Bzzlletin. Jaargang 7
(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||
Ik schrijf niet voor een vormvaste eeuwigheid
| |||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||
dat is toch onvoldoende. Wil je werkelijk inzicht krijgen in hoe een andere kultuur, een andere samenleving in elkaar zit, welke problemen er spelen en op welke wijze de mensen daar hun leven inrichten, dan zul je er naar toe moeten. En een bezoek brengen - liefst niet een paar dagen maar een aantal weken, en als het kan in verschillende tijdsperioden - dat is voor de meeste auteurs niet mogelijk. Ze zouden het misschien wel willen, maar het probleem is dat ze het uit eigen zak moeten betalen. En aangezien de financiële situatie van de gemiddelde jeugdboekenschrijver in Nederland nou niet bepaald rooskleurig is, kan ik me voorstellen dat ze er voor terugschrikken om aan een dergelijk project zelfs maar te denken. Kijk, ik heb door mijn werk als eindredacteur van Kenmerk, de aktualiteitenrubriek van de IKON, vaak de gelegenheid gehad om Derde Wereld-landen te bezoeken: Suriname, Zuidelijk en Midden Afrika, Vietnam, en vaak meerdere keren. Ik was door mijn werk in staat - het was tenslotte mijn opdracht - om me in die verschillende kulturen te verdiepen, met mensen te praten, dagenlang met hen op te trekken en zo een goed inzicht te krijgen, tot in de kleinste details toe, van hun manier van leven, van hun wijze van denken. Op die manier heb ik de stof voor mijn boeken verzameld en dat is natuurlijk een uitzonderingssituatie die de meeste jeugdboekenauteurs niet hebben. Het feit dat er in Nederland zo weinig boeken worden geschreven over de Derde Wereld, betekent ook dat de meningsvorming over de relatie tussen kinderboeken die een andere kultuur als thema hebben, en de pedagogische praktijk van gezin en school zo onderontwikkeld is.Ga naar eind1 Wanneer men er van uitgaat dat vooral op jonge leeftijd basiswaarden en -normen over mens en maatschappij worden geïnternaliseerd, en de invloed van ouders, leerkrachten maar ook van media als televisie en het boek daarbij van essentieel belang is, dan wordt die lacune in de jeugdliteratuur extra voelbaar. Immers, door middel van vroegtijdige confrontatie met andersdenkenden, met andere ‘vreemde’ kuituren en afwijkende wijzen van samenleven kunnen stereotypen, vooroordelen en discriminerende clichés worden voorkomen. Overigens moet daarbij wel bedacht worden dat voor kinderen, maar ook voor volwassenen, de realiteit van de Derde Wereld niet tot de konkrete ervaringswerkelijkheid behoort. Datgene wat men er over weet, of liever: datgene wat uiteindelijk de basisopvattingen vormt, wordt overgedragen via gesprekken, televisie, tijdschriften en boeken. Het boek, waarin een andere kultuur en maatschappijvorm centraal staat, en dat tot doel heeft op een ontspannende manier daarover iets te leren, zou eigenlijk niet alleen individueel geconsumeerd moeten worden, maar juist aanleiding moeten zijn tot napraten, discussie en meningsvorming. Dat betekent wel dat in gezin en school de opvoedingspraktijk zo zou moeten worden ingericht, dat het lezen van een boek andere activiteiten oproept: gezamenlijk onderzoek, verslag en discussie. Op die manier kunnen opvattingen met elkaar in contact gebracht worden en is het mogelijk een stuk solidariteit te realiseren, die ervaarbaar gemaakt wordt. Henk Barnard: Enige tijd nadat mijn boek over Suriname uit was, werd ik uitgenodigd op een school om iets over Kon hesi baka (kom gauw terug) te vertellen. Het ging om een vijfde en zesde klas die een project hadden gemaakt over allerlei landen van de Derde Wereld. Ze hadden zich in groepjes verdeeld en elk groepje had een land geadopteerd. Ze waren op onderzoek uitgegaan, hadden informatie bij elkaar gezocht in boeken en tijdschriften, er met elkaar over gepraat, en het uiteindelijk resultaat werd in de vorm van verslagen aan elkaar meegedeeld. In het groepje dat Suriname als onderwerp had, heeft mijn boek een belangrijke funktie gehad, en dat was merkbaar. Op zo'n manier funktioneert een kinderboek optimaal, en ik moet zeggen dat ik het uitstekend vind als het op die manier gebeurt. Ik geloof dat kinderboeken nog teveel individueel worden gelezen. Niet dat dat niet mag, zoiets is natuurlijk ook uitstekend, maar wanneer het collectief wordt gelezen en bediscussieerd dan geloof ik dat het boek uiteindelijk meer meningsvormend zal werken. En dat vind ik toch het belangrijkste. Met zijn nieuwe, zojuist verschenen boek Laatste nacht in Jeque, dat de onafhankelijkheidsstrijd van de Mozambikanen tegen de Portugese onderdrukkers en uitbuiters tot onderwerp heeft, maakt hij opnieuw zijn betrokkenheid bij de Derde Wereld duidelijk. Explicieter dan in welk van zijn vorige boeken ook heeft hij als jeugdboekenschrijver verslag gedaan van zijn opvattingen, zijn keuze: kinderen informeren over de werkelijkheid die schijnbaar ver van ons bed ligt, maar die in wezen heel dichtbij is. En duidelijker wordt ook dat hij op een voortreffelijke manier in staat is om met literaire middelen een andere, ‘vreemde’ wereld op te roepen die aangrijpend, informatief en onontkoombaar is. Een werkelijkheid die de lezer met zijn neus op de konfliktgeladen werkelijkheid van deze tijd drukt en hem uitnodigt tot discussie, tot een weerwoord, tot een keuze. | |||||||||||||||||||
De zonnigste lach van heel AfrikaHenk Barnard, in 1922 in Rotterdam geboren, groeide op in een crisisgezin van voor de oorlog, en de dagelijkse werkelijkheid van toen heeft een grote invloed op hem gehad. Henk | |||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||
