Bzzlletin. Jaargang 6
(1977-1978)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Portret van Günter Wallraff
| |
Terugtochten naar voren.Op het eerste gezicht heeft hij een uitwerking als een goede oude bekende. Wildvreemde mensen tutoyeren hem direkt, en diegenen die hij denkt te kunnen vertrouwen, tutoyeert hij ook reeds na korte tijd en spreekt heel open met ze maar merkwaardiger wijze altijd alleen maar over zijn werk en nooit over zichzelf, hoewel zijn werk toch zeer sterk persoonsgebonden is en hij dat zelf ook wel weet; zijn persoon probeert hij zoveel mogelijk op de achtergrond te houden, want hijzelf kent maar al te goed het verwijt - en is er misschien ook wel een beetje bang voor - dat hij zichzelf teveel voor de zaak schuift, die hij wil laten zien; in ieder geval laat hij niemand te dicht bij hem komen en heeft hij zeker zoiets als een ‘beschermde zone’ nodig. Naarmate men hem langer kent en spreekt, merk je, dat hij helemaal niet zo zelfverzekerd is (iets wat men toch zou kunnen verwachten), integendeel, hij is erg snel geïrriteerd, wanneer men hem persoonlijk aanspreekt, juist omdat hij geleerd heeft, zich niet op innerlijke normen te richten die hem zouden kunnen beschermen - een niet gekrenkt narcisme kan namelijk zeer stabiliserend werken -, maar op signalen van de buitenwereld. Hij zoekt kontakt met andere mensen en vindt hen ook gemakkelijk, maar het is voor hem moeilijk het kontakt intensief uit te bouwen en duurzaam te maken; het beeld van iemand die alléén wil vechten is niet zo verkeerd. In gesprekken stelt hij meer vragen, dan hij zelf antwoorden zou geven en voortdurend probeert hij uit te zoeken, hoe de anderen denken, ook over hem denken. Wanneer hij zijn tegenspraken niet kent, vermoedt hij ze toch minstens en probeert hij altijd weer om ze uit de weg te ruimen en door te breken naar de mensen. | |
[pagina 39]
| |
Hij heeft hun bevestiging nodig en tegelijkertijd ook weer niet; hij vreest ze als een molensteen om zijn nek, precies zo als hij anderzijds bang is mensen teleur te stellen; hij is er voortdurend op uit, aan de weet te komen, wat de anderen van hem verwachten en probeert zich op deze verwachtingen in te stellen, niet om er aan te voldoen - dat kan hij helemaal niet - maar om hun werking op hem precies te kunnen inschatten. De situatie praktisch meester worden en zich daarbij vastberaden veranderen, in beweging blijven, om alle ontwikkelingsmogelijkheden te kunnen benutten (ook de risicorijke veranderingen) - dat is voor alles belangrijk; en dan natuurlijk ook: de fasen van de innerlijke stilstand overbruggen, waar men meent, alleen schijnbewegingen te maken, waar alles om zichzelf schijnt te draaien, waar men alleen nog van de ene voorstelling naar de andere leeft, zonder verreikende perspektieven, die verzonken is in een iedere dag terugkerende praktijk van routine, waarin men alleen nog reageren kan - interviews geven, toestandsbeschrijvingen -, waarin men het idee heeft dat het alleen maar op deze manier en niet anders verder zou kunnen gaan en dat men er niets tegen kan doen, omdat men misschien reeds allang verhandeld is en ook omdat de persoon zich mogelijkerwijze reeds lang ruïneus veranderd heeft, de lichamelijke en geestelijke krachten opgebruikt zijn, waar men zijn krachten al lang verspild heeft en dit weet en dit niet naar buiten mag doorsijpelen en men dan gedwongen is, nog een keer, weer een keer, alle krachten te mobiliseren en met de verwachtingen van de mensen op de loop te gaan, omdat hun verwachtingen te hoog opgeschroefd zijn en de persoon nauwer insluiten; en verder: opgebrand zijn en in toestanden leven, waar men zelf reeds een kunstmatige psychose voortbrengt, die tot uitdrukking komt in achtervolgingswaan en het zoeken van afzondering, om dan weer die afzondering te doorbreken, de waanvoorstellingen weg te schuiven, iedere vorm van wegebben te ontkennen, opnieuw het vertrouwen in je zelf vinden en kontakt zoeken met de omgeving rondom je, om de verwachtingen van de buitenwereld realistisch proberen te beantwoorden, weer een beeld van jezelf proberen te vinden en van daaruit, wat men wil, de zenuwen onder kontrole brengen, een verreikend konsept probeert te ontwerpen, dat weliswaar niet te ver mag reiken, omdat het toch vooral ook altijd om de vaste suksessen van het moment gaat, zich naar buiten parachuteren, zonder de bestuurbaarheid over de eigen persoon te verliezen; en dan: de crises accepteren, omdat zij, zoals Dieter Wellershof zegt, ‘de macht van het verleden over het leven breken en de mens zich door haar weer ervaren kan als een grote, onbepaalde in te vullen ruimte’Ga naar eind2), om te zien, hoe men de donkere ruimte van het schipbreuk lijden of de dreiging van het mislukken weer langzaam verlaat, hoe men leert om weer geestdriftig te kunnen worden, aan zijn eigen mogelijkheden leert geloven en zodanig dat zij een stuk werkelijkheid kunnen worden, weer kunnen dromen, intensief aanwezig zijn, weer kunnen dagdromen, konkreet willen leven en geloven dat dit mogelijk is, strategiën en tegenstrategiën ontwikkelen, te kunnen genieten, de grenzen van de ervaring en hun waarde op te sporen en zich verzekeren, dat alles heel anders zou kunnen zijn, misleidingsmanoeuvres te ontwerpen en zichzelf daarbij niet vergissen, vooral zichzelf te zijn en tegelijkertijd met de anderen, zich niet te laten afremmen, alles voor mogelijk houden, in een rol glippen en hem weer afpellen om de volgende rol over te nemen, een zoals men zegt, plaatsvervangende rol, hoewel deze plaatsvervangende rol niet alleen filosofisch onmogelijk te onderbouwen valt, maar ook door de buitenwereld, dat wil zeggen door de media in toenemende mate bestreden wordt - en tenslotte moet men toch in alle rollen zichzelf blijven. Een woning in Keulen, maar deze woning wordt meestal alleen gebruikt om een adres te hebben. Onderweg zijn, 's morgens in alle vroegte vertrekken, honderden kilometers afleggen, informanten bezoeken die materiaal aanbieden, met deze mensen praten, het materiaal bestuderen, bekijken of het wel of niet te gebruiken is; 's avonds laat terugkeren en de volgende morgen gaat het op dezelfde manier verder. Wanneer men voortdurend in de praktijk bezig is, vindt men helemaal geen tijd en rust om gekonsentreerd te overleggen en beslissingen te nemen voor de volgende arbeidsfasen. Men buit zichzelf uit, zonder de krachten op langere termijn te richten. ‘De verhouding tussen het beleven en het verwerken van indrukken ligt bij mij ongeveer 10:1, als het zelfs niet 20:1 is’Ga naar eind3). Dat betekent dat de praktijk hier een ogenblik alleen staat; een dag, twee dagen, drie dagen. En de werkingen in de praktijk zijn ook alleen maar de schaduw van een werking, die er misschien nooit zal zijn; in ieder geval zijn ze niet meetbaar. Zichtbare werkingen, dat zijn dan dikwijls termijnen. Zondagavond telefoon van de Norddeutschen Rundfunk: of men maandagavond in Panorama in een live-uitzending aanwezig zou kunnen zijn om te spreken over de Griekenland-aktie. Dat betekent: Dat men voor de eerste keer voor een breed publiek zijn motieven zou kunnen toelichten. Dat betekent maandagmorgen naar Hamburg vliegen. Dat betekent: een of wellicht anderhalve dag verliezen voor een vijf, zes, zeven, hoogstens tien minuten durend interview. Goed dus. Men is hen, die zich voor iemand inzetten, immers ook dankbaar. Goed dus. Enzovoorts... In deze situatie leeft Günter Wallraff, in de gaten gehouden door een buitenwereld, die alleen de oppervlakte ziet, de schaduw van zijn persoon en niet de krises en de storingen, waaraan zijn persoon is blootgesteld en waaraan hij zich zelf altijd weer vrijwillig blootstelt. En dan, heel plotseling, ook heel plotseling voor diegenen die in zijn omgeving leven, zet hij weer eens een keer alles op het spel, bedrijft hij dit ‘levensgevaarlijke spel’, zoals Heinrich Böll het genoemd heeft, waarin hij zich in een situatie parachuteert, waarvan hij ook voor zichzelf een radikale verandering verwacht, onder andere ook om uit die permanent dreigende ‘handel’ en uit deze tijd en kracht verspillende praktijk van routine te komen. Energie vrij maken, zich bevrijden, ernstig lijden, zich verzekeren van | |
