| |
| |
| |
[Nummer 59]
Gegriffel wederom
Dolf Verroen
Ik had over de laatste gouden en zilveren griffelbeslissingen willen schrijven: ‘Het (jury)-monster heeft gelukkig voor de laatste maal zijn vijfendertig koppen verheven’. Want als alles goed gaat zal deze in regionale groepen onderverdeelde jury worden vervangen door een jury van zeven mensen - net zoals vroeger dus (en toen was het ook nooit goed). Maar iemand zei me dat dit toch niet aardig is, dat ik (als het doorgaat tenminste en god geve dat, want zeven mensen zijn tenminste persoonlijk, met naam en toenaam, verantwoordelijk, terwijl vijfendertig anonieme figuren nog onduidelijker zijn dan een merel in de mist) die mensen toch een aardige aftocht moet gunnen en zij al die jaren zo hun best hebben gedaan. Het zal wel zo zijn, ofschoon dat laatste... ik twijfel er aan. Wanneer onze Nederlandse voetballers zo behandeld zouden worden als onze Nederlandse kinderboekenschrijvers, mens, je had een opstand. En terecht. Ik denk dat er altijd wel verschil van mening over de keuze van prijsboeken zal zijn, maar als ik zie dat er van de twaalf griffels dit jaar twee aan Nederlanders zijn toegekend (en dat kon niet anders, want die gouden moeten aan Nederlanders worden uitgereikt) kan ik niet anders zeggen dat dit verhoudingsgewijs absoluut een onjuist beeld geeft (kwalitatief dan) van onze jeugdliteratuur. Misschien is dat eigenlijk wel de formulering van wat mij - en vele anderen - het meest dwarszit. Over smaak en keuze valt niet te twisten (zegt men, hoewel ik dat betwijfel) en men moet er dus genoegen mee nemen dat ook de griffelvoorspellingen van goede kritici in het algemeen niet uitkomen, maar het lijkt mij droevig gesteld met een land dat zijn eigen (jeugd)literatuur op een zo zacht pitje zet. Ik weet natuurlijk wel dat daar de commercie mede schuldig aan is. Toen de Vereniging van Letterkundigen vorig jaar in een protest tegen de huidige jury meer aandacht
vroeg voor het Nederlandse jeugdboek - Commissie Propaganda van het NEDERLANDSE Boek... - kreeg deze slechts bijval van zegge en schrijve één uitgever (de heer Van Ulzen van uitgeversmaatschappij Holland) en de boekhandel gaf duidelijk te kennen met de reclame voor het vertaalde boek - dat zij ten slotte ook moet slijten - zeer ingenomen te zijn.
Twee griffels voor Nederland dus. De eerste voor Wiele wiele stap, van Miep Diekmann, een boekje waarvan ik erg verrukt ben en dat voor mij best een gouden griffel mag hebben, maar ook nu kom ik met het (prijzen)beeld in mijn maag te zitten: het is voor het eerst sedert jaren dat er een gouden griffel voor een boek voor jonge kinderen wordt uitgereikt. (Ook daar heeft de Vereniging van Letterkundigen protest over laten horen.) Maar als je mij nu vraagt is Wiele wiele stap het enige Nederlandse boek voor jonge kinderen in al die jaren dat een gouden griffel verdient, dan zeg ik nee, beslist niet.
Het door Kosmos uitgegeven en door Peter van Straaten geïllustreerde boek van Els Pelgrom De kinderen van het Achtste Woud kreeg de andere gouden griffel. Een boek dat kinderen, volgens mij, erg graag zullen lezen, omdat het boeiend en pretentieloos is geschreven. Bovendien heeft het een toon die kinderen vermoedelijk erg zal aanspreken.