Barnard: De situatie waarin ik toen leefde is duidelijk bepalend geweest, al kan ik op dit moment niet zeggen wat die invloed precies geweest is. Maar als je op jonge leeftijd meemaakt dat je vader van de ene dag op de andere wordt ontslagen, dan word je wel op een harde manier geconfronteerd met zoiets als werkeloosheid, afhankelijkheid en willekeur. En dan ga je je afvragen: kan dat zo maar? Je wist dat elk dubbeltje omgedraaid werd voordat het kon worden uitgegeven en dat is ook de reden geweest waarom ik na de middelbare school ben gaan werken; in de boekhandel, in de haven. Schrijven heb ik eigenlijk altijd gewild, maar daar was nauwelijks droog brood mee te verdienen. Een school voor journalistiek bestond er toen nog niet. Ik begon kinderverhalen te schrijven en stuurde er één naar Het Vrije Volk. Ze plaatsten het op de kinderpagina en vroegen om meer. Slacht me niet zei de kip en Torentje, torentje val niet om zijn op die manier ontstaan. De verhalen uit die bundels zijn te karakteriseren als fantasieverhalen, die hun aanleiding vinden in een stuk realiteit. Het zijn geen sprookjesachtige verhalen zoals Paul Biegel ze schrijft, maar veeleer vertellingen waarin de werkelijkheid steeds een fantastische wending neemt en mogelijke en onmogelijke voorvallen met elkaar gecombineerd worden. Een verhaal bijvoorbeeld over een jongen die het strand mee naar huis neemt - na eerst wel aan de zee gevraagd te hebben of het goed is - en er zijn zolder mee inricht; of een vertelling over De langste straat, dat gaat over de stratenmaker Heintje Zand die door de burgemeester te oud geacht wordt om nog straten te maken en daarom besluit de langste straat van de wereld te maken; over een kip die zich niet zomaar laat slachten en dat zegt ook, en over een stelletje reuzen met hagelslagneuzen die bij nader onderzoek helemaal niet zo gevaarlijk zijn als iedereen wel denkt. Uit die tijd stamt ook het boek Bongo, de negerjongen met de zonnigste lach van heel Afrika, dat eerst als hoorspel voor de AVRO werd geschreven. Het is een pretentieloos verhaal over een negerjongen uit centraal Afrika die vanuit zijn dorp terechtkomt op een schip en daar als koksmaatje van alles meemaakt. Een boekje vol fantastische avonturen die weinig gemeen hebben met de werkelijkheid van Raul, de hoofdpersoon uit Laatste nacht in Jeque. Henk Barnard: Er is inderdaad een groot verschil tussen deze twee boeken die allebei een jongen uit Afrika als hoofdpersoon hebben, maar je moet je ook wel realiseren dat die verhalen resultaat zijn van verschillende perioden. Toen ik Bongo schreef wist ik niet wat ik nu weet, en had ik ook de ervaring niet. Het is gewoon een gezellig, vrolijk verhaal zonder maatschappelijke of politieke inslag en ik had me er ook totaal niet voor gedocumenteerd. Dat Bongo een jongetje was dat uit centraal Afrika kwam, was volkomen arbitrair, ik had er geen enkele bedoeling mee. Het was de tijd dat Annie M.G. Schmidt haar boeken publiceerde en samen met Han G. Hoekstra en anderen het traditionele jeugdboek doorbrak. Mijn eerste boeken sloten daarbij aan: minder van ‘er was eens...’ en meer alledaagsheid maar toch met fantastische elementen erin. De bundel Okketok is later geschreven en daarin vind je toch meer aktualiteit, meer verwijzingen naar de werkelijkheid, alhoewel die nog erg verborgen zitten en meer een soort tweede lijn voor ouders vormen dan dat ze herkenbaar voor kinderen zijn. Het verhaal bijvoorbeeld over het Schoenpoetsertje, die het niet pikt als er een meneer komt die zegt dat hij voor hem moet gaan werken. Guiseppe komt op voor zijn eigen belang en met een slimme streek weet hij zijn onafhankelijkheid te bewaren. Henk Barnard benadrukt dat de verhalen uit deze begintijd voor hemzelf gedateerd zijn; op dit moment zou hij ze niet meer schrijven. Ze zijn belangrijk geweest voor de ontwikkeling van zijn schrijverschap, maar de jongen met de zonnigste lach van heel Afrika is nu veranderd in een jonge zwarte vrijheidsstrijder, die zich bewust is van zijn bijdrage aan de revolutie van de onderdrukte volkeren tegen blanke en zwarte uitbuiting en onderdrukking. Een aantal van de verhalen die later in de genoemde boeken zijn gebundeld zijn eerst als hoorspel voor de AVRO-radio geschreven. Ook zijn later verschenen boek De Marokkaan en de kat van tante Da is oorspronkelijk als hoorspel geschreven, en vooral aan de dialogen in dat boek is dat te merken: vlot, erg levendig en in gewone spreektaal. Henk Barnard: In die tijd was het hoorspel nog erg populair en was deze vorm van gedramatiseerd werk voor kinderen nog niet zo door de televisie verdrongen. Alhoewel ik geloof dat het op dit moment weer aan het terugkomen is, waaraan je ook kunt merken dat de radio, naast de televisie, zijn eigen weg gaat. Het hoorspel blijft voor kinderen, maar ook voor volwassenen, een prima manier om het voorstellingsvermogen te activeren: ze moeten er zelf de beelden bij maken en dat kan de fantasie en de inleving stimuleren. | |||||||||||||||||||
TelevisieJaren geleden ging Henk Barnard als aankomend floormanager werken bij de NTS (Nederlandse Televisie Stichting, de voorloper van de NOS); daarna werd hij floormanager, werkte er als cameraman en toen na een aantal jaren de zendtijd van de omroepen werd uitgebreid stap- | |||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||