[pagina 40]
| |
wat men wil en dan door een voor velen fantasierijke, bekoorlijke knotsgekke sprong in de werkelijke buitenwereld tot het uiterste gaan: | |
Op de markt.‘Tengunste van de in Athene bij een protestaktie tegen het Griekse regime in hechtenis genomen schrijver Günter Wallraff heeft zijn uitgever Reinhold Neven DuMont van de uitgeverij Kiepenheuer Witsch bij Bondspresident Scheel geïntervenieerd. In een telegram verzocht hij Scheel om hulp, zodat Wallraff in Athene geneeskundige hulp en betrouwbare juridische bijstand zou ontvangen. Neven DuMont zei, dat ook Heinrich Böll zich in zijn functie als voorzitter van de Internationale P.E.N. met een telegram tot Scheel heeft gewend. Ook de vergadering van jonge Bondsrepublikeinen van de “Industriebond Metaal” heeft direkte vrijlating van Wallraff geëist en een telegram naar Scheel gestuurd. Een vertegenwoordiger van de Duitse Ambassade heeft Wallraff zaterdag in het hoofdkwartier van de Griekse Veiligheidsdienst bezocht. Wallraff zei, dat hij na zijn overbrenging door de oproerpolitie geen klachten meer had. Tijdens een spektakulaire protestaktie heeft hij zich vrijdag aan een lantaarnpaal op het Atheense Sintagmaplein vastgeklonken en vlugschriften uitgedeeld. Volgens ooggetuigen is hij door leden van de Veiligheidsdienst op brutale wijze in elkaar geslagen en bloedde hij uit het achterhoofd.’ Bij deze mededeling van het Duitse Pers Agentschap, geciteerd uit de Süddeutschen Zeitung van 13 mei 1974, is het niet gebleven. In de daarop volgende dagen en weken stonden de kranten weer eens vol over Wallraff en zelfs de konservatieve kranten van dit land, die gewoonlijk geen letter over Wallraff in hun kolommen drukken en besprekingen van zijn boeken achterwege laten of er slechts een kort bericht over afdrukken, brachten nu iets over Wallraffs spektakulaire protest; want terwijl de telexen van de grote persagentschappen ratelden, kon men daar natuurlijk niet aan voorbij gaan; ‘men’ sprak erover. Zijn politieke vijanden gaven uitingen van respekt, om dat hier iemand zijn gezondheid riskeerde of probeerden hem belachelijk te maken op een schandelijke wijze, door motieven bij hem te veronderstellen, waarop Wallraff zich nooit zou beroepen; waarbij het interessant is om op te merken, dat de eerlijkste en zakelijkste berichten en kommentaren in de buitenlandse pers verschenen, bijvoorbeeld in een grote burgerlijke krant als de Londense Times, terwijl in vele - Godzijdank nog niet alle!. - Westduitse provinciale, regionale en landelijke bladen journalistiek weer eens een keer als een eierdans werd voorgesteld.Ga naar eind4); toen kwam weer eens tevoorschijn, wat Hans Magnus Enzensberger al in 1962 in een analyse naar voren had gebracht: de middelen waarmee daar gewerkt wordt, ‘het zijn altijd dezelfde: van de verborgen, nooit aangegeven veronderstellingen tot de willekeurige omgang met de spoedig onderdrukte, spoedig verminkte feiten; van de aanmatigende pretentie op de hoogste gerechtelijke autoriteit... tot de boosaardig diskriminerende aanhalingstekens; van de ogenknipperende verwijzing tot de “goedbegrepen” (en dat betekent financiële) “voordelen” tot het trillende slot, dat de argeloze lezer van de onberispelijke zienswijze van de auteur moet overtuigen’Ga naar eind5). Ook enkele mensen die anders met Wallraff sympatiseerden reageerden skeptisch op zijn Atheense aktie. Ze spraken allemaal over Wallraff, maar niemand sprak over de Griekse gevangenen, waarop hij hen attent had willen maken. Men verweet hem vooral, ook nu weer reklame voor zichzelf gemaakt te hebben. Hij had nl. - ook om zich te beschermen, zoals hij later verklaarde - voordat hij zijn aktie begon, een cameraman ingelicht, die zijn aktie filmde. Het A.R.D.-programma Panorama, dat de door een freelance cameraman uit Keulen gemaakte film uitzond, kreeg het dan ook spoedig zwaar te verduren. In de diskussie die erop volgde, verloor men - eigenlijk van het begin af aan - de belangrijkste standpunten uit het oog. De vraag, waarom iemand zoiets doet, werd in het algemeen niet ernstig bediskussieerd. Want zo'n aktie is geen vanzelfsprekende zaak; en ze is toch ook geen onzelfzuchtige zaak. Er spelen natuurlijk ook altijd egoïstische belangen mee; zo'n aktie komt toch voort uit een totale persoon, men moet toch in een bepaalde - ook geestelijke - situatie zitten, om tegen jezelf te zeggen, nu rijd ik naar Athene en ga daar tegen de militaire dictatuur protesteren. Wallraff, die na zijn terugkeer door de auteur over dit probleem werd aangesproken, antwoordde: ‘Men moet dit alleszins van twee kanten bekijken. Existentiële noodzakelijkheden spelen hierbij een rol, als u wilt, maar ook egoïstische belangen zijn niet uit te vlakken wanneer men een aktie als deze onderneemt. In mijn werk had ik een punt bereikt, was ik op een punt aangeland, waar mij de lange adem ontbrak, waar ik buiten adem raakte, de draad scheurde. Ik kon niet meer tegen die druk op, die men van alle kanten op mij uitoefende om te produceren... Door de afzondering in de gevangenis kwam ik in een situatie, dat ik als een uitgedroogde spons uitsluitend hoefde op te nemen en zonder direkte druk om te selekteren kon registreren. Weliswaar lag de aktie in het verlengde van mijn werk tot dusverre, maar er was ditmaal een groter risiko aan verbonden, het omvatte ook een grotere tijdsperiode, waarin ik mij helemaal in de situatie wilde laten opgaan... En deze tijd zou natuurlijk niet zonder sporen aan mij voorbij gegaan zijn, van uitbreken was geen sprake, geen half werk. Bovendien was het een doelgerichte aktie. Nu heeft men in de Bondsrepubliek mij dit doel willen betwisten, een doel, dat echter in het algemeen een van de meest legitieme doelstellingen is die een schrijver zich kan stellen, namelijk om iets helemaal van binnen in zichzelf te ervaren... ook de werking van datgene wat geschreven wordt, is daar immers altijd mee verbonden, in hoeverre diegene, die schrijft, ook werkelijk erachter staat, in hoeverre hij het verklaard.’Ga naar eind6). Het is zeker ontoelaatbaar om het probleem zodanig in te korten, dat men zegt, dat het hier in eerste instantie om een psychologisch probleem gaat. Anderzijds moet men rekening | |
[pagina 41]
| |