Het verhaal geeft een beeld van grote mensen en kinderen die de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog noodgedwongen met elkaar op een boerderij moeten samenwonen. Naar mijn smaak is de oorlog er iets te zachtzinnig in uitgebeeld, evenals de spanningen tussen de bewoners onderling. Anne Frank heeft dat in haar Achterhuis veel scherpzinniger en ook met meer literaire inzet gedaan. Daar staat tegenover dat het buitenleven subliem getekend is. Oorlog blijft een onderwerp waarbij een schrijver gemakkelijk naar al te grote sensatie kan uitglijden, maar Els Pelgrom heeft dat nergens gedaan. Voortreffelijk zijn bijvoorbeeld haar beschrijvingen van de geboorten van een kalf en een kind en het slachten van een bokje. Zonder enige sentimentaliteit of hardheid. Het einde van het boek is natuurlijk de bevrijding, maar het is mij een raadsel wat voor functie daarin het sterven van Zusje heeft. Ook heeft mij verbaasd dat de schrijfster als voertaal - niet als spreektaal dus - woorden als stront, schijten, poep gebruikt. Of, zoals op bladz. 116, ‘Evert moest even pissen en hij wilde dat tegen een jonge appelboom doen’. Het is mij niet duidelijk geworden of ze op deze manier het boerderijleven wil illustreren of dat zij een directer, minder verhullend woordgebruik voorstaat. De kinderen van het Achtste Woud is met geen ander oorlogsboek te vergelijken, maar dat komt in de allereerste plaats door de open, persoonlijke toon waarmee het geschreven is en waardoor het zeer herkenbaar is.
Hieronder volgt het juryrapport van de gouden en de zilveren griffels:
| |
| |
In afwijking van een groot aantal andere oorlogsboeken wordt in dit boek een beeld gegeven van het min of meer gewone leven in oorlogstijd. Door allerlei voor de oorlog irrelevante zaken wordt geschetst hoe dit gewone leven doorgaat. Het boek geeft ook een voor de bezettingsjaren kenmerkende mengeling van spanning en saamhorigheid. Spanning vanwege de oorlogsdreiging en saamhorigheid en warmte doordat de mensen dichter bij elkaar leefden. Noortje, een meisje dat met haar vader uit Arnhem is geëvacueerd en terecht is gekomen op de vrij afgelegen Veluwse boerderij Klaphek, neemt voor de lezer alles waar. De bewuste keuze voor deze gezichtshoek van waaruit de gebeurtenissen belicht worden, bepaalt dat de nadruk in dit boek ligt op de gewone menselijke dingen als geboorte en dood, vreugde en verdriet, warmte en gezelligheid en ook ruzie en onderlinge spanningen. Maar de lezer ziet ook door Noortjes ogen naast het voor haar ongewone boerenleven allerlei facetten van de oorlog: hand- en spandiensten, onderduikers, evacué's, gedeserteerde Duitsers, inkwartiering, Joodse vluchtelingen.
De schrijfster generaliseert niet: onderduikers zijn niet allemaal goed, Duitsers niet allemaal slecht. Van heldendaden uit het verzet is geen sprake. Door het strak volgehouden kinderlijke perspectief komt geen volwassen visie op oorlog en bezetting naar voren. Veel wordt door Noortje niet werkelijk begrepen, maar alleen aangevoeld.
De tekening van de diverse personen is vooral een tekening van hun gedrag ten opzichte van elkaar, waarbij Noortje soms duidelijk knel zit tussen de vele volwassenen. Boer van Everingen handelt zoals zijn geloof hem ingeeft, evenals zijn vrouw. Belangrijk in dit opzicht is ook de wijze waarop het imbeciele zusje in het geheel is opgenomen, de liefde waarmee ze wordt verzorgd en het verdriet om haar dood.
Het verhaal is zuiver chronologisch opgebouwd, het springt van gebeurtenis naar gebeurtenis. Alles speelt zich af op en rond de boerderij, een wereldje op zich, dat geleidelijk meer betrokken raakt bij het oorlogsgebeuren daarbuiten. De stijgende oorlogsspanning wordt na de bevrijding tenslotte afgesloten met het heimwee-gevoel van Noortje naar een tijd waarin het leven intensief beleefd werd.
Het taalgebruik is correct, soms wat wijdlopig maar wel sfeervol. Het boek laat zich vlot en gemakkelijk lezen en geeft kinderen vanaf een jaar of tien de gelegenheid zeer indringend en konkreet mee te beleven wat oorlog en bezetting in een bepaalde situatie konden betekenen voor je dagelijkse bestaan. Diverse situaties in het boek kunnen een goed uitgangspunt vormen voor lessen en gesprekken over de Tweede Wereldoorlog.