te hij over naar de VARA. Als regisseur werkte hij mee aan verschillende programma's. Zo maakte hij een tweede serie van het toen erg populaire kinderprogramma Pipo de Clown, en regisseerde twintig afleveringen van Ja zuster nee zuster met teksten van Annie M.G. Schmidt en muziek van Harry Bannink. Dat laatste programma kreeg een grote kijkdichtheid, werd zowel door kinderen als volwassenen hoog gewaardeerd en kan beschouwd worden als de voorloper van wat later de Stratemaker op zee show zou worden. Daarnaast maakte hij allerlei andere programma's, zoals de amusementsserie Klatergoud, literaire uitzendingen onder de titel Spreken met schrijvers en het medische programma In vertrouwde handen. Ook heeft hij nog, samen met Miep Diekmann, een serie voorbereid over het kinderboek, maar die is - helaas - stopgezet. Henk Barnard: Mijn werk voor de televisie is belangrijk geweest, en is dat nog, voor een bepaalde, meer visuele manier van schrijven. Ik ben trouwens toch meer een beeldmens dan een lettermens, het visuele aspect is voor mij heel belangrijk. De televisie leert je hoe je snel, vooral met beelden, essentiële zaken kunt overdragen. Je leert er ook weg te laten wat minder relevant is, de spanning erin te houden en steeds in de gaten te houden wat je eigenlijk met je middel wil bereiken. Je moet er van uitgaan dat kinderen, veel meer dan vroeger, beeldgevoelig zijn, eerder een visuele begaafdheid leren ontwikkelen dan een literaire. Vooral kinderen uit arbeidersgezinnen, waar het boek een minder belangrijk medium is, bezitten vaak een verrassende beeldgevoeligheid waar je op zou moeten inspelen. Ook bij het schrijven van een boek. Het is niet verwonderlijk dat juist zij snel naar stripboeken grijpen. Ik heb ook de indruk dat je met stripboeken meer zou kunnen doen dan er nu gebeurt. Over het algemeen zijn de strips erg bevestigend en aanpassend waar het zaken als maatschappijbeeld en rolpatronen betreft, maar het moet mogelijk zijn dat middel progressief te gebruiken. Het is jammer dat daar in Nederland weinig aandacht aan wordt besteed, want deze vorm van massaliteratuur voor kinderen heeft een niet te onderschatten invloed.Ga naar eind2 Toen ik later bij de IKON werkte ben ik nog een tijdje bezig geweest om een programma voor te bereiden, weliswaar voor volwassenen, over de Donald-Duck strips, naar aanleiding van het boek van Ariel Dorfman en Armand Mattelart: Hoe lees ik Donald Duck.Ga naar eind3 Mijn opzet was om te laten zien welke economische en ideologische machten er zich achter het Disney-concern bevinden. Dorfman en Mattelart hebben in hun boek geanalyseerd op welke wijze de strips in Latijns Amerika funktioneren, vooral in Chili, maar datzelfde geldt natuurlijk ook voor de strips die hier verschijnen en die immers voor het grootste gedeelte uit rechtstreekse vertalingen bestaan. Ik wilde met de huidige makers praten, en zeker ook met de geestelijke vader van Donald Duck die zijn schepping indertijd aan Disney heeft verkocht, maar het is allemaal niet doorgegaan omdat men liever had dat het een programma voor kinderen zou worden. Dat zag ik niet zitten; ik wilde vooral analyserend te werk gaan, en dat schiet over de hoofden van de kinderen heen; dan moet je het anders aanpakken. Henk Barnard stapte van de VARA over naar de IKON, omdat hij vond dat hij bij de VARA meer en meer in de hoek van de serie-produktie terechtkwam. Daar kwam nog bij dat deze omroep meer en meer de kijkcijfers belangrijk ging vinden. Ze gingen steeds meer water in de wijn doen en toen hij gevraagd werd om eindredakteur bij de aktualiteitenrubriek Kenmerk te worden, was de keuze niet zo moeilijk. Met name deze Kenmerk-periode is voor de ontwikkeling van de maatschappelijke opvattingen van Henk Barnard van wezenlijk belang geweest. Een ontwikkeling die te volgen is in zijn boek De Marokkaan en de kat van tante Da. Henk Barnard: Het begon al bij de VARA toen er naar aanleiding van maatschappelijke bewegingen als bijvoorbeeld Provo discussies ontstonden over de relatie tussen film en samenleving en je rol als regisseur daarbij. Ik stelde, samen met anderen, mijn eigen positie en funktioneren als programmamaker ter discussie en begon te twijfelen aan de zogenaamde objectiviteit van het medium en zijn makers. Ik begon vraagtekens te zetten bij het feit dat je zelf geen mening kon en mocht hebben in de programma's die je maakte: objectiviteit in de zin van dat je de keuze aan anderen, de kijker of de lezer, overlaat. In dat soort objectiviteit geloof ik niet en wil ik ook niet geloven. Ik vind dat je moet schrijven en filmen vanuit je eigen maatschappelijk bezig zijn, vanuit je engagement en de keuzes die je daarbij maakt. Vijf jaar lang ben ik eindredakteur van Kenmerk geweest en heb samen met de hele ploeg het idee gehad dat we met de essenties van het maatschappelijk gebeuren bezig waren. Voor ons allemaal stond de uitdaging voorop de maatschappelijke en politieke sjablonering te doorbreken, met strukturele dingen bezig te zijn waarvoor de mensen verantwoordelijkheid hebben. We hebben nooit het gevoel gehad dat we dingen deden waar we niet achter stonden en dat mag een unieke situatie binnen de journalistiek genoemd worden. Door dat werk heb ik de kans gehad veel reizen te maken, geconfronteerd te worden met de problemen van de Derde Wereld en me er ter plaatse in te verdiepen. En dat is best een bevoorrechte positie, want niet | |||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||