houden met wat Wallraff zegt. En wanneer hij het heeft over een ‘verplichting tot produceren’ dan bedoelt hij daarmee, dat hij zich in een situatie bevond - door mij in het begin beschreven -, waarin hij zich op grond van die ‘verplichting tot produceren’ gedwongen voelde, zich altijd zeer snel bevredigd te voelen, bevredi - gingen echter die niet van lange duur waren, oppervlakkige bevrediging dus, omdat men zeer snel moet laten zien, dat men bevredigd is, als die produktiedwang je op de hielen volgt; dat betekent: je hebt een zaak afgemaakt en je bent er nog niet helemaal van overtuigd en daarom zou je er graag nog even mee doorgaan; maar dat gaat niet, je moet met datgene wat je gemaakt hebt tevreden zijn, want door die productiedwang kun je je niet al te lang met een bepaalde zaak bezig houden, maar dien je al weer met een volgende bezig te zijn. In hoeverre zijn aktie in Athene een voortzetting was van zijn tot dusver verrichte werk, heeft Wallraff zelf op de volgende wijze geprobeerd te beantwoorden: ‘... juist bij zo'n zaak is het belangrijk dat, wanneer er een uiterlijk sukses optreedt, er een soort belangrijkheid ontstaat, men naar aanleiding daarvan niet op zijn lauweren mag gaan rusten, maar dat men alles in de waagschaal stelt, dat men die benut om die gestelde doelen te realiseren, die je als anoniem iemand nooit zou kunnen realiseren... Sukses ontstaat immers niet door iemand alleen; binnen je werk benut je ook andere zaken. - Wanneer men eens zou uitdokteren hoeveel ervaringen, citaten, monologen, beschrijvingen van zeer veel naamlozen in mijn werk aanwezig zijn, dan kom je plotseling, als men dit meetbaar zou kunnen maken, tot de konklusie, dat je zelf maar een deelbijdrage levert. Je daarin te organiseren en ook nog dit sukses te versterken, zou kunnen betekenen, dat jij je van je oorspronkelijke uitgangspunt vervreemd zou hebben. Daarom was zo'n aktie ook juist op dit tijdstip noodzakelijk, ook als er dit risiko aan verbonden was. De afloop was onzeker; de mogelijkheid totaal verkeerd begrepen te worden, wat immers juist in de Bondsrepubliek het geval was, en weliswaar minder bij de gewone burgers - in hun ingezonden brieven las ik in het algemeen dat ze begrepen hadden, waarom ik dit gedaan heb, onder hen waren er velen die pas voor het eerst door deze aktie met het fascisme in Griekenland geconfronteerd werden en daarop besloten tot het oprichten van aktiekommitees... er waren ook enkele kollega's in de media, die daar voor een gedeelte niet aan hun trekken kwamen, geremd werden bij hun eigen initiatieven, zich dan op de een of andere manier schikken of cynisch worden en iemand het recht ontzeggen om zoiets te doen, omdat een dergelijke aktie in strijd is met de normale beroepseer. Maar in Griekenland heeft men de zaak begrepen, heeft men ermee kunnen werken, was het een teken van hoop... En voor mezelf was het zoals ook gewoonlijk in mijn werk de mogelijkheid, om weer van de grond af aan in een rol iets door en door te beleven, wat op grond van mijn bevoorrechte rol als auteur, als journalist niet meer zou kunnen. Ik meen, dat heeft daarmee te maken, dat men in deze maatschappij als journalist de dingen, op voorhand bereid, voorgeschoteld krijgt, gefilterd en wel... daarom moet men zelf de wegen vinden, om deze versperringen te doorbreken en geen informatie uit 2e of 3e hand weer te geven. Ik geloof dat daar ook de breuk zit tussen journalistiek en literatuur. Journalistiek is altijd iets gefilterds, iets dat van buiten bekeken is en alleen het werkelijk existentieel beleefde, wat iemand in zijn eigen bestaan ook bedreigt kan in het schrijven zodanig overgebracht worden, dat het een heel andere verstaanbaarheid krijgt.’Ga naar eind7). Tot zover Günter Wallraff zelf over de vraag, wat voor betekenis de aktie heeft in samenhang met zijn werk tot dusver. Maar laten we de vraag eens verder nagaan. Laten we de vraag eens andersom stellen. Laten we ons eens afvragen: Is er in zijn werk meer discontinuiteit dan continuiteit? Is hij met zijn Atheense aktie tot zijn beginselen teruggekeerd? Heeft zij hem niet teruggeworpen? Is Wolfgang Borchert opnieuw aanwezig: op de markt gaan staan en schreeuwen? Maar terwijl alles, wat hij tot nu toe gedaan heeft een proces vol tegenstrijdigheden is en terwijl ook zijn persoon vol tegenstrijdigheden zit - begrijpelijkerwijs moet men stellen, want iemand zonder deze tegenstrijdigheden zou dit werk niet kunnen verrichten -, daarom moet men een beetje uithoren, uitvragen, polsen, om erover te kunnen praten. | |
Het begin: er klopt niets van.Günter Wallraff is in 1942 geboren. Zijn vader was arbeider bij Ford, werkte daar in de spuiterij, waar hij zijn gezondheid voortijdig ruïneerde; zijn moeder stamt uit de grootburgerlijke wereld, haar ouders waren pianofabrikanten en door haar huwelijk ontstond een materiële breuk, ze ‘probeerde echter voortdurend de schijn van vroeger te handhaven. En hierdoor brak er zogezegd iets van boven en van onderen’.Ga naar eind8). Wallraff ging naar het gymnasium en verliet het voortijdig met een mavo-diploma. Hij wilde decorateur worden, maar bij het toelatingsexamen, kwam men tot de conclusie, dat hij voor dit beroep eigenlijk niet geschikt was. Daarna werd hij boekhandelaar. In 1963 moest hij dienst nemen in het leger van de Bondsrepubliek, hij diende een verzoek in om als dienstweigeraar erkend te worden, maar dit verzoek werd ongegrond verklaard en hij werd opgeroepen, maar weigerde dienst te nemen. Na lange uiteenzettingen werd hij naar de psychiatrische afdeling van een militair hospitaal gestuurd, waar hij om zich te verdedigen aan een dagboek begon. ‘Dat was voor mij een enorm belangrijke zaak. Dat was een toestand, waarin ik zelf bijna begon te geloven: er klopt iets niet met je, die mensen waren in die tijd toch nog autoriteiten voor mij, psychiaters, artsen enz. en ik dacht, als die jou zo overduidelijk indelen, dan zal er op den duur toch wel iets van waar zijn... Kortom ik bevond me dus eigenlijk in die situatie, waarin je denkt dat je als typische gek, de enige normale bent tussen al die gekken... Terwijl ik dat allemaal opschreef, aanvaardde ik eigenlijk de eerste onvrijwillige rol.’Ga naar eind9). Hij werd in die tijd een betrokken waarnemer. | |
[pagina 42]
| |
In het begin schreef hij zeer subjectief op, wat er met hem gebeurde, later noteerde hij ook al objectiever, wat er met de mensen rondom hem heen gebeurde. Hij schreef met de hoop, ‘dat alles bekend gemaakt zou worden en niet blauw blauw gelaten’.Ga naar eind10) En terwijl hij begon met het openbaar maken door alles op te schrijven ‘werd ik (ten slotte) ontslagen. Ik vertelde de militaire arts, dat ik alles opschreef wat er met mij en rondom mij gebeurde en dat ik het zou publiceren. Nadat ik hem enkele uittreksels uit mijn dagboek had laten lezen, was ik binnen zeer korte tijd ontslagen. Openbaar maken, dat is een van de sterkste afweermiddelen, die het individu tegenover een machtsapparaat heeft!’Ga naar eind11). Na zijn ontslag uit het leger-‘voor oorlog en vrede ongeschikt’, wilde hij niet meer naar de boekhandel terug, ‘dat was voor mij ook een soort schijnwereld geworden... Ik wilde nu van de voorwaarden uitgaan, waar de meeste mensen van uit moeten gaan, omdat dit voor hen nu eenmaal vast ligt: fabrieken, grote werkplaatsen enz.’Ga naar eind12). Nog voor zijn legertijd had hij zich iedere keer weer in de rol van schrijver gezien, het was een vage wens, die meer in het verlangen aanwezig was dan in de werkelijkheid. De gedichten die hij toen al zeer vroeg schreef, laten zien dat hij beïnvloed was door Trakl, Kerouac, Benn en vooral door Borchert. Een half jaar was hij ook ‘on the road’, het was een romantisch-verheerlijkte reis geweest, verklaarde hij later. In die tijd heeft hij ook een keer mescaline gebruikt en wel meteen een overdosis, die hem in een soort schrijfdwang bracht en later vond een kleine uitgever uit Berlijn het manuscript in zijn woning en nam het, zonder iets te zeggen, mee en enkele weken later kwamen al de drukproeven; publikatie kon door hem niet meer verhinderd worden. Het boek heette Mescaline, had een omvang van 16 pagina's (met originele offsetlitho's van Jens Jensen) en verscheen