Bzzlletin. Jaargang 7(1978-1979)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 57] [p. 57] Vier gedichten voor Bert Schierbeek Remco Campert Amsterdam: v.l.n.r. Gerrit Kouwenaar, Remco Campert, Simon Vinkenoog, Jan G. Elburg, Bert Schierbeek & Hugo Claus. 1 Beste Bert, Marijke schrijft dat als ik niet gauw iets voor of over je schrijf in verband met je verjaardag dat het dan niet komt in BZZLLETIN zodoende mis ik weer een keer de literaire historie Beste Bert, je weet wat er met blaadjes gebeurt- in de natuur dwarrelen ze omlaag rotten, bemesten grond die eens per generatie braak ligt soms ontspruit dan nieuw geboomte met opnieuw alles erop en eraan en al die blaadjes hebben één glorieus voorjaar een andere vorm 2 Ik houd niet van zestig of veertig of vijftig of dertig of twintig of pijprokend honderd - ik houd niet van jubilea het is dan net of het allemaal niet waar was terwijl je wel beter weet Het was net zo waar als je wou dat het waar was, dat is leven en taal ontroering en dood [pagina 58] [p. 58] 3 Een jaar woonde ik bij je thuis en we waren zo mager jij had een fiets en een oorlog ik was op zoek en een jongen Jij had dat landse verwelkomende en ik had dat stadse afwerende Jij schreef lopend van kamer naar anti-kamer Het Boek Ik- en ik ik Wond een Standbeeld op Jij hield van samen gezellig en ik was eenkennig speelde Hamlet op een keukentrap maar het ging om hetzelfde: te zijn in de taal en taal dan gezien als iets dat mensen spreken die woorden uit hun lijf op papier met grote moeite die ellende die standvastigheid die hang naar het leven die gesmoorde strotten open kelen die daar wat daar uitkomt dat voorgoed en opnieuw te schrijven zodat als ze lazen ze wisten dat het gehoord was het kermen en het stille sterven van elke ongekende mens de dapperheid 4 Een keer in de van Eeghenstraat in de winter lag ik met een meisje, ze heette Sylva zo koud als het kon kwam de maan uit het park naar binnen schijnen, jij was weg op de fiets naar de Amstel, je zoon bonsde de dreumes zijn bol tegen de muur, je vrouw deed de schuifdeuren dicht, ik lag in bed met Sylva die bang was, uit de provincie, verliefd op een ander, jij was zoveel ouder maar toch op een fiets op weg naar de Amstel zo'n verschrikkelijk koude nacht dat niemand echt gelukkig was dat oud SS-ers onder katholiek- socialistisch bewind in Korea sneefden zo'n nacht dat je alles wat er is gebeurd nogeens dun op je boterham krijgt dat je denkt: ik ben nauwelijks begonnen en ik heb al geen zin meer (Sylva Sylva, je brandende ogen en je bleke hals) werkelijk, de sterren vroren in mijn voorhoofd die nacht dat ik als Bert nu kan fietsen waar ook naar toe en zijn lampje brandt nog vlak boven zijn werk dan moet ik (Sylva's magere hoofd op mijn magere schouder) schrijven en leven ernstig gaan nemen zolang als het duurt Iviers, 8-10 augustus 1978 Vorige Volgende