iedereen kan dat. Het was in ieder geval iets anders dan met Neckerman naar India te reizen om er op olifanten te jagen. Het ziet er naar uit dat op dit moment, nu André Tuynman zijn funktie als eindredakteur van Kenmerk heeft neergelegd, de vroegere formule van het beste aktualiteitenprogramma dat we hadden niet meer zal terugkeren. Nu de IKON en de KRO elk uitzendingen van Kenmerk voor hun rekening gaan nemen - in de verhouding drie staat tot twee - zou dit wel eens een begin kunnen zijn van het einde. Henk Barnard is er in ieder geval bang voor. Zijn betrokkenheid bij het probleem van de gastarbeid leidde in het begin van de zeventiger jaren tot het kinderboek De Marokkaan en de kat van tante Da, waarin een groepje ondernemende kinderen op een onnadrukkelijke manier te maken krijgt met de werk- en huisvestingsproblemen van de illegale gastarbeider Ali. Vlak daarop verscheen een soort vervolg: De krakers en het huis van tanta Da waarin dezelfde Amsterdamse kinderen zich inzetten om de dreigende sloop van het huis van tante Da te voorkomen. Van het boek Kon hesi baka (kom gauw terug) maakte hij voor de IKON acht afleveringen voor kinderen die in 1977 en 1978 werden uitgezonden. Het boek vertelt, tegen de achtergrond van het koloniale verleden van een van ‘onze’ overzeese gebiedsdelen, het verhaal van twee Surinaamse kinderen, Herwien en Georgien, die hun ouders gevolgd zijn naar Nederland: het beloofde land. Maar eenmaal hier blijkt de teleurstelling en met zeer grote moeite proberen zij zich aan te passen aan het voor hen vreemde westerse kultuurpatroon dat geen weg weet met andersdenkenden. Het ideaalbeeld gaat scheuren vertonen en aan het eind van het boek besluiten ze om straks terug te keren. Terug naar Suriname om mee te werken aan de verdere uitbouw van een echte onafhankelijkheid van hun vaderland. Het eerste deel van het boek speelt zich af in Suriname waar Georgien en haar broertje Herwien achtergebleven zijn, terwijl vader en moeder, die uit elkaar zijn, beiden naar Nederland zijn gegaan. In het tweede deel vertrekken de beide kinderen naar Nederland en komen in aanraking met het Nederlandse onderwijs, discriminatie, huisvesting, aanpassing. Herwien bijvoorbeeld kan niet zo goed mee op school, spijbelt en wordt door de onderwijzeres voor ‘dom’ versleten. Aanleiding voor Barnard om op een heel prima manier het verschil tussen schoolonderwijs en leren op grond vari eigen ervaringen in Suriname uit de doeken te doen. Georgien ontdekt bij toeval haar vader in de Bijlmer, die met een andere vrouw leeft, en leert, bepaald niet zonder moeilijkheden, langzaam leven met het feit dat haar ouders voorgoed uit elkaar zijn. Kon hesi baka (kom gauw terug) zit knap in elkaar: avontuur, onderzoekingsdrang, informatie en spanning in elkaar snel opeenvolgende scènes zijn geconcentreerd rond een duidelijke probleemstelling, die consistent wordt uitgebouwd en waarbij de ontwikkeling van de handelingsstruktuur gelijke tred houdt met het maatschappelijk inzicht van de kinderen. Barnard verstaat de moeilijke kunst om niet te blijven steken in oppervlakkige beschrijvingen van allerlei relationele problemen die momenteel aan kinderboeken vaak zo'n kwasi-progressief tintje geven (echtscheiding, gehandicapten enzovoorts, hoewel er over deze problemen ook best goede boeken zijn), maar hij weet meer algemene, strukturele zaken op een logische en aanvaardbare manier te verbinden met relaties tussen mensen en de konflikten die zich daarbij voordoen. Op deze manier geeft hij kinderen werkelijk inzicht in hun eigen omgeving en daarnaast blijft hij steeds oog houden voor meer ‘technische’ zaken als identificatie, spanningsopbouw en dialoogstijl. Elk hoofdstuk wordt voorafgegaan door een korte zakelijke beschrijving van een stuk geschiedenis van Suriname. Vanaf 1594, het moment waarop de eerste Europeanen het land binnendrongen, tot en met de onafhankelijkheid van kort geleden vertelt Barnard in sobere bewoordingen van onderdrukking en uitbuiting, van slavernij en kolonialisme en neemt daarbij duidelijk stelling: tegen de eeuwenlange, vooral economische overheersing en voor de opbouw van een onafhankelijk Suriname. Deze korte fragmenten staan geheel los van het verhaal over Herwien en Georgien en hoewel deze geschiedsbeschrijving helder is neergeslagen is het toch niet denkbeeldig dat kinderen die snel overslaan. Dat zou dan erg jammer zijn: stond het zo maar in de geschiedenisboekjes van de basisschool. In ieder geval heeft Barnard daarmee het verhaal in een historisch perspectief geplaatst waardoor het boek bij uitstek geschikt is om op school, daar waar Nederlandse en Surinaamse kinderen elkaar veelvuldig treffen, niet alleen als voorleesboek, maar ook als studie- en leer-leesboek bij bijvoorbeeld gesprekken of een projectje over Suriname te gebruiken. Henk Barnard: Ik heb veel met Surinamers gepraat en het boek blijkt erg aan te slaan, ze herkennen er | |||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||
hun eigen situatie in. Het grootste compliment kreeg ik toen ik hoorde dat iemand had gevraagd of ik een Surinamer was. Blijkbaar is de beschrijving van de kulturele en politieke verschillen tussen het Surinaamse en Nederlandse leven en de problemen die zich daarbij voor hen die zijn overgekomen voordoen, erg herkenbaar en daar ben ik ontzettend blij mee. Dat betekent dat het boek een funktie kan hebben bij het oplossen van problemen, bij de meningsvorming, zowel van Surinamers als van Nederlanders. En dat is wat ik ook gewild heb. De eerste vier delen van de film die erover gemaakt is, zijn in Suriname opgenomen, de laatste vier in Nederland. Bij de verfilming in Suriname heb ik gemerkt dat tijdens het akteren de echte opwinding over de nu bereikte formele onafhankelijkheid bij de Surinamers doorbreekt. Surinamers zijn, vanuit hun kulturele achtergrond eigenlijk uitstekende akteurs: ze hebben niet zoveel aangeleerd ‘akteereelt’ op hun ziel maar ze uiten zich spontaner en eerlijker. Eigenlijk is Kon hesi baka (kom gauw terug) een triest boek, en het wordt alleen maar triester als je de historie erbij betrekt. Ik vond een zakelijke, soms anecdotische beschrijving van honderden jaren terrorisering en slavernij noodzakelijk in het boek. Wat weten wij tenslotte van de geschiedenis van dat land? Wat weten wij van hun kulturele erfenis, hun vrijheidsstrijders, hun gevecht om vrijheid en onafhankelijkheid? In de geschiedenisboekjes hier in Nederland staat nog steeds een hoop onwaarheid over Suriname, onwaarheid