passage, die ze ‘luchthartig’ noemt, geeft Marita Mathijsen het volgende commentaar:
Men kan zich voorstellen dat Van de Linde niet aan voorbereiden toekwam, want zijn brief is verzonden van het buitenhuis van Professor Van der Boon Mesch en zijn vrouw Jeane, en inderdaad rijmt dat wat hem daar bezighield niet zo direkt met de voorbereiding op een preek (...)
Deze interpretatie van het woord ‘voorbereiding’ - t.w. het voorbereiden van resp. ‘op’ een preek - en de typering van dit fragment als ‘luchthartig’ lijken me onjuist. Ik denk dat Van de Linde met het woord ‘voorbereiding’ een soort preek aanduidt, en wel een preek die de gelovigen moest voorbereiden op het Heilig Avondmaal dat de zondag daarna gehouden zou worden. Ik kan dat hier niet nakijken, maar herinner me dat zo'n jaar of 20 geleden het woord in deze betekenis in gereformeerde kerken nog in gebruik was. Nemen we aan dat deze interpretatie juist is, dan wordt de passage veel duidelijker. Van de Linde vindt z'n preek wel goed (‘een meesterstuk’), hij wil hem op zichzelf graag houden (‘zeer veel lust’), maar helaas, in Bennebroek zal hij de bewuste zondag een voorbereidingspreek moeten houden en daar is zijn ‘meesterstuk’ niet zo geschikt voor. Maar als Henny erop rekent, dan komt hij toch en zal z'n preek zo goed mogelijk trachten ‘te plooien’, d.w.z. aan te passen aan de eisen die aan een ‘voorbereiding’ gesteld worden.
Erg veel luchthartigs kan ik in deze passage nu niet meer ontdekken.
H.J. Boukema
Universitas Indonesia
Jakarta
Mijn goedroomse achtergrond heeft ervoor gezorgd dat ik feilloos het verschil tussen een stille mis, een vroegmis en de hoogmis, een gezongen mis, een plechtige mis, een zeswekendienst, een jaardienst en de zielemis weet, maar op het gebied van de onderscheidingen tussen de diensten in de protestantse kerk ben ik een leek. Inderdaad maakt het voorstel van de heer Boukema om hier voorbereiding als een soort preek op te vatten, de passage helder, en ik dank hem en anderen die mij op deze betekenis wezen, hartelijk hiervoor.
Overigens blijf ik de passage wel luchthartig vinden, maar dan op basis van de woordspelletjes: ‘steek en preek’ als variant op steek en pruik; ‘messiaansch proza’ dat niet goed ‘rijmt’ (het grootste gedeelte van de brief waaruit het geciteerde komt, bestaat uit een gedicht in messiaanse poëzie, d.w.z. halfrijm als telgen/vergen; wieken/piepen), dus iets dat kolder is brengt Van de Linde in verband met een preek en noemt die dan een meesterstuk van ‘proza in een bepaalde dichtsoort’ geschreven. De overdrijvingen: ‘meesterstuk’, ‘veel succes’, horen bij de ironische wendingen van Van de Linde (ook eerder in de brief gebruikt hij spottende superlatieven over zijn eigen vermogens). Maar misschien moet men de sfeer van de hele brief kennen om het luchthartige ook van de geïsoleerde passage te kunnen onderschrijven. Ik citeer ter illustratie een gedeelte van wat vooraf ging aan de ‘voorbereidingspassage’ en wat volgde op het messiaans gedicht:
Ziedaar de uitstorting van mijn gevoel, in de taal der waarachtige dichtige dichtkunst, onbesmet met het gif dezer rijm-eeuw, uitgegoten; antwoord mij per omgaande of gij dezen brief hebt ontvangen of niet en zoo dit laatste het geval is, schrijf mij dan een paar dagen vroeger, opdat ik er U dadelijk een copie van kunne zenden (...)
Naar mijn idee toch wel een wat luchthartige voorbereiding op een verzoek om van een voorbereiding af te komen.
Marita Mathijsen