In de schetsmatige pentekeningen ligt de nadruk op de sfeer in de donkere oorlogstijd.
| |
Els Pelgrom: De kinderen van het Achtste Woud. Illustraties: Peter van Straten. Kosmos. 204 blz. f 24,90.
Kleine versjes en plaatjes voor heel jonge kinderen rond dagelijkse peuterervaringen. Deze ervaringen variëren van op het potje gaan en vaders thuiskomst tot het knappen van een ballon of een angstige confrontatie met een auto. Op vanzelfsprekende wijze worden allerlei situaties en voorvalletjes die nog niet zo lang geleden taboe waren in kinderboeken opgenomen in het totaal: bijv. bloot, de streep in je bil, de baby in moeders buik.
Ook moeilijke onderwerpen, zoals iemand in een invalidenwagen, worden niet uit de weg gegaan. De uitgebeelde peuters en hun ervaringen zijn reëel en daardoor zeer herkenbaar. Belangrijk op de achtergrond zijn steeds de ‘veilige’ volwassenen die een relatie met de peuter hebben. Soms ook is er sprake van andere kinderen, maar zoals in het peuterbestaan zelf, meer naast elkaar dan met elkaar. De ogenschijnlijk willekeurig rond gestrooide woorden vormen samen steeds een logisch geheel, een klein gedicht opgebouwd uit uiterst simpele, voor een peuter herkenbare middelen. Door het uitbuiten van de mogelijkheden van klank en ritme krijgens zelfs het simpelste gegeven en de eenvoudigste woorden een zeke- | |
| |
re spanning mee. Even belangrijk in dit geheel zijn de talloze kleine levendige pentekeningetjes die de situaties en aktiviteiten bijzonder raak weergeven. De vele kleine details op de plaatjes aktiveren de oplettendheid van het jonge kind.
In de afgewogen ineenstrengeling van versjes, plaatjes en typografie hebben deze elementen een versterkende werking op elkaar. Gelet op de aansprekende wijze waarop én schrijfster én illustrator gezamelijk reële peuterervaringen vorm hebben gegeven, mag dit boekje met recht een unicum genoemd worden.
Het boekje nodigt in de eerste plaats uit tot vele malen bekijken en voorlezen met peuters, maar ook kleuters kunnen er nog plezier aan beleven.
Mede dankzij de stevige uitvoering en de relatief lage prijs is het een echt gebruiksboekje geworden.
| |
Miep Diekmann: Wiele wiele stap. Illustraties: The Tjong Khing. Querido. 31 blz. f 5,90.
Dit mooi verzorgde prentenboek in de ‘stel je voor...’ sfeer schotelt jonge kinderen op humoristische wijze een dagdroom voor die uitnodigt tot zelf verder fantaseren.
Als Kareltje op een dag gezelschap krijgt van een nijlpaard, dat achter hem aan loopt op de lange weg van school naar huis, is hij erg blij. Iedere dag komen er meer nijlpaarden met hem mee, tot grote wanhoop van zijn ouders, die machteloos staan. Tenslotte roepen ze er een heks bij die Kareltje van zijn aantrekkingskracht voor nijlpaarden moet genezen. Dat gebeurt. Hij is weer alleen totdat... er plotseling een paar giraffen gewoon met hem mee lopen.
De in eenvoudige duidelijke taal geschreven tekst heeft voornamelijk een ondersteunende functie. Het hele verhaal is te volgen op de in fijne pasteltinten uitgevoerde tekeningen, vol kleine details en grapjes, zodat ook niet-lezers zelfstandig van het boek kunnen genieten. Aantrekkelijk voor kinderen is dat dit avontuur nu juist een jongetje als Kareltje overkomt, in veel opzichten een heel gewoon jongetje, alleen is hij wat klein. Aantrekkelijk is ook dat in feite de weinig flexibele volwassenen aan het kortste eind trekken.
Een origineel boek voor een grote gebruikersgroep van vier tot zeven jarigen, dat mede door het repeteerelement en het open einde een uitdaging vormt voor de creatieve fantasie.
| |
Margaret Mahy: Ze lopen gewoon met me mee. Vertaling: L.M. Niskos. Lemniscaat. 31 blz. f 15,--.