in de zin dat er veel verzwegen is. Ik vind dat kinderen moeten weten wat er zich heeft afgespeeld, want als je meer weet ga je betere vragen stellen. Daarom is in het boek de ellende van honderdduizenden afgezet tegen de lotgevallen van twee kinderen. En dat zoiets nodig is blijkt niet alleen hier, maar ook daar. Zo waren we in Suriname om opnamen te maken in een klas waar een leesles gegeven werd. En wat dacht je dat er gelezen werd? Het verhaal van Michiel de Ruyter, een van onze nationale, dubieuze helden. En dat is dan wel onze erfenis: het slaat op ons terug. Opvallend is dat Barnard op een heel goede manier relationele problemen tussen mensen weet te verbinden met meer algemeen strukturele zaken, iets dat in een kinderboek erg moeilijk is en een stuk ambachtelijkheid, vakmanschap vereist. Een voorbeeld daarvan is de wijze waarop hij vertelt hoe de vader van Herwien en Georgien in Nederland met een andere vrouw leeft en dit niet-getrouwd-zijn laat zien tegen de achtergrond van de geschiedenis van de | |||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||
slavernij in Suriname. Immers, slaven trouwden niet, dat was zo en is bij hun nakomelingen nog steeds vaak regel. Henk Barnard: Voor Surinaamse kinderen, vooral zij die niet uit de beter gesitueerde, westers georiënteerde milieus komen, is dat normaal. Voor Nederlandse kinderen is dat niet gewoon: hier heb je een vader nodig, hier is een vader een statussymbool, iemand die geld verdient en waaraan je je status als kind kunt ontlenen. Zoiets moet je niet opzettelijk in je boek vermelden, maar meer terloops en zó, dat het wordt ‘meegenomen’. Als een Nederlands kind dat een Surinaams vriendje of vriendinnetje heeft gaat begrijpen waarom er geen vader in dat gezin is, dan is er al veel veranderd. Ik hoop dat zoiets naar aanleiding van het boek gebeurt. De filmserie over dit boek zal volgend jaar in verkorte versie - vier delen - opnieuw worden uitgezonden door het IKON. Op dit moment is de serie verkrijgbaar via de Rijksvoorlichtingsdienst die er de niet-tv-rechten van heeft. | |||||||||||||||||||
Pedagogisch zonder belerend te zijnHenk Barnard: Ik vind dat kinderen al vroeg moeten leren vragen te stellen, op zoek moeten leren gaan om informatie te zoeken zodat ze weerbaar worden en aan onze wereld van de volwassenen gaan twijfelen. Dat ligt aan mijn laatste boeken ten grondslag: een handreiking om zelfstandiger te leren denken en handelen. Och, ik heb niks tegen mensen die over kaboutertjes en elfjes schrijven, maar ik heb er geen belangstelling voor. Ik ben langzamerhand weggegroeid van die vrijblijvende, esthetische kant. Ik kan er best af en toe vreugde aan beleven, maar alleen mooi, lief, aardig, nee, dat trekt me niet. Ik schrijf en film niet voor een vormvaste eeuwigheid, daar heb ik geen boodschap aan. Mijn boeken en films moeten nu funktioneren, nu, in deze tijd en daarna mag het wat mij betreft de schroothoop op. Als dat betekent dat de dingen die ik beschrijf dan verleden tijd zijn dan is er niets wat ik liever heb. Ik wil me meer inzetten voor een nieuwe aarde, en, wie weet, misschien ook wel voor een nieuwe hemel, maar daar moeten we dan wel wat voor doen. In zijn boeken, vooral de laatste, geeft Henk Barnard verslag van deze links-christelijke maatschappijopvatting. In zijn visie moet het kinderboek dat hij schrijft ook iets hebben om van te leren, wat iets anders is dan be-leren. Kinderen op een spoor zetten, ze zelf ontdekkingen laten doen, ze zelf dingen uit laten zoeken. Naast de vele meer vrijblijvende kinderboeken vindt hij dat zijn boeken op die manier een funktie kunnen hebben. Met De Marokkaan en de kat van tante Da is zijn maatschappelijke keuze al duidelijk gericht: aandacht voor de positie van de (illegale) gastarbeiders die hier naar toe gehaald zijn om de rottige klusjes op te knappen. Toch blijft De Marokkaan in de uitwerking van die visie nog erg anecdotisch, en is er geen sprake van een systeemgerichtheid. Harry Overmeyer zegt het in zijn artikel: Voor mij is iedereen mens, waarin hij drie boeken over gastarbeid voor kinderen analyseertGa naar eind4. als volgt: Informatie over de feitelijke economische, sociale en politieke situatie in Turkije en Marokko is (...) noodzakelijk om te begrijpen waarom gastarbeiders hier komen. Omdat de schrijvers dat niet doen, kan het er alleen maar om gaan een abstract begrip te kweken voor het feit dat gastarbeiders hier nu eenmaal zijn, en zullen blijven. In alle drie de boeken komt dat naar voren, hetzij doordat expliciet gesteld wordt dat de gastarbeider hier blijft, hetzij impliciet, doordat een verwijzing naar zijn verdere toekomst ontbreekt. Het vervolg van de verhalen gaat voornamelijk over het verloop van zijn kulturele aanpassing, de aanpassing aan een andere taal, ander kleding en andere eetgewoonten. (...) Het meest opvallende is echter dat de gastarbeider totaal niet bekeken wordt m.b.t. het aspekt dat het meest kenmerkend voor hem is: zijn arbeid. Van geen der gastarbeiders weten we wat voor arbeid ze in hun vaderland verrichtten. (...) De arbeid die Ali tenslotte kan gaan verrichten, is geen smerig werk als anonieme arbeider in een grote produktiehal, maar werk als expeditieknecht in een tweemansbedrijfje, direkt onder een baas die persoonlijk koffie met hem drinkt (...) De boeken gaan niet over gastarbeiders, ze gaan over ons. Het gaat er niet om de problemen van de gastarbeider, de oorzaken daarvan en de mogelijke oplossingen ervoor te laten zien, of om inzicht te geven in ons economisch stelsel, maar om ons de spiegel voor te houden van een moraal die zegt: ‘draagt elkanders lasten!’Ga naar eind4. Blijft De Marokkaan nog erg anecdotisch, in het vervolgboek daarop: De krakers en het huis van tante Da verandert het perspectief enigszins in die zin dat hierin de strukturele achtergrond van woningnood, sloop en kraakakties meer duidelijkheid krijgt. Barnard weet in dit boek, onder andere door de verschillende gemotiveerdheid van drie soorten huizenkrakers, al meer aan te geven van de relatie tussen wonen als fundamenteel recht en het op winst gerichte maatschappelijke systeem dat van huizen handelsobjecten heeft gemaakt. Het is ook minder onwaarschijnlijk als De Marokkaan waar het de suksessen van de kinderen betreft en ondanks het feit dat het aan het einde allemaal goed afloopt is het realistischer, meer | |||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||