bij de uitgeverij Peter Paul Zahl te Berlijn; het is al lang niet meer in de handel. Het is een zeer onduidelijk, misschien ook wel mislukt pogen tot een dichterlijke gebiedsinname, waarin de invloeden van Carl Einstein herkenbaar zijn en wiens boek Bebuquin Wallraff in die tijd zeer goed gelezen moet hebben en Einstein en het hele expressionisme nu heeft hij vermengd met Ginsberg en Kerouac en Benn en Borchert enzovoorts. Wallraff wilde de tekst in die tijd, zoals hij in een uit 1967 daterende inleidende opmerking zei (op dit tijdstip, sinds 1964, verschenen al zijn eerste industriereportages in de krant van de vakbond Metall) ongetwijfeld eerder als een tekst met een documentair karakter gewaardeerd zien, dan als literair en hij schreef in die inleidende opmerkingen een ‘waarschuwing’: ‘de in die tijd genomen overdosis mescaline had enkele nevenwerkingen tot gevolg: een aaneenschakeling van gedachten, niet kunnen konsentreren, depersonaliseringsverschijnselen’. Zonder deze tekst nader te willen analyseren, wil ik er toch enkele passages uit citeren, waardoor men een idee kan krijgen van de atmosfeer in dit mescaline-verslag. In deze tekst treffen we een thema aan, dat er als een rode draad doorheen loopt: de vernietiging: ‘Misschien inzien, dat het tevergeefs was, maar voor al het goud van de wereld, dit niet toegeven. Ergens in jezelf iets zoeken, wat nog van mij is, waar ik mezelf nog ben, ik specifiek ben, maar alles is door mij heen en niet ik, nooit ik, misschien ik. Weggespoeld van de eeuwige ik-bezetenheid en voor mij altijd alleen gelaten. En daarmee nooit klaar kunnen komen, dat zeker weten, “waarom eigenlijk alles weten” (willen)?’Ga naar eind13). ‘Alles praat, praat, praat op me in. - De toestand van het zich oplossen. Morgen telegrammen naar alle windstreken sturen en om verontschuldiging smeken, omdat alles zo is, als het is. - Een gedachte brandt de volgende weg, etst hem uit, laat hem helemaal niet meer ontstaan. Er zal nooit meer een gedachte bestaan, er zal nooit meer gedacht kunnen worden, gedacht. Koude - de koude van de sneeuw. De spoorloosheid van de zich nooit verliezenden, de nooit oplossenden mescalinepartikeltjes. - Wanneer je je daarmee hebt ingelaten, ben je verloren, je weet dat, je laat het je welgevallen, raakt er nooit meer van los. Los. Weg. Voor alles willen vliegen. Allemaal vluchtpunten en geen enkele, enkele uitweg vinden. Chaos en het is niet eens jouw chaos. En toch heb jij je allereigenste chaos, die je niet laat ontvluchten.’Ga naar eind14). ‘Mijn eigen walgelijke afschuwelijke afstotende lelijkheid gezien. Naar de spiegel (toilet) gesprongen en me van de muur willen (krabben), in de gootsteen geprobeerd met moeite en geweld te kotsen, maar er kwam niets, ingesloten op de W.C., kwamen drie mannen en zeiden “u zou daar zijn” en ik moest erbij horen. - Moest er weer uit en stond dan zoals zo dikwijls op een doordringend pijnlijke wijze volledig onsamenhangend in het vertrek. - Mensen rukten stoelen aan, werden aan elkaar voorgesteld, alleen niet aan mij en ze schenen te weten, ze schenen van alles over mij te weten, alleen ik wist helemaal niets van mezelf. Ze rukten het masker naar beneden om zich daarmee voor mij te camoufleren. Ze begrepen me door en door, wat was ik meer dan een laatste, hulpeloze gebaar in het vertrek? Mijn ogen zaten allang niet meer in het hoofd, wat zouden ze daar nog moeten zien? - Als er nog ergens rust zou heersen, zou ik me met mijn hele verlangen daaraan hechten. De reis waarheen? Waartoe? Ik heb het zinkende schip (dat van mezelf) allang verlaten en ben nu de loods, die het op de klippen zal laten lopen. Erbij toeziet en er niets meer tegen onderneemt, want de kaarten zijn al lang geschud, zelfs als ik zou uitstappen. Ik probeer de sprong terug en die moet ver genoeg zijn, anders...’Ga naar eind15). Toen hij dit schreef, was hij 19 of 20 jaren oud. Tegenwoordig becommentarieert zijn debuut a.v.: ‘Natuurlijk, in sentimentele situaties koketteerde ik ook nog met dit lyrische produkt van vroeger, liet ook mijn gedichten her en der zien. Maar die tijd heb ik meer en meer overwonnen, ik weet ook helemaal niet meer, waar dat spul ligt, ik wil het ook helemaal niet | |
[pagina 43]
| |
meer weten, dat interesseert mij niet meer.’Ga naar eind16). Maar zouden deze teksten uit zijn begintijd misschien voor hem niet opnieuw interessant kunnen worden, want het is toch interessant, psychologisch bekeken, met welke neurosen en moeilijkheden iemand ooit begonnen is? ‘Natuurlijk, maar toch alleen maar interessant voor mezelf. Dat was absolute “inside-literatuur”, die ik toen geschreven heb, daar zat helemaal geen waarde voor anderen in.’Ga naar eind17). | |
Verandering; voor de praktijk.Waar vandaan deze rigoreuze afwijzing van zijn beginperiode? Wie hem van vroeger kent en hem nu voor het eerst weer ziet, of wie zijn vroegere teksten met zijn huidige werk vergelijkt, herkent hem niet meer. Vroeger, heet het, was hij iemand, die zich zonder enige vorm van zelfbewustzijn vertoonde. Er zijn mensen die, wanneer ze zich ergens in het openbaar vertonen, daar met hun hele persoonlijkheid aanwezig zijn. Bij hem was dat nooit het geval. Hij verontschuldigde zich dikwijls, zegt men, en wanneer hij in Mescaline over verontschuldigen praat, dan kan men dat letterlijk opvatten. In de vroegere teksten, bijvoorbeeld in het ‘mescaline-verslag’ probeert een persoon zijn eigen existentie te ensceneren en vervalt daarbij in depressies, die zelfs tot zelfmoordplannen leiden. Het is hier niet de aangewezen plaats om te spekuleren over een mogelijk direkt autobiografisch karakter van deze aantekeningen; ook is het niet de bedoeling om de manieren te onderzoeken, hoe in deze tekst de fantasie werkt. Het gaat er hier op dit ogenblik alleen maar om, om vast te stellen, dat Wallraff het soort literatuur, dat hij vroeger schreef en waarmee hij zich een tijdlang bezig hield, hem slecht bekomen is. Als schrijven iets met identiteit te maken heeft - en dat geloof ik - als schrijven dus ook altijd terugwerkt in je leven, dan zou ik menen, dat Wallraff vroeger de indruk had, dat dit schrijven uit zijn beginperiode hem niet hielp, maar hem juist hinderde bij het realiseren van zichzelf. Omdat dit schrijven geheel en al in de subjectiviteit is blijven steken, hij het ook niet kon of wilde overbrengen in een objectiverend gesprek, omdat hij misschien meende dat zijn toenmalige thema toevallig gekozen was en hij er daarom niet toe gerechtvaardigd om er over te schrijven, omdat hij tenslotte ook meende, dat deze soort literatuur hem afsneed van het werkelijke leven en de authentieke ervaringen, daarom is hij daarmee gestopt, om andere voor hem effectievere mogelijkheden te zoeken om zich zelf te kunnen realiseren. Uit die tijd is in ieder geval een literatuur-haat overgebleven, die tot op heden doorwerkt, een haat tegen alles wat niet met de praktijk te maken heeft, tegen alles wat de toegang tot de praktijk verspert, haat tegen dit onwerkelijke, onechte leven, tegen de schijn van deze in scene gezette dus niet authentieke ervaringen. En toen hij dan zijn ervaringen in het leger op deed, ervaringen die voor hem een stap in de richting van het werkelijke authentieke leven betekenden, toen hebben deze ervaringen zijn langzaam verworven inzichten bevestigd en heeft hij in die tijd een volledige verandering van zijn persoon ondergaan. Die tijd in het leger van de Bondsrepubliek moet voor hem een ongelooflijke ervaring zijn geweest. Het gevoel zich niet te kunnen verweren, aan dit machtsapparaat