Het ezeltje Alf voelt zich te kort gedaan, omdat hij vindt dat de baas en de bazin veel aardiger zijn voor de andere dieren dan voor hem. Hij probeert hun liefde te winnen door achtereenvolgens de kanarie na te bootsen in zijn ochtendzang, zich speels te gedragen zoals de hond en op de schoot van de bazin te springen net als de kat. Als dit niets oplevert, besluit hij weg te lopen, maar hij blijft dichtbij, op het dak, dan
| |
| |
kan hij de reacties zien. Door het kabaal dat hij daarbij veroorzaakt, denken de boer en zijn vrouw dat er heksen op het dak zitten en ze concluderen de volgende ochtend, dat deze heksen ezeltje Alf meegenomen hebben. Alf ziet hoe verdrietig iedereen om zijn verdwijning is en na drie lange saaie dagen op het dak helpt de storm hem een handje om terug te keren. Iedereen is dan zo aardig voor hem dat Alf hieruit begrijpt dat ze van hem houden. Hij is dus geen onaardig, maar een aardig ezeltje. In deze originele uitwerking van het jonge kinderen zeer aansprekende ‘wegloop’-thema zijn op psychologisch knappe wijze kinderlijke jalouzie en het gevoel te weinig aandacht te krijgen verwerkt.
Het verhaal wordt helemaal verteld vanuit het perspektief van het onhandige ezeltje, in wiens vaak ‘onlogische’ gedachtengang jonge kinderen zich uitstekend kunnen herkennen. Extra positief is het daarom dat juist dit onhandige ezeltje volledig in zijn waarde gelaten wordt en ook ontdekt, dat hij waardevol is zoals hij is. De sfeer van warmte en geborgenheid uit de tekst wordt ondersteund door veel expressieve pentekeningen. De tekeningen zijn met liefde voor het dier en gevoel voor humor gemaakt, en er is zoveel op te zien, dat ze ook afzonderlijk bekeken kunnen worden.
Het verhaal leent zich door de vertellende stijl uitstekend tot voorlezen aan kleuters, al zijn de zinnen soms wat lang en is de totale lengte van het verhaal van dien aard dat het vaak in afleveringen gelezen zal moeten worden. Vanaf acht jaar zullen kinderen het ook graag zelf lezen. Het boekje is verzorgd uitgevoerd: de royale druk, gevarieerde bladspiegel en de vele plaatjes vormen met de tekst een evenwichtig geheel.
| |
Cora Annett: Hoe de heks ezeltje Alf te pakken kreeg. Illustraties: Steven Kellogg. Vertaling: Margreet Bruijn. Lotus. 48 blz. f 9,50.
‘Zijn grootvader was de enige op de wereld aan wie Figgy gehecht was. Figgy had af en toe het idee dat andere mensen allemaal met elkaar verbonden waren, alsof ze samen in een enorm spinneweb gevangen zaten. Hij zat maar met één band vast, als een roeiboot, en dat was aan zijn grootvader.’
Ontroerend verhaal over een excentrieke oude man, de ‘Geiteman’, en zijn kleinkind, die hun hutje en hun land moeten verlaten voor het aanleggen van een snelweg. Grootvader laat zich niet verjagen en verschanst zich met zijn
| |
| |
jachtgeweer in zijn oude hut.
Figgy en zijn twee pasverworven vriendjes gaan proberen hem naar buiten te lokken. Het is tenslotte een ongeluk dat Figgy overkomt, dat grootvader zijn huisje doet verlaten.
De schrijfster heeft zeer goed de gedachten en gevoelens van de drie kinderen beschreven. Via flash-backs leer je de kinderen kennen in hun diepste wensen en verlangens: de bange bijgelovige Figgy, de doortastende Ada, maar vooral de dikke Harold met zijn frustraties en dagdromen komen helder en levend over.
De kinderen ervaren dat door anderen te helpen hun zelfvertrouwen wordt gesterkt.
De Geitenman zelf wordt nauwelijks beschreven, hoewel zijn onverzettelijkheid en de onontkoombaarheid van zijn lot voortdurend voelbaar zijn.