herkenbaar. In Kon hesi baka (kom gauw terug) lukt het Barnard voor de eerste keer om de relatie tussen konkrete gebeurtenissen en strukturele, maatschappelijke en politieke achtergronden op een evenwichtige manier weer te geven, al heeft hij daarvoor in dit boek wel de hulp nodig van de zakelijke, historische fragmenten die aan elk hoofdstuk voorafgaan. Maar ook in het verhaal zelf komt dat verband, duidelijker en literair aanvaardbaar naar voren. Henk Barnard: Ik geloof wel dat die ontwikkeling juist geschetst is. Je moet het geloof ik zo zien: toen ik De Marokkaan schreef was ik nog niet zover dat ik de meer strukturele oorzaken in een boek kon vertalen. Een lekker lopend verhaal schrijven is al moeilijk genoeg, maar om er dan ook nog meer politieke zaken in te verwerken op een manier dat het niet belerend en saai is, dat is razend ingewikkeld. Daarin ben ik de laatste jaren gegroeid. Het schrijverschap als ambachtelijk vak heb ik beter onder de knie gekregen en dat is er geloof ik de oorzaak van dat het me in Kon hesi baka (kom gauw terug) en ook in Laatste nacht in Jeque beter gelukt is. Ik vind die ontwikkeling belangrijk, ik wil dat ook, want ik ben ervan overtuigd dat je op zo'n manier voor kinderen kunt schrijven dat ze er iets van meepikken zonder dat ze het boek als saai of belerend naast zich neerleggen. Die ontwikkeling maakt voor mij ook het vreugdevolle van het schrijven uit: het gevoel dat je verder komt, dat het beter kan, dat je groeit in datgene wat je wil zeggen. | |||||||||||||||||||
Laatste nacht in JequeOnlangs is een nieuw boek van Henk Barnard verschenen: Laatste nacht in Jeque, over de onafhankelijkheidsstrijd van de Mozambikanen tegen de Portugezen. Hoofdpersoon is Raul, 11 jaar, die in een afgelegen dorpje bij het stadje Chicoa woont, vlakbij de rivier de Zambezie in Mozambique. Het is de streek aan de Rhodesisch-Zambiaanse kant, waar het bevrijdingsfront van de Mozambikanen, het Frelimo, de rivier oversteekt. In het begin van het boek krijgt Raul van een aantal soldaten de opdracht om de dorpsoudste te waarschuwen: ze zitten verlegen om eten en drinken. Raul, die niet meer naar school gaat omdat de Portugese pater van het missieschooltje vertrokken is in verband met de naderbij komende vrijheidsstrijd, wordt al snel betrok- | |||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||
ken bij de aktiviteiten van het Frelimo en wordt geconfronteerd met harde zoekakties van de Portugezen op zoek naar wat zij noemen: ‘turras’, terroristen. Vlak bij het dorp bouwen de dorpelingen en de soldaten een kamp, slaan voedsel in de bossen op en leven met angst voor Portugese vergeldingsakties als een legerauto op een mijn is gelopen. Raul wordt er, met twee van zijn vriendjes, op uit gestuurd om een verkenningstocht te maken naar de nabijgelegen Portugese legerplaats, ontdekken een verlaten en naar later blijkt uitgemoord dorp en worden bijna door de Portugezen achterhaald. Raul raakt gewond en wordt teruggedragen naar het kamp, van waaruit hij vervoerd wordt naar het kamp waar overigens ook gewonde Portugezen worden verzorgd. Hij wordt leerling van de Frelimo-basisschool in Jeque en vertrekt na zijn daar genoten opleiding naar de kaderschool in Ribaue waar hij verder zal leren voor onderwijzer. Net zoals in Kon hesi baka (kom gauw terug) gaat aan elk hoofdstuk in Laatste nacht in Jeque een op zichzelf staand verhaal vooraf. Nu echter geen zakelijke informatie over de historie van het land, maar het verhaal van de hoofdpersoon Raul, die zijn laatste nacht in Jeque doorbrengt om morgen naar Ribau te vertrekken. Vanuit de beleving van Raul geschreven krijgt de lezer informatie over de eerste jaren na de bevrijding, waarin met man, vrouw en macht gewerkt wordt aan de wederopbouw van een samenleving die er anders uit zal gaan zien dan onder de Portugese overheersing. Raul herinnert zich in deze fragmenten de strijd waarbij hij zo nauw betrokken was, de dood van zijn vader, zijn angsten voor Portugese vergeldingsakties, de solidariteit tussen de dorpsbewoners en de soldaten van het Frelimo, de pogingen om onder vreselijk moeilijke omstandigheden een nieuwe maatschappij op te bouwen, en de uiteindelijke bevrijding. Maar er moet nog veel gebeuren: Camarada Alfonso begint met een toespraak. Altijd een beetje gewichtig. Hij zegt: ‘Vandaag gaat Raul ons verlaten.
Hij gaat naar de Frelimokaderschool in Rabaue.
We zullen hem missen.
Hij heeft geholpen onze school op te bouwen.
Daarvoor zijn wij hem dankbaar.
Hij kwam hier, gewond in de strijd
tegen het kolonialisme.
In ons land is het kolonialisme verslagen.
Maar nog lang niet overal in Afrika.
Nog niet in ons buurland Zimbabwe.
Daar voeren onze kameraden van ZANU hun bevrijdingsstrijd.
Zoals het Frelimo bij ons in Mozambique.
Het is dezelfde strijd.
De strijd tegen mensen die zich niet schamen om
weerloze vluchtelingen in ons
land aan te vallen.
Vrouwen en kinderen in vluchtelingenkampen.
Daarom zullen wij ‘continuadores’
de strijd van onze ouders voortzetten,
tot heel Afrika onafhankelijk is.