overgeleverd te zijn. En dan dit dagboek schrijven als verdediging, als verzet. In deze tijd heeft hij alles losgelaten waaraan hij vroeger nog zeker en langzamerhand alleen nog maar zeer vaag houvast aan had, hij heeft zich volledig van zijn tot dan toe verlopen leven losgemaakt. En hij heeft iets geleerd: namelijk de hardnekkigheid, de vaste wil, om beslissingen ernstig te nemen. En zijn beslissing was, om zijn oorspronkelijke uitgangspunten van zich af te schudden. Zijn beslissing was een keuze vóór de praktijk èn tegen de theorie. Hij wilde zich nu, zoals hij zei, overleveren aan de werkelijkheid. Hij werd Günter Wallraff. En tegenwoordig is hij een van de bekendste Duitse schrijvers en een van de meest gevreesde. Voor velen heeft hij het beeld over ‘de onschuld van de literatuur’ opgeruimd. Vele ‘afdelingen personeelszaken’ van grote Duitse firma's bezitten sinds jaren een signalement van hem, dat lange tijd niet volledig was, omdat men geen fotoos van hem bezat; er was alleen maar vage informatie voor handen dat hij er zo en zo zou uitzien, dat men die en die gebaren moest maken, waaraan men hem dan zou kunnen herkennen. Wallraff, een legende. Pas sinds de laatste jaren, in verband met zijn verscherpte akties in de openbaarheid, kwamen er dan fotoos van hem en zij tonen een man zonder bijzondere kentekens, een gezicht uit de massa, waaraan alleen zijn bril opvallend is - een van de glazen is boven aan de rand gesprongen. Günter Wallraff: | |
De luis in de pels.‘Perhaps what the establishment could forgive least were Wallraffs allegedly ungentlemanly methods of obtaining information’ - Wat het establishment hem misschien het minste vergeven kon, waren Wallraffs methoden om aan informatie te komen, die waren niet die van een gentleman, wierp men hem voor de voeten. Dat schreef eind juli 1973 het Times Literary Supplement over Günter Wallraff. Wallraff buiten de grenzen van de Bondsrepubliek tot dan voornamelijk in Zweden bekend, werd door deze Britse literatuurkrant van aanzien, geprezen omdat hij van alle Duitse auteurs die zich met ‘het documentaire’ bemoeiden, een van de belangrijkste doelstellingen van de ‘documentaire literatuur’ het dichtste was genaderd: namelijk de authentieke verlevendiging van een sociale situatie. Deze beschrijving is verregaand juist; ze zwijgt echter over de methoden waarmee Wallraff, die zich als een luis in een pels bij grote concerns binnendringt, door deze concerns bestreden wordt. ‘Wallraff was daar’ - dat is in dit land al bijna een gevleugelde uitdrukking geworden. En als een bedrijf erachter komt, dat Wallraff daar was, zo vertelt hij, dan rommelt het iedere keer achter de schermen en kan men slechts gissen, wat er zich nog zal afspelen als het boek is uitgekomen. En dit gerommel achter de schermen speelt zich niet alleen zo af dat deze bedrij- | |
[pagina 44]
| |
ven hem met processen bedreigen en hun advocaten naar zijn uitgever sturen en proberen de rechtbank tot een kort geding aan te zetten; maar ook proberen ze buiten de rechtbank om tegen hem op te treden, zoals onlangs het Keulse Gerlingconcern, die een in de Keulse kunstkringen verkerende spion op hem afstuurde en als schep er bovenop ook nog een detectivebureau inschakelde om hem te laten schaduwen. ‘Wallraff was daar’ - deze gevleugelde uitdrukking constateert natuurlijk bovendien ook nog, dat Wallraff in dit land al lang tot instituut verheven is. Velen die het recht aan hun zijde denken, maar bij allerlei instanties geen recht verkregen hebben, wenden zich tot hem. Alleen kan hij het werk al lang niet meer aan. Dagelijks worden hem stapels materiaal toegestuurd: beschrijvingen van gevallen, die hij toch een keer uit moet zoeken, dagboekaantekeningen van arbeiders en leerlingen tot en met komplete dossiers; om dit allemaal uit te zoeken en te kunnen publiceren moet men de beschikking hebben over een groep mensen, die zich daar mee bezig gaat houden. En daar wil Wallraff meer en meer toe over gaan, met een groep samen aan al het binnenkomende materiaal werken; zegt hij. Wallraff vandaag - er is nog een ander beeld; een beeld dat de buitenwereld niet zo goed kent; het beeld van een schrijver die zich ook verschillende keren vervolgd voelde, die ook vervolgd wordt, in wiens vriendenkring af en toe mensen van de veiligheidsdienst infiltreren, maar het zou bovendien een wonder zijn, wanneer de veiligheidsdienst zich niet voor hem zou interesseren. Zijn privéleven is dikwijls chaotisch, zoals aan het begin van dit artikel beschreven. Vrienden klagen, dat je niet op hem kunt rekenen; dat hij afspraken niet na komt, niet na kan komen, omdat hij veel te veel hooi op zijn vork neemt. In zijn woning gaat bijna iedere vijf tot tien minuten de telefoon. Dikwijls geeft hij niet thuis; of hij neemt op en terwijl op deze dag weer eens alles boven hem instort, wimpelt hij alle telefooneerders af, door een zakdoek om de hoorn te wikkelen en dan in zijn beste gastarbeider-Duits te zeggen: ‘Hier bij Wallraff. Ik mag eigenlijk helemaal niet opnemen, ik ben alleen maar op bezoek. Er is op het ogenblik niemand hier. Belt u een andere keer nog eens terug alstublieft. Of de telefoon gaat tien-vijftien-twintig keer per dag en als hij dan opneemt, wordt aan de andere kant neergelegd. Soms, wanneer iemand hem opbelt en hij opneemt, zegt hij direkt, dat men a.u.b. een andere keer moet terugbellen, omdat hij op dit ogenblik wordt afgeluisterd. Een enkele keer komt ook van de regeringsprocureur uit Karlsruhe de officiële mededeling dat zijn toestel gedurende een bepaalde periode is afgeluisterd. Waarom heeft hij nooit kunnen achterhalen, zelfs een ingeschakelde advocaat kwam dit niet aan de weet. Wallraff heeft een bijna fanatieke interesse in zijn werk. Men kan het zich nauwelijks voorstellen, dat hij privé een relatie zou onderhouden met mensen die niets met zijn werk te maken hebben. En toch, nochthans. Men kan zeggen, dat het hem gelukt is, zich al schrijvende een beetje te normaliseren, dat betekent: in de literatuur die hem voor ogen zweeft; hij is een van de weinigen die erin geslaagd is zich qua literatuur zich van enkele van haar individuele ziekten te genezen, uitgedaagd door een maatschappij, wier macht en dwang hij niet wil aksepteren. Een normaliseringsproces, zei ik, dat zich schrijvende heeft voltrokken. Dat is niet alles en deze verkorte weergave is misschien zelfs fout. Want dit normaliseringsproces is naar voren geschoven, terwijl hij ondertussen aan het afschaffen van zijn schrijven werkt. Er treden voortdurend meer en voortdurend langere fasen in, waarin hij niet meer schrijft. Wil hij het niet meer en kan hij het niet meer. Schrijven is voor hem al ondraaglijk zwaar werk geworden. Omdat namelijk in zijn ogen dit omzettingsproces een omweg is, die hem beperkt. Hij heeft een droom: dat op zekere dag niet meer wordt geschreven, omdat men zich dan rechtstreeks, direkt en spontaan kan uiten, zonder eerst de omweg van de literatuur te hoeven gebruiken. | |