Een knap, sober geschreven verhaal, waarin de spanning voornamelijk ervaren wordt in de reakties van de personen op de gebeurtenissen en op elkaar. Vooral lezers tussen tien en twaalf jaar zullen zich kunnen verplaatsen in (één van) de hoofdfiguren.
| |
B. Byars: De dag van de Geitenman. Illustraties: The Tjong Khing. Vertaling: Ch. van Gelder. Kosmos. 104 blz. f 14,90.
Kizzi is een buitenbeentje, anders dan de anderen. Voor de dorpelingen is ze een zigeunerin. Door haar in hun ogen vreemde en onbeschaafde gewoonten vormt zij het doel van de plaagzucht van de kinderen en de bedilzucht van de volwassenen. Door de zigeuners wordt ze gezien als een ‘diddakoi’, omdat haar moeder geen zigeunerin was. Sinds de dood van haar ouders heeft Kizzy bij haar grootmoeder gewoond. Als deze - nog een echte ouderwetse zigeunerin - is gestorven en hun oude paard verkocht dreigt te worden aan de vilder, zoekt ze haar toevlucht bij de admiraal, een echte paardevriend die zich met zijn twee bedienden afzijdig houdt van de dorpsgemeenschap. Omdat het dorpsestablishment deze situatie niet accepteert, komt ze tegen haar zin in huis bij mejuffrouw Brooks, die haar, wat er ook gebeurt, begrijpt en aanvaardt zoals ze is. Mej. Brooks en de admiraal slagen er samen in een oplossing te vinden, die Kizzy in staat stelt haar zigeunerleven van vroeger min of meer voort te zetten.
De situaties en gevoelens van het onaangepaste fiere zigeunerkind worden bijzonder goed weergegeven. Scherp tekent de schrijfster de meedogenloosheid waarmee kinderen elkaar kunnen bejegenen. Daarnaast hekelt zij de bekrompenheid en de bedilzucht van de volwassenen.
Door de genuanceerde informatie van de leef- en denkwereld van de zigeuners en de vele mogelijkheden om sterk emotioneel betrokken te raken bij de gebeurtenissen rond Kizzy, kan dit boek kinderen meer begrip bijbrengen voor mensen die anders zijn. Deze emotionele betrokkenheid wordt nog versterkt door het wens vervullende van het verhaal. Het verhaal is hecht van opbouw. Het begint met het verbranden van de woonwagen van grootmoeder. Het eindigt met een andere brand waardoor Kizzy door de kinderen van het dorp wordt aanvaard. Twee belangrijke wendingen in het leven van het meisje. Daartussen loopt het verhaal met spanning en vaart. Door de ingehouden, soms ironische toon krijgen de vaak trieste gebeurtenissen een relativerend tintje. Het taalgebruik is direkt en begrijpelijk voor kinderen vanaf ongeveer tien jaar. De royale druk sluit hierop goed aan.
| |
Rummer Godden: De Diddakoi. Illustraties: Creina Glegg. Vertaling: H.C.E. de Wit-Boonacker. Hollandia. 136 blz. f 14,90.
Een uit drie delen opgebouwd verhaal over een in India opgegroeid Engels meisje. Het eerste deel speelt in de na-koloniale sfeer op een kostschool in India, waar Carry Mason na de dood van haar vader een bestemming probeert te vinden. In het tweede deel wordt een heel nieuwe dimensie aan haar bestaan toegevoegd, als ze ingaat op de uitnodiging van een aristokratische Tibetaanse vriendin om mee te gaan naar haar ouderlijk huis Lhasa voor de viering
| |
| |
van de nieuwjaarsfeesten. Haar verblijf in Tibet wordt voorafgegaan door een zware tocht te paard door het Himalaya-gebergte om het afgelegen Lhasa te bereiken. Het derde en minst omvangrijke deel geeft hun overhaaste vlucht uit Tibet weer, als een Nomadenstam tijdens de feesten in Lhasa in verzet is gekomen tegen de Chinezen, die het land van de Dalai-Lama al zeven jaar bezet houden.
Het verhaal bevat veel, goed in het geheel geïntegreerde informatie over de natuur en het leven in Tibet, waar geloof en staatsbestel nauw met elkaar verweven zijn. Op konsekwente wijze wordt een indringend beeld gegeven van schrille tegenstellingen, zoals de enorme armoede en achterlijkheid van de horige boerenbevolking, de macht en de rijkdom van de Boedhistische kloosters en de uiterlijke praal en de leegheid van de ietwat verwesterlijkte leidende klasse. De feodale situatie lijkt enigszins af te brokkelen, mede door toedoen van de Chinezen, hoewel hun rol en politieke funktie niet helemaal duidelijk worden. Een vakkundig opgezet verhaal met funktionele karakters; de verhouding tussen de twee meisjes wordt, vanuit hun zo zeer verschillende denk- en leefwereld aardig en soms met humor getypeerd. De beginnende relatie tussen Carry en een Chinese arts versterkt de emotionele betrokkenheid bij het gebeuren.