Laatste nacht in Jeque is een aangrijpend boek, dat niemand onberoerd kan laten. Ondanks de tamelijk sobere manier van schrijven is het verhaal dermate overtuigend dat het de lezer onverbiddelijk plaatst in het midden van een strijd waarbij hij hoe dan ook tot een keuze gedwongen zal worden. Henk Barnard is er in geslaagd om door het verslag van de onafhankelijkheidsstrijd heen te laten zien op welke sterk gemotiveerde wijze de zwarte mensen uit Mozambique hun land opnieuw opbouwen, het onderwijs, de landbouw, de verhouding manvrouw en andere belangrijke zaken aanpakken en zich inzetten voor verandering en vooruitgang. Zo wordt Raul, door de komst van Joao, die een paar jaar voor onderwijzer heeft geleerd, ingeschakeld bij het onderwijs voor kinderen en volwassenen en hoewel hij daar in het begin moeite mee heeft (- een jongen les geven aan de ouderen uit het dorp? -) vat hij zijn taak ernstig op omdat hij weet dat onwetendheid een van de belangrijkste geestelijke onderdrukkingsmiddelen is die de Portugezen altijd hebben gehanteerd. Hij helpt mee die produkten te verbouwen die ten goede komen aan de bevolking zelf en die niet, zoals vroeger, opgekocht werden door de Portugezen die ze uitvoerden en er flinke winsten op maakten. En ook de verhouding tussen jongens en meisjes, tussen mannen en vrouwen verandert: Camarado Joao stelde de mannen voor dat de vrouwen met alles zouden helpen. Niet alleen werken op de machambas en koken, maar ook al het andere werk. Hoofdschuddend keken ze elkaar aan. Zoiets hadden ze nog nooit gehoord. Hun vaders hadden vrouwen gehad om voor hen te werken en ook hun grootvaders en overgrootvaders. En wie zo rijk was dat hij meerdere malen een lobolo, een bruidschat aan de ouders van een vrouw kon betalen, nam meer dan één vrouw. Een vrouw werkte op de akker voor je. Zij was een bron van inkomsten. Zij kookte voor je. Met vrouwen kon je plezier maken, maar het bleven vrouwen. Vrouwen waren van de man en net als andere dingen kon je vrouwen erven. Joao liet de mannen uitpraten, toen zei hij: ‘Jullie lijken wel kolonisten’. Henk Barnard: In 1976 ben ik een aantal malen naar Mozambique gegaan omdat ik drie films gemaakt heb over ontwikkelingssamenwerking. Ik werd daarin op een vreselijke manier gestoord omdat de Rhodesiërs het nodig achtten een vluchtelingenkamp uit te moor- | |||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||
den. Wij waren de enige westerse ploeg die er gefilmd heeft, en daarvoor was ik op een onbeschrijflijke manier gemotiveerd. Dan zie je pas hoe hard die verandering in Afrika nodig is, hoe noodzakelijk die strijd is. Ik heb de gelegenheid gehad om met het Frelimo op te trekken, in hun hutten te slapen in de bossen, en veel met hen en de gewone dorpelingen te praten. Dan merk je wat voor een geweldige gemeenschap de Afrikaanse samenleving is. Veel van wat ik in Laatste nacht in Jeque heb beschreven heb ik zelf meegemaakt, al is het geen exact historisch verhaal. Maar alle elementen van de strijd en de wederopbouw zitten er in en in die zin is het exemplarisch voor wat daar gebeurd is en nog gebeurt. De Mozambikanen hebben vijftien jaar lang gepraat, pogingen gedaan om op die manier iets aan hun situatie te veranderen. Toen dat niet gelukt was stond hen nog maar één weg open, die van de gewapende strijd. Ik weet het wel, wij in Nederland zetten daar graag vraagtekens bij. Wij verafschuwen geweld, behalve als het gaat om onze eigen bevrijding, dan is het opeens goed. Ik geloof dat er geen andere weg is, ze kunnen niet anders. Als je daar niet vecht betekent dat zelfmoord. En er moet nog zoveel gebueren, in Rhodesië, in Zuidelijk Afrika, in Zaire. In dat laatste land ben ik ook een keer geweest en heb er met eigen ogen kunnen zien hoe vreselijk de armoede is in dit rijkste land van Afrika. De blanke overheersers zijn daar ingewisseld voor de zwarten van Moboetoe die heulen met het westerse systeem en de uitbuiting continueren. Het is noodzakelijk, hoe je het ook wendt of keert, dat daarvoor gevochten wordt. Als je dat afwijst dan bedrijf je een vorm van hypocrisie. Ik geloof dat ook kinderen hiervan mogen weten, ze worden er trouwens door de televisie en de kranten bijna dagelijks met hun neus opgedrukt. Zoiets moet je niet wegstoppen. Beter lijkt het me om te vertellen hoe het werkelijk in elkaar zit. Ul. uit. Laarsk nacht in igne/Remsje Venema.