Bereiding van de werkelijkheid.Wallraff is sinds zijn legertijd een heel pragmatisch denkend iemand. Zijn theorie, die hij in interviews of tijdens vergaderingen van werkgroepen bij gelegenheid heeft geformuleerd, werkt vaag. Hij heeft zich ook nooit in het bijzonder ermee gemoeid, om zijn werk theoretisch te onderbouwen en af te grenzen dat lijkt hem niet noodzakelijk. Weliswaar heeft hij in zijn jeugd BEBUQUIN van Carl Einstein gelezen, maar Einsteins, tijdens zijn Parijse ballingschap geschreven manuscript, dat in 1963 herontdekt werd: DE FABRICAGE VAN FICTIES, deze radikale afrekening met de “kultuur van de intellectuelen” heeft hij niet gelezen. Zou hij het doen, dan zou hij met Einstein, indien hij hem uitvoerig zou citeren, zijn werk kunnen rechtvaardigen: “De intellektuelen schreven de geschiedenis als een kroniek van individuen en verzonnen een mythologie, die hun eigen roem en sukses ondersteunde. De schrijvers hadden een keten van prestaties gesmeed. Zij verborgen de beslissende kollektieve invloeden. Nu schitterden deze werken als wonderen en verbijsterden raadselachtig. Hierdoor verhoogde men de neerbuigende angst voor het individu. Het kollektief was door het sukses van hun prestatie bedrogen en viel terug in zwijgzame duisternis. Nu werd de cultuurgeschiedenis als een kroniek van de heersende minderheden en individuen geschreven. Maar de beslissende literaire of beeldende vondsten waren uit het kollektief gegroeid. Begaafde enkelingen hadden de anonieme motieven gepolijst en gedifferentieerd.”Ga naar eind18). Of: “met subjectieve kunst en oorspronkelijke formuleringen geeft men de konsument het vleiende gevoel van grenzeloze macht en vrijheid. Men verkoopt het parvenu de sensatie, dat hij over de wereld beschikt en iedere dag, fris versierd, hem zal doen blozen. Dit subjektivisme was in overeenstemming met het privé-kapitalistische anarchisme. De subjektivisten durfden voortdurend meer: de wereld is mijn privé-uitvinding, mijn eigen visie. Men kende geïsoleerde formu- | |
[pagina 45]
| |
leringen enorm belang toe; zo geloofde men definitief van een aantal verplichtingen ontheven te zijn.”Ga naar eind19). Wanneer Wallraff nu ook in eerste instantie een pragmatisch iemand is, die er op uit is, wat hij denkt indien mogelijk onmiddellijk in de praktijk om te zetten, dan zijn er toch enkele zinnen te citeren, waarin zijn literatuuropvatting duidelijk wordt. Hij denkt aan de lezer, “die tot nu toe volledig afhankelijk is en het zijn in ieder geval bijna 45% van de bevolking die totnutoe geen enkel boek hebben, de bijbel en Oetkers kookboek uitgezonderd. En deze mensen te bereiken, is eigenlijk hetgene wat ik zou willen. Daar zal ik niet van de ene dag op de andere in slagen, dat is duidelijk; ik kan niet zeggen: hopla, hier ben ik en lees nu maar eens, want het is een langzaam proces. Dergelijke mensen zijn immers tenslotte ook niet toevallig zo terughoudend t.o.v. de literatuur”.Ga naar eind20). Wallraff, zo kan men samenvattend stellen, ziet het als zijn opgave naar de mensen toe te gaan en over hun situatie te schrijven en weliswaar zo, dat ze zich daarin kunnen herkennen. Met de “onschuldigheid van de literatuur”, zoals hij die meent aan te treffen, wil hij niets te maken hebben. Het gaat hem er om de werkelijkheid niet af te wijzen, maar ze te veranderen binnen een kollektief. Zogezegd zonder zich daarbij op Carl Einstein te beroepen, die de opgave van de kunst daarin zag, dat ze “bescheiden” aan de produktie van een nieuwe werkelijkheid zou meewerken. Evenals Einstein eist hij, dat schrijvers, kunstenaars in het algemeen afzien van hun particuliere droombeelden’. ‘Nu gaat het niet meer om de verandering van de fictie of de navolging van een gegeven toestand, maar om medewerking van de sociale wijziging van de maatschappelijke feiten.’Ga naar eind21) Dit citaat van Einstein zal Wallraff helemaal onderschrijven. | |
Spektakel; dat klinkt nu utopisch.Hier begint echter zijn dilemma. Wanneer het klopt, dat het met zijn werk totnutoe afgelopen was, dat hij niet eeuwig zo verder kon werken, namelijk naar bedrijven gaan, daar werken, daar weer vertrekken en daarover schrijven, dat deze manier van werken een eindpunt bereikt heeft, omdat Wallraff namelijk als eenling niets anders kon doen dan détails over de onderdrukking van alledag bij elkaar harken, waarbij hij automatisch maatschappelijke problemen moest personaliseren, wat zich in veel van zijn verslagen zo uit - vooral in het Gerling-verslag ziet men dit zeer duidelijk -, dat de lezer ervaart dat de vertrekken voor de bedienden en leerlingen klein en lelijk zijn, dat de leerlingen te pas en te onpas gechicaneerd worden, dat Gerling zelf iedere dag diktatoriale allure ten toon spreidt, dat hij -als hij ooit al eens met mensen uit zijn bedrijf praat- zeer zacht praat en naargelang zijn humeur plotseling in schreeuwen kan vervallen, een man, die thuis zijn eten laat serveren door bedienden met handschoenen aan en die hem daarbij in godsnaam - niet mogen aankijken, omdat hij anders gek wordt -, dat is allemaal belangrijk om te tonen, want deze sferische indrukken veraanschouwelijken veel en toch ondervindt de lezer anderzijds ook dat het te weinig is, omdat namelijk dat wat is, door zo'n aan personen en details opgehangen beschrijving niet zo doorzichtig gemaakt wordt zoals het nodig zou zijn, maar dat er zelfs eerder het gevaar bestaat, dat de ervaring van de onderdrukking door deze naakte beschrijving door alleen maar op te tellen verdubbeld wordt; wanneer het tenslotte waar blijkt, dat Wallraff dit alles wist - en ik ben er zeker van dat hij het wist -, dat hij begreep dat zijn werk tot nu toe weliswaar niet tot truc werd, maar door een groot gedeelte van de publieke opinie meer en meer als een truc werd aangezien, dat de zichtbare werkingen ook uitbleven en hij zich in tegendeel meer en meer versnipperde, de mensen hem meer en meer verplichtingen oplegden -, dan moet men zich toch wel afvragen, dan moet Wallraff zich toch wel afvragen, hoe dat allemaal nu verder moet gaan. Tegen datgene wat hij tot dusver gemaakt heeft en de manier waarop hij dat gemaakt heeft zijn veel bedenkingen in te brengen en ook ingebracht geworden. Zij zijn echter niet op Wallraff gericht, maar tegen deze maatschappij. Men moet niet zijn methoden aanvallen, maar de verhoudingen in een maatschappij, die zulke methoden noodzakelijk maken. Men kan alleen maar over de effektiviteit van zijn methoden diskussiëren en het is veelzeggend, dat Wallraff zelf sinds enige tijd het meeste nadenkt over de effektiviteit van zijn methoden. Waarom het hem thans gaat is, de grenzen tussen kunst en leven op te heffen; of, preciezer: de grenzen tussen fictie en maatschappelijke praktijk. Het gaat hem erom, dat de maatschappelijke praktijk de kunst helemaal absorbeert. Een mogelijkheid om dit te bereiken ligt in de happening. Zijn aktie in Athene was, - ongetwijfeld in een nieuwe politieke betekenis - zo'n happening, die tot doel had, de tegenstanders, in dit geval de toenmalige politieke machthebbers, zodanig uit te dagen, dat ze zich als zodanig in alle openbaarheid herkenbaar maakten. Zijn aktie bij het Keulse Gerlingconcern was ook zo'n happening. Hij had toen, op een feestdag, een Zweeds camera-team het concern (waar hij in die tijd als bode werkte) binnengeloodst, was de werkkamer van de chef van het concern binnengegaan en heeft zich daar zittend op het reusachtige bureau in het uniform van de bode laten filmen. Deze zaak heeft veel stof doen opwaaien, hij had de lachers op zijn hand en de laatste beambten tot een confrontatie door dit bericht gebracht. Maar heeft deze Gerling-affaire nu tenslotte ook laten zien, waarom het eigenlijk ging? Heeft Wallraff niet teveel het aksent op de spectaculaire momenten gelegd? Waarom is hij òp het bureau gaan zitten en niet erachter? Zou het laatste niet doeltreffender geweest zijn? Het antwoord is moeilijk, hoewel ze niet mis te verstaan en eenvoudig lijkt. Van de ene kant bekeken zou het zeker dom geweest zijn om van dergelijke spectaculaire momenten af te zien, want zij zorgen juist voor publiciteit en dwingen de media er toe om er nota van te nemen; vanuit de andere kant bekeken hebben ze het nadeel, dat deze akties haar kritici van munitie | |
