Het grote triviaal-taboe
Tonny Vos-Dahmen von Buchholz
‘Waarom doet dat mens dat nou? Ze heeft het toch niet nodig?’
Een kreet die achter mijn rug nogal eens gebruikt wordt, wanneer de vraag ter sprake komt, waarom ik als auteur van historische jeugdromans ook triviaal-literatuur schrijf. Rechtstreeks tot mij gericht luidt de vraag: ‘Vind je het niet beneden je waardigheid?’
In een discussie over dit onderwerp wil ik wel eerst weten wat de ander onder dit begrip verstaat. Er bestaan namelijk twee elkaar niet dekkende vertalingen. De mijne luidt: ‘ontspanningslectuur, zonder pretenties.’ Meestal blijkt mijn gesprekspartner ‘rotzooi’ te bedoelen en zo kan de een het hebben over een genre terwijl de ander een kwaliteitsnorm hanteert. Eén en dezelfde taal spreken wil nog niet zeggen dat je elkaar verstaat!
Mijn steun en toeverlaat de ‘Grote Van Dale’ geeft voor trivialiteit: ‘platheid, alledaagsheid’, maar ook: ‘alledaagse, niet deftige uitdrukking’. Ziedaar het addertje onder het gras.
Vanzelfsprekend bedoel ik het genre en stel dan dat ik een voorstander ben van het verschijnen van goede en goedkope triviaal-literatuur.
‘Hooguit tien procent van de jeugd leest regelmatig!’ klagen uitgevers en boekhandelaren. ‘Negentig procent niet of nauwelijks!’ Ik weet niet of deze percentages helemaal zuiver zijn, maar ben geneigd erin te geloven. Ik hoor deze kreet namelijk veelvuldig en de mensen die het commerciële aspect in de gaten moeten houden weten doorgaans wel met welke statistieken ze moeten werken. Zonder ons vast te pinnen op exacte cijfers kunnen we toch zonder enige twijfel zeggen, dat het aantal fervente lezers schril afsteekt tegen het aantal niet-of-nauwelijks-lezers.
Het nut van lezen, de waarde van een boek, maar ook (en niet in de laatste plaats) de vreugde die lezen verschaft kan een niet-lezer nooit bijgebracht worden met een ‘moeilijk’ boek, een boek dat eisen aan z'n lezer stelt.
Stel dat ik een niet-lezer van een jaar of dertien, veertien, mijn historische romans zou voorleggen. 't Zou dezelfde uitwerking hebben als Vigoleis op iemand die een jaar Duits heeft, of Shakespeare op een beginner Engels. Antipropaganda zou dat zijn.
Maar een spannend speurdersverhaal, een lekker reisavontuur, een geinig ‘meidenboek’ - daarvoor zijn ze wel in, die luie of ‘moeilijke’ lezers. En je hoopt natuurlijk dat ze vanzelf overgaan op het zwaardere werk als ze eenmaal de smaak te pakken hebben. Dat lukt niet altijd.
Ik heb eens geruime tijd post van een meisje ontvangen dat al mijn pockets las en zich er helemaal mee identificeerde. Ze vroeg me bijvoorbeeld of een bepaalde figuur soms haar opa was (‘want die is ook schilder en woont ook in Breda en hij gedraagt zich precies zoals Sander Stevens in uw boeken’). Ik probeerde haar voorzichtig aan het zwaardere werk te krijgen. ‘Lees mijn historische romans eens,’ schreef ik en stuurde haar de titels.
Enige weken stilte.
Toen een brief: ‘Ik heb er twee gelezen - ik vond er geen pest aan. Wanneer komt uw volgende pocket uit?’
Twee mogelijkheden: òf ze was nog niet aan zwaarder werk toe; òf ze zal er nooit aan toe komen. In beide gevallen is de functie van het triviaalboek duidelijk. Wanneer het geen ‘inleiding tot meer’ is, wanneer de lezer altijd blijft hangen in triviaalkost, dan blijft hij in elk geval op die manier bezig met taal - armer kan hij er niet van worden.
Maar dit genre heeft nòg een functie: de escape.
Iedereen heeft op gezette tijden behoefte aan pure ontspanning, aan ‘nu eens alsjeblieft géén problemen’. Wie van ons durft met de hand op het hart te stellen dat hij nooit eens een keukenmeid of detective (in mijn gezin ‘koksverhaal’ gedoopt) leest? Er is behoefte aan goede escape en een schreeuwende behoefte aan goede humor. Als ik een humoristisch talent bezat zou ik veel in dat genre willen schrijven. Helaas... ik kan het niet. Maar in ons landje wordt alles wat luchtig, vrolijk en ontspannend is op z'n minst gewantrouwd en ‘vertellers’ zijn hier nooit in trek geweest, noch in het serieuze, noch in het ontspannende genre.
Wanneer er geen triviaal-literatuur bestond, zou de massa nauwelijks-lezers nooit een boek lezen en zou de serieuze lezer een heleboel pretentieloze ontspanning missen.
Dit alles slaat natuurlijk op het genre.
Wat de kwaliteit betreft: In feite is de term