Laatste nacht in Jeque, gaat over een oorlog, maar het is geen oorlogsboek. Henk Barnard heeft er zorgvuldig voor gewaakt de gewelddadige conflicten, waar hij niet omheen kon en dat ook niet wilde, op te poetsen tot oorlogsheroiek, wapengekletter en de daarbij behorende goeden en slechten. De strijd in dit boek is eerlijk, gemotiveerd en verschrikkelijk en komt voort uit de georganiseerde bezetting en onderdrukking van de Portugezen. Het is niet direct een strijd tussen goeden en slechten - hoewel er die natuurlijk ook zijn - maar meer een gevecht tegen een systeem dat mensen onmondig houdt en daardoor afhankelijk van diegenen die het recht in eigen hand genomen hebben. Juist door aandacht te besteden aan de strijd van de zwarten om recht en vrijheid heeft Henk Barnard, duidelijker nog dan in Kon hesi baka (kom gauw terug) een bijdrage geleverd aan een stuk noodzakelijke konfliktopvoeding en vredesopvoeding. Vredesopvoeding in de zin van ‘konfliktopvoeding’ mag niet ‘africhting tot tevredenheid’ of zelfs opvoeding tot konfliktmangament betekenen, waarbij dan geleerd wordt hoe konflikten op. de meest effektieve manier ‘weggewerkt’ worden, zonder de bestaande orde te veranderen, of waarbij geleerd wordt hoe je gewelddadig konfliktgedrag afbouwt zonder de eigenlijke oorzaak van een konflikt weg te nemen. Vredesopvoeding in die zin zou kritiekloze aanpassing zijn aan het tegenwoordige internationale en intern maatschappelijke ‘systeem van georganiseerde on-vrede’. | |||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||
Henk Barnard: Ik weet dat geweld in kinderboeken een teer thema is, maar je moet je daarbij wel afvragen hoe geweld ontstaat, welke funktie het heeft. Geweld rücksichtslos veroordelen gaat voorbij aan de situatie in de Derde Wereldlanden die in afhankelijkheid gehouden worden. Dan steek je je kop in het zand. Maar ik verheel niet dat ik er veel moeite mee heb gehad, ik heb het zo goed mogelijk proberen te doen, maar de vraag blijft hoe het bij kinderen overkomt. Reintje Venema, de vrouw van Barnard, die al zijn boeken illustreerde, heeft met dit probleem ook te kampen gehad. Ik heb geprobeerd om in de tekeningen het aspect van het geweld niet te overdrijven, en dat is heel moeilijk geweest. Ik geloof dat tekeningen nog sterker geweld uitdrukken dan een tekst, en dat heeft me extra voorzichtig gemaakt. Hoe meer soldaten ik teken, hoe duidelijker hun wapenuitrusting, hoe harder het geweld overkomt. Een van de moeilijkste tekeningen was wel die van de overval op het dorp. Je kunt geen mooie, lieve tekeningen maken van de natuur of van lieve zwarte kindertjes, want dan moffel je de realiteit weg, maar het mag ook niet zo zijn, dat je de stoere-jongens-mentaliteit van veel oorlogsboeken in je illustraties weergeeft. Over hoe het dan wel moet hebben we lang gepraat, en ik hoop dat het me gelukt is datgene over te brengen wat ik bedoeld heb. Maar ik blijf wel, net als Henk, met een gevoel zitten van: heb ik het wel goed gedaan. Henk Barnard: Er zijn plannen om het boek in het Portugees te vertalen. Op die manier zou het een funktie kunnen krijgen in de bevrijde gebieden, zoals ook films of schoolboekjes. Er is nog steeds weinig materiaal waarmee de mensen in het onderwijs kunnen werken. In Rabaue werken docenten aan het vervaardigen van eigen lesboekjes, aangepast aan de wederopbouwfase waarin het land verkeert, met eigen inzichten en eigen prioriteiten. Laatste nacht in Jeque zou misschien daarbij een rol kunnen spelen. Laatste nacht in Jeque bevat een motto van Leo Vroman uit het gedicht Vrede, een citaat dat ook vele malen gebruikt is als het ging om verhalen over onze eigen bevrijdingsstrijd: Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.
| |||||||||||||||||||
Boeken van Henk Barnard
| |||||||||||||||||||
Hoorspelen
|
. | Bongo, de negerjongen met de zonnigste lach van heel Afrika; 10 afleveringen AVRO-radio, 1959. |
. | De zielige reuzen met de hagelslagneuzen, 8 afleveringen, AVRO-radio, 1959. |
. | Slacht me niet zei de kip, 1 aflevering, AVRO-radio, 1960. |
. | Het zwarte koffertje, 10 afleveringen, AVRO-radio, 1968. |
. | De Marokkaan en de kat van tante Da, 10 afleveringen, AVRO-radio, 1971. |
. | Onder de vloer, 10 afleveringen, AVRO-radio, 1974. |
voor volwassenen:
. | M'n liefje wat wil je nog meer, 1 aflevering, NCRV-radio, 1979. |
- eind1
- Wie meer wil weten over het kinderboek en de Derde Wereld kan terecht bij een eind vorig jaar verschenen uitgave Die Dritte Welt im Kinderbuch (Theorie und soziale praxis), van Jörg Becker en Rosmarie Rauter; Akademische Verlagsgesellschaft Wiesbaden, 1978. Hierin staan artikelen over kinderboeken die gaan over o.a. Afrika, Latijns Amerika, het Midden Oosten, Australië; tevens bijdragen over strips en Derde Wereld, imperialistische opvoeding in Duitsland tussen 1880 en 1940 en nieuwe ontwikkelingen in kinder- en jeugdboeken over Azië.
- eind2
- Een uitzondering hierop vormt de Indianenreeks van de bekende tekenaar Hans Kresse, verschenen bij Uitgeverij Casterman. De serie omvat tot nu toe: De meesters van de donder (1973), De kinderen van de wind (1973), De gezellen van het kwaad (1974), De zang van de prairiewolven (1974), De weg van de wraak (1974), De welp en de wolf (1976), De gierenjagers (1978).
- eind3
- Ariel Dorfman en Armand Mattelart: Hoe lees ik Donald Duck, uitgeverij SUN, Sunschrift 132, Nijmegen 1978.
- eind4.
- Harry Overmeyer: Voor mij is iedereen mens, de beeldvorming van de gastarbeider door middel van jeugdboeken. Uit: ZOZO, nr. 2, uitgave van Alternatieve Jeugdliteratuur te Antwerpen; Kerkstraat 150, 2000 Antwerpen; blz. 9 - 30. Overmeyer behandelt in dit artikel behalve De Marokkaan en de kat van tante Da van Henk Barnard, ook Reis tussen twee dromen van René Swartenbroekx (uitgeverij Standaard, 1974) en Patricia trouwt met een Turk van Hans de Groot-Canté (uitgeverij West-Friesland, 1975).
- eind4.
- Harry Overmeyer: Voor mij is iedereen mens, de beeldvorming van de gastarbeider door middel van jeugdboeken. Uit: ZOZO, nr. 2, uitgave van Alternatieve Jeugdliteratuur te Antwerpen; Kerkstraat 150, 2000 Antwerpen; blz. 9 - 30. Overmeyer behandelt in dit artikel behalve De Marokkaan en de kat van tante Da van Henk Barnard, ook Reis tussen twee dromen van René Swartenbroekx (uitgeverij Standaard, 1974) en Patricia trouwt met een Turk van Hans de Groot-Canté (uitgeverij West-Friesland, 1975).
- eind5.
- Citaat uit het artikel van Bernhard Schneider: Vredesopvoeding en kinderboeken, over de voorstelling van konflikten, konfliktoplossingen en geweld in kinderboeken, verschenen in ZOZO, nr. 1, uitgave van de Alternatieve Werkgroep Jeugdliteratuur te Antwerpen; Kerkstraat 150, 2000 Antwerpen; blz. 31-60.