Mede door de suggestieve, hoewel niet altijd gemakkelijk toegankelijke, stijl, de kleurrijke beschrijvingen, de knappe dialogen en een gevarieerd woordgebruik een meeslepend verhaal voor dertien jaar en ouder.
| |
Frederica de Cesco: De gouden daken van Lhasa. Vertaling: Lidi Luursema. Leopold. 222 blz. f 28,50.
Een in de Middeleeuwen gesitueerd verhaal over een meisje dat zich door schokkende ervaringen in haar vroegste levensjaren van de mensen is gaan afsluiten, niet spreekt en geen ogenkontakt maakt.
Alle pogingen van het kinderloze echtpaar, dat zich over haar ontfermde, om haar te bereiken en via een liefdevolle verzorging tot een normaal mens te laten opgroeien lijken te falen. Pas het kontakt met een zwart poesje lijkt een brug e zullen slaan naar de realiteit. Maar dit kontakt wordt wreed verstoord, omdat het koren op de molen van haar bijgelovige tijdgenoten is, die haar van hekserij beschuldigen. Het verhaal is gesitueerd tegen een middeleeuws aandoende achtergrond. De aanduidingen van roversbendes en ziektes hebben voornamelijk de funktie om de bijgelovigheid van de mensen begrijpelijk te maken. Door de vele rampen die de bewoners voortdurend bedreigen zijn de dorpsbewoners al snel geneigd onheil te koppelen aan afwijkend gedrag van mensen. Daar tegenover zet de schrijfster een aantal personen die de moed hebben zich tegen de normen van de meerderheid te verzetten en op te komen voor de zwakke.
Op geloofwaardige wijze wordt een beeld opgeroepen van de manier waarop het meisje opgroeit, stil haar eigen weg gaat en vaak alleen in de natuur gelukkig blijft. Ontroerend is beschreven hoe het kontakt met de poes bij haar voor het eerst de ervaring lijkt op te roepen dat zijzelf ook een levend wezen is. Ook wordt knap uitgewerkt hoe de man en de vrouw ieder op hun eigen wijze door het kind afgestoten en aangetrokken worden en reageren op de uitzichtloosheid van de situatie. De overige figuren blijven meer typen met enige neiging tot zwart/wit-schematisering.
Door het onderwerp en de wat beschouwende verteltrant is het verhaal niet voor iedereen even toegankelijk. Toch kunnen lezers vanaf twaalf jaar zeker aangesproken worden door de emotionele geladenheid waarmee de situatie rond het kind beschreven wordt.
| |
Helen Griffiths: Het heksenkind. Illustraties: Reintje Venema. Vertaling: M. Slagt-Prins. West-Friesland. 138 blz. f 18,25.
Prachtig geillustreerd prentenboek, waarin met heel eenvoudige middelen in een sfeer van humor en harmonie wordt duidelijk gemaakt
| |
| |
dat je als individu geen claim op iemand kunt leggen: als je van iemand houdt moet je hem soms met een ander delen.
De hond Borre heeft het fijn bij zijn bazin Roosje en Roosje heeft een goede kameraad aan Borre. Op zekere dag merkt Borre dat Roosje een zwarte kat wil binnenhalen. Borre wordt erg jaloers en haalt streken uit om te verhinderen dat de kat huisgenoot wordt. Aan Borre wordt op subtiele wijze duidelijk gemaakt dat hij Roosje een groot plezier kan doen door de nachtzwarte kat te accepteren. In Borre zullen kinderen van diverse leeftijden eigen gevoelens herkennen, ook al zal het verhaal door zijn eenvoudige structuur in eerste instantie vooral kleuters aantrekken.
De enkele korte maar duidelijke zinnen onder de platen stimuleren het intens kijken naar de volheid van de prenten. Deze prenten, warm van kleur en sfeer, zijn met grote liefde voor het detail getekend.