[pagina 46]
| |
voorziet, zodat ze weer eens - wat ze graag doen - de figuur van de ‘eenzame vechter’ kunnen laten zien, dat betekent, dat ze hem in een rolpatroon dwingen, wat hij niet wil, waar hij zich zelf weliswaar lange tijd in terug vond, maar waar hij, nu toch met alle middelen die mogelijk zijn vanaf wil. Er valt veel voor te zeggen, dat hij, na zijn beide laatste akties buiten de fase van het schrijven wil treden. Voor Wallraff die politiek niet in een hok te vangen is, die zich niet op partijprogramma's of op bepaalde richtingen beroept, maar eerder nog zoals in de zaak Griekenland, een beroep doet op de Rechten van de Mens - voor Wallraff is dit voortdurend belangrijker geworden - en voor zijn verdere werk van een rechtstreekse noodzakelijkheid, wat we nog zullen zien -, om ook in de kunst democratie tot stand te brengen en dat betekent: iedereen aan alles deel laten nemen. De happening is misschien een heel demokratische vorm van kunst, bovendien is het een spontane vorm. Wanneer Herbert Marcuse in zijn ‘Versuch über die Befreiung’Ga naar eind22) de kunst zag als een produktieve kracht van de materiële en kulturele reorganisatie, dan is het wel dit, waarop men het eerste Wallraff kan vastleggen. Wanneer men kunst echter als produktieve kracht opeist en accepteert; wanneer men kunst uit zijn isolement wil halen, waarin geïsoleerde kunstenaars haar gebracht hebben, dan is het volledig konsekwent om aanspraak te maken op de produktiemiddelen, vooral in een tijd waar de alledaagsheid visueel en accoustisch permanent in huis gehaald kan worden. Dat heeft Wallraff gedaan. Niet zonder daarbij op protesten van mensen te stuiten, die er niets verkeerds in zien, wanneer er waar ter wereld dan ook iets gereproduceerd wordt; of Christo nu de Grand Canyon verpakt of de stad Hannover, uit reclameoverwegingen, de kunst ontdekt en kunstenaars uitnodigd om nu eens in Hannover snel kunst te maken - en ‘die Tagesschau’ erbij is en de kranten worden volgeschreven en niemand zich opwindt. Alleen wanneer Wallraff de gangbare produktiemiddelen gebruikt, dan zijn er diskussies. Waarbij het dan tenslotte niet om de methode gaat, maar over de inhoud, om een inhoud, waarover eigenlijk iedereen, zoals in het geval Griekenland, eens kon worden: Rechten van de Mens. In 1973 heeft Wallraff verklaard: ‘Nou ja, het klinkt nu utopisch, ja, dat is ook een stuk utopie in de literatuur, dat de mensen op zekere dag niet meer hoeven te schrijven, omdat ze zich anders en doeltreffender verstaanbaar kunnen maken. Een utopie die met hard werken verkregen moet worden, waarbij enkelen zich eenvoudig moeten verenigen, waarbij een schrijver niet meer zijn tot dusver vermeende genialiteit vertroebelt en niet meer alleen dat gelooft, wat de kritisie hem aanpraten. Dat de ene schrijver voor de ander beslist een voorsprong wil hebben, dat is toch allemaal flauwe kul, dat zijn toch allemaal ingeslepen vrije-marktregels, die de inhoud toch meer versluieren dan dat ze ze naar buiten toe brengen.’Ga naar eind23). Wat hier tot uitdrukking komt, is niet alleen een helder bewustzijn van de situatie, waarin hij zich de laatste jaren bevonden heeft en tegenwoordig versterkt ziet en van de noodzakelijkheid uit deze situatie uit te moeten breken, maar ook de poging om konkrete uitspraken te doen over de bemiddelingspogingen van literatuur. Wallraff is van mening, dat de literatuur tot nu toe toch overwegend vrije-tijd- en afleidingsliteratuur is, een door bevoorrechte mensen geschreven literatuur, die ook alleen maar door bevoorrechte mensen gelezen wordt en ook alleen maar door bevoorrechte mensen nagelaten wordt. Zijn literatuurbegrip is dat begrip, dat Hans Magnus Enzensberger in 1968 in het ‘Kursbuch 15’ formuleerde (waar hij zich ondertussen ongetwijfeld weer van gedistantieerd heeft), toen hij een pleidooi hield voor uitsluitend politieke journalistiek, die naar zijn mening nog het beste van dienst zou kunnen zijn. De overtuiging dat deze politieke journalistiek tot de enige ware literatuur bestempeld zou moeten worden, is natuurlijk extreem dogmatisch. Wanneer men zegt, het beste voorbeeld daarvoor, dat de heersende literatuur geen maatschappelijke betekenis heeft, is dat ze zonder verzet genoten kan worden, dan is dat een naïef standpunt. Want iedere tekst kan zonder verzet genoten worden, de Bijbel evenzo als het Kommunistisch Manifests, André Bretons Nadja evenzo goed als Günter Wallraffs reportages uit Duitse fabrieken. Ik kan dit alles met volledige onbetrokkenheid lezen, het kan me allemaal om het even zijn, niets dwingt hiertoe, wanneer er geen maatschappelijke praktijk aanwezig is, die die daarop aansluit; en bij literatuur is het net zo, zij kan haar bewustzijnsmacht alleen maar ontvouwen binnen een literatuurconceptie, die die inhouden ontvouwen wil. Er bestaat een burgelijke-tekst-archeologie, die het niet doet, omdat zij het niet wil doen, maar het is ook denkbaar, dat geëmancipeerd literatuur-onderwijs zou kunnen bewijzen, dat literatuur verbazend interessant en belangrijk is, namelijk in datgene wat ze maatschappelijk omvormt en aktualiseert. Zo eenvoudig als Wallraff het doet, kan men het probleem niet schematiseren. Er zijn altijd wel mensen, die vóór alles eens iets formuleren, en dan is het niet altijd zo, dat deze stellingnamen en gezichtspunten, die iemand ooit geformuleerd heeft, alleen door een grote meerderheid weer in dezelfde vorm ingelost worden, maar hoe dat ingelost wordt, dat is al weer iets anders, het moet niet meer identiek zijn, omdat de inlossing al niet meer beantwoord aan de intentie van de auteur. Hoe men nu ook tegenover Wallraff's literatuurbegrip mag staan - ik persoonlijk ben het met hem daar helemaal niet eens, ik zou in tegenstelling tot hem, zoals gezegd, nog iedere literatuur haar recht toekennen, waarin zaken geformuleerd worden, óók als ze nog geen praktijk zijn, die echter nog praktijk worden moet - in ieder geval moet onthouden worden: vanuit zijn eigen begrip en visie zijn Wallraff's laatste pogingen konsekwent. Wat hij in Athene gedaan heeft, dat is zeker weer Wolfgang Borchert: zich op de markt plaatsen en schreeuwen; maar anders: met mediamieke aspekten. Wallraff heeft geprobeerd, ‘de zaak te laten ontploffen’, de bemiddelingsproblemen op te lossen. Heeft geprobeerd zijn toekomst vanuit zijn verleden te begrijpen en te bestemmen, | |
[pagina 47]
| |
van waar hij ooit vanuit gegaan is, namelijk iets vanaf beneden aan zichzelf te ervaren en deze ervaring nu meteen rechtstreeks in het bemiddelingsapparaat, dus de media binnen schuiven, ‘Het gaat daarom, dat men datgene wat men gepresteerd heeft, voortdurend in twijfel trekt en probeert te ontleden’Ga naar eind24) Deze zin staat in de autobiografie van William Carlos Williams en als een tegenwoordige Duitse schrijver dit geprobeerd heeft en blijft proberen, dan is het Wallraff. Ik bedoel in deze betekenis: hij zou voortaan dan eens hier, dan weer eens daar naar een fabriek kunnen gaan, dan daarover schrijven en later een nieuwe verzameling met reportages op de markt kunnen brengen, de boeken zouden zonder meer goed verkocht worden en hij zou er goed van kunnen leven en dat hij eigenlijk met zijn werk in deze vorm bij een eindpunt zou zijn aangeland, zou niemand in het bijzonder zijn opgevallen. In plaats daarvan riskeert hij nieuwe organisatievormen en riskeert hij daarmee volledig op zijn neus te kunnen vallen. Maar zo zegt William Carlos Williams, ‘dit is de enige manier om schone handen te blijven houden’Ga naar eind25). Wallraff, die van alle Duitse auteurs het dichtste bij de praktijk staat is gedwongen de oorzaken en konsekwenties van zijn situaties permanent te analyseren. Dat onderscheidt hem van alle anderen. Wat zouden echter zijn konsekwenties kunnen zijn? | |