Van welke kant je het huisje van Roosje ook benadert, van binnen, van buiten of van de zijkant, alle voorwerpen en meubels staan op hun plaats. Het geeft een gevoel van herkenning. De tekenaar heeft een omgeving geschapen waarin je de weg niet kwijt kunt raken, een geborgenheid die je zin geeft bij Roosje en Borre aan tafel te schuiven. En daarmee vormen deze illustraties ook de veilige basis van waaruit je met Borre de nachtzwarte kat kunt accepteren.
Aparte vermelding binnen het opvallende evenwicht tussen tekst, pentekeningen en lay-out verdient nog het gekozen papier: de licht-bruinige tint is in volledige harmonie met de gebruikte kleuren. Kortom een bijzonder fraai verzorgd prentenboek.
| |
Jenny Wagner: Borre en de nachtzwarte kat. Illustraties: Ron Brooks. Vertaling: L.M. Niskos. Lemniscaat. 34 blz.
De ‘brochs’, verdedigingstorens, gebouwd in het begin van onze jaartelling op de Orkneyeilanden en de Schotse noordkust, inspireerden de schrijfster tot dit verhaal.
Hoofdpersoon is Coll, een kreupele weesjongen, die een nieuw idee heeft ontwikkeld om de stam tegen invallers te verdedigen. Hij moet zijn stamhoofd en de druïde van de stam overtuigen van de kracht van een uit galerijen bestaande verdedigingstoren.
Maar voordat de toren gebouwd wordt, beleeft de lezer de angst die er op die eilanden heerst voor de Romeinse slavenhalers. Vooral Coll herinnert zich telkens weer hoe ruim tien jaar eerder zijn vader gedood, zijn moeder ontvoerd, hijzelf kreupel werd en zijn broertje wonderbaarlijk gered werd door de goden. Dit broertje, Bran, wordt als een uitverkorene tot het priesterschap bij de druïden opgeleid. De wijze waarop de eilandbewoners zich moeten verdedigen tegen de dreigende invallen van de Romeinen zaait grote tweespalt tussen het stamhoofd en de druïdenleider. Temidden van de vele gebeurtenissen staat de overwinning van de intelligentie van Coll centraal, die het niet moet hebben van lichaamskracht en geweld, maar van verstand en takt. Hij kan zich losmaken van bestaande denkpatronen en slaagt er tenslotte in met zijn uitvinding de middenweg te vinden in de machtsstrijd tussen het stamhoofd en de druide. De in dit hoofdmotief verweven neventhema's maken dit goed opgebouwde verhaal vrij ingewikkeld.
| |
| |
Illustratie uit: Borre en de nachtzwarte kat; gekekend door Ron Brooks
| |
| |
De suggestieve tekening van zowel de belangrijkste figuren met hun persoonlijke problemen en onderlinge relaties als de zeden en gewoonten van de Keltische stam bieden mogelijkheden om sterk bij het verhaal betrokken te raken.
Een interesse-wekkend boek voor twaalf jaar en ouder.
| |
Mollie Hunter:
Een toren tegen de Romeinen.
Vertaling: Engelien Boeser.
Holland. 176 blz. f 18,90.
| |
Buitenlandse onderscheidingen
Zes Nederlanders kregen een eervolle vermelding bij de Europese jeugdboekenprijs, die iedere 2 jaar door de provincie Trento in Italië wordt uitgereikt.
Deze prijs, die dit jaar aan Frankrijk werd toegekend en de vorige keer aan Nederland (Thea Beckman) wordt bepaald door een internationale jury van literair en pedagogisch gerichte academici. Het Nederlandse jurylid is dr. Ria Bauer-van Wechem. Uit 181 boeken kwamen 6 Nederlandse met een eervolle vermelding voor de dag:
• | Tonke Dragt - Water is gevaarlijk (bloemlezing) |
• | Anke de Vries - Belledonne kamer 16 (jeugdroman) |
• | Tonny Vos - De nieuwe vrijheid (historische jeugdroman) |
• | Guus Kuyer - Met je kop in de prullebak (kinderboek) |
• | Frans Hoppenbrouwer - Hasse de Haas (educatief) |
• | Dolf Verroen - Allemaal de boom in (voor jonge kinderen) |
|
|