Wat te doen?Wallraff, de laatste tijd hier herhaaldelijk naar gevraagd, heeft het groepswerk iedere keer weer ter sprake gebracht. Als alleenvechter gaat hij er altijd op af; dat gaat ondertussen zijn krachten geheel en al te boven. En: ‘Zeker was het ook de moeilijkheid, dat de uitwerkingen altijd een beetje aan het toeval bloot stonden, dat ik wel eens ergens aan een zaak begon, de tekst publiceerde en dan bij mezelf zei: zo mensen, kijk maar eens toe, wat jullie daarmee zouden kunnen doen. Deze verplichting om er iets mee te doen, blijft echter ook bij jezelf hangen en ook daarom moet ik proberen met een groep te gaan samen werken, die toch meer op gang kan brengen dan iemand alleen.Ga naar eind26). Hij gelooft de auteur in zich weg te kunnen nemen, ongeveer in die zin, dat hij hem aan een groep overdraagt. Wanneer meerdere mensen zouden samenwerken, zou het veelzijdiger, doordringender zijn. ‘Dus: de juridische zekerheden zouden door anderen verzorgd worden, het uitpluizen van handels balansen bij eventuele acties, zou door experts kunnen geschieden, enzovoorts.Ga naar eind27)
Duidelijk voor hem is, dat het alleen al wat kracht betreft op den duur niet meer mogelijk is, om deze dubbelrollen te doorstaan. Daarom denkt hij niet in zeer lange tijdsperioden. Voor zichzelf werkt hij met perioden van altijd maar vier, vijf jaren, ‘en als daar dan nog eens vier jaren bijkomen, is het goed, men beleeft dan ook alles bewuster en intensiever. Maar zeker dient een toekomstplan altijd beperkt gehouden te worden. Drie jaar..., twee jaar..., Kijk eens, ik ben niet zo verliefd op het leven. Ik kan nu niet zeggen, of ik dit op mijn vijfigste nog kan. Zolang ik het intensief, zo totaal mogelijk kan doen, is het goed.’Ga naar eind28). Dit is het ene punt, waarom hij in de toekomst zijn werk naar een groep wil verplaatsen. Het andere: hij is gedwongen om voor zijn werk nieuwe organisatie-modellen te vervaardigen, die ook nieuwe ervaringen mogelijk maken. Tot nu heeft hij, de afhankelijkheid van hun ervaringsgebied altijd maar weer opnieuw kunnen reproduceren. Dat was een belangrijke eerste pas; hij heeft een bewustwordingsproces ingeleid, dat staat wel vast. Wallraff heeft echter nooit geprobeerd de door hem bijeengebrachte bijzonderheden in een analyse onder te brengen en slechts een analyse zou de veronderstellingen van deze bijzonderheden veraanschouwelijken. Telkens alleen nieuwe bewijzen voor afhankelijkheden te verzamelen en te documenteren, dat is op den duur niet te doen. Maar wat dan verder te doen? Waar wil Wallraff eigenlijk naar toe? Dat is niet zo heel duidelijk uit te maken. Soms denk ik, zweeft hem een systeem van zelfbestuur voor ogen, want naar mijn weten betrekt hij in zijn overwegingen op geen enkele wijze vakbonden of politieke vertegenwoordigers in zijn besluitvorming. Daar is altijd alleen maar de konstruktie: aan de ene kant de industriële overheersers en aan de andere kant de demokratie. Wallraff dus een radicale democraat? | |
Media, dromen.Laten we proberen, de konsekwentie, die men uit zijn werk kan trekken, te beschrijven. Welke weg zal Wallraff moeten gaan en waarheen zal hij leiden? Ik bedoel, dat het ene door hem zelf genoemde alternatief als nieuwe werkvorm tot nu toe, namelijk het groepswerk, kan voor hem geen alternatief op de lange duur zijn. Er zijn zelfs aanwijzingen voor, dat hij dit alternatief, waar hij naar buiten toe altijd weer op terug komt, al lang weer heeft laten vallen. Want juist omdat zijn werk zeer sterk persoonsgebonden is, omdat hij onvermijdelijk bepaalde psychische voorwaarden in haar heeft (binnen) gebracht, de zijne namelijk, is dit werk niet zo gemakkelijk aan te passen. Toen Böll een uitweg zag, door vier, vijf, zes Wallraffs te scheppen, dan is dat, meen ik, iets te gemakkelijk gezegd. Hoe zou men dat ook moeten doen? Moet Wallraff nu vier, vijf, zes kleine Wallraffs aantrekken, binnen een groep leiding gaan geven om hen te trainen, hoe ze wat-wanneer moeten doen? Moeten ze allemaal leren zich te vermommen, geschikt worden om zich als subject helemaal terug te nemen en in andere rollen te sluipen en deze veranderingen maandenlang vol te houden? Een alternatief, dat ik op het ogenblik zie, is uit de droom af te leiden, die hij me verteld heeft: dat op een dag nl. niet meer geschreven zal worden, omdat men zich dan direkt, spontaan, rechtstreeks kan uiten, zonder eerst de omweg van de literatuur te moeten bewandelen. De scheiding tussen leven en kunst is dan, zoals dat heet, opgeheven. Wat wij doen, doen we operatief. Kunst is leven geworden. Men kan ze praktisch overnemen, omdat ze nu ook niet alleen meer de praktijk dient, maar - op haar voorter- | |
[pagina 48]
| |
rein - zelfs de praktijk helpt voor te bereiden. Wallraff heeft mij verteld, dat hij bij zijn volgende werk nu, een jaar lang een bandrecorder wil laten meedraaien. Hij gaat dus tot groepswerk over, waarbij hij niet met vijf, zes, zeven mensen op de traditionele manier verder werkt, maar waarin hij groepswerk via elektronische middelen tot stand brengt. Of dit alles werkelijkheid benaderd, daarover kan men van mening verschillen. In ieder geval is deze konsekwentie in Wallraffs werk ingebouwd. En hijzelf zal de effektiviteit van zijn werk in de toekomt ook wel daaraan meten, in hoeverre het hem gelukt is deze konsekwentie in de praktijk te realiseren. Andere alternatieven? Ik zie op dit ogenblik nog een andere, die Wallraff zelf wel niet zal aksepteren. Hij zou niet uitsluiten alleen meer ervaringen van andere mensen moeten proberen over te brengen, maar ook zijn eigen ervaringen, die hij thans tijdens zijn werkzaamheden verdringt. Hij is een van de beste verslaggevers, die we hebben. Maar hij zou nog beter kunnen, zijn werk zou nog doeltreffender, overtuigender zijn, wanneer hij zichzelf met zijn ervaringen volledig en helemaal en ongeveinsd in dit werk mee naar binnen neemt. | |
Postscriptum.Tot slot zou ik iets persoonlijks willen zeggen. Ik hanteer zoals reeds gezegd, een ander literatuurbegrip dan Wallraff. Tussen de hoogst kunstmatige literatuur, zoals die ongeveer door Nathalie Sarraute geschreven wordt en een werkstuk, zoals dat door Wallraff geschreven wordt, ben ik altijd heen en weer geslingerd. De tegenspraken interesseren mij. Ik houd echter Wallraffs werk voor noodzakelijk, omdat dit werk het noodzakelijk maakt, altijd weer opnieuw weer nieuwe organisatievormen te vinden. Dit betekent dat het voor mij in de toekomst net zo belangrijk is hoe en op grond van welke meningen hij zijn werk organiseert, als dat wat hij zegt en bedoelt. Met Wallraff moet men rekening houden. Hij is onderweg in de praktijk. Op deze weg is hij soms onberekenbaar. Wanneer deze gedrukte tekst voor me zal liggen, is hij misschien al weer iemand anders, ergens anders. Daarom kon hier ook geen Günter-Wallraff-Portret getekend worden, dat zou kunnen kloppen, er kon slechts materiaal voor zo'n portret geleverd worden. Günter Wallraff: terwijl hij onvermoeibaar probeert, zich zelf te genezen, probeert aan de verbetering van zijn betrekkingen met de andere mensen te werken; helpt hij ons bij de verbetering van onze betrekkingen tot de andere mensen. |
|