| |
| |
| |
Wallraff over Wallraff
Günter Wallraff
Wallraff zei nee, hoewel hij werd opgevoed om ja te zeggen.
Ik was toendertijd nauwelijks voorbereid en politiek wist ik nog helemaal niets. Het ging mij zoals zovelen in deze situatie. Moest je de weg van dienstweigering, die toendertijd nog veel discutabeler en veel moeilijker was dan tegenwoordig, nu er van alles georganiseerd en ondernomen wordt en je georganiseerde hulp kunt krijgen, gaan of stilzwijgend meedoen? Het wemelde destijds, ik werd in 1963 opgeroepen, van allerhande dwepers met apolitieke en sektarische motieven. Mijn weigering was een volledig individuele, private stap. Ik wist dat ik zou worden opgeroepen, wist echter nog lang niet, hoe ik daarop zou reageren. Heb er ook wel aan gedacht naar het buitenland te gaan om de Bundeswehr te ontlopen, heb dan toch eenvoudigweg afgewacht en het verzoek om als dienstweigeraar erkend te worden te laat ingediend. Eigenlijk niet te laat, drie maanden van te voren. Omdat wettelijk een zo snel mogelijke behandeling is voorgeschreven, had het verzoek nog in behandeling genomen moeten worden. Dat gebeurde echter niet. Ik werd eerst maar ingelijfd. Heel logisch, want de ervaring en de statistiek wezen uit, dat meer dan de helft van de aanvragers hun verzoek introkken, als ze maar eerst drie maanden in het leger waren en drie maanden achter de rug hadden, waarin hun wil werd gebroken.
| |
Als iemand nee zegt en toch in het leger komt.
Er moeten minimale onderstellingen van een kritische houding bestaan. In de leeftijd van 15-20 jaar ben je nog gemakkelijk aan te passen. Je pikt dingen, omdat iedereen het doet en omdat je denkt, het moet wel zo zijn omdat het altijd zo geweest is.
Ik kom uit een heel burgerlijke familie, was dus heel gespitst op het individuele, het private. Politiek verderft het karakter, daar moet je vanaf blijven, zo leerde mijn moeder mij. Daarentegen zag ik de persoonlijke ervaringen van mijn vader. Hij had zich door zware lichamelijke arbeid kapot gemaakt, lakstokerij bij Ford, later heeft hij het tot lagere employer gebracht en was blij een enigszins rustige levensavond te hebben. Eerste aanzetten tot kritisch denken kreeg ik echter ook op school, al op de lagere school. Daar was een leraar, die ons niet gelijkvormig aanpaste, die gesprekken uitlokte. Dat zette zich op het gymnasium voort. Daar las een leraar met ons Wolfgang Borchert, terwijl Wiechert veel eerder aan de beurt had moeten zijn. En dan kwam erbij wat ik door lezen en luisteren van de tweede wereldoorlog te weten kwam. De vernietigingsmachinerie van deze oorlog en dat leidende krachten van toen al weer deze machinerie draaiende hielden. Dat alles was nog heel gevoelsmatig vermoeden en niet bewust geformuleerd en het had nog lang geen bewust politieke consequenties. Maar het was voldoende om mij tot mijn weigerende houding te brengen.
Op school was ik erg goed in sport geweest. Wat mij voor militaire dienst natuurlijk heel geschikt en mijn rol daar moeilijk vast te leggen maakte. De kapitein wilde mij in de rol van een slappeling en lijntrekker dringen, die lichamelijk een zwakke, slappe figuur is en daarom tegen de harde, lichamelijke inzet en dienst voor het vaderland. Maar toen ik bij een sportfeest van onze compagnie een uitstekende tijd liep, ging dat niet meer op. De houding die de ‘kameraden’ tegenover mij aannamen, veranderde zich, omdat ze merkten dat het beeld, dat de kapitein hen van mij had gegeven, niet klopte, en dat ik andere redenen voor mijn verzet moest hebben. Het gebeurde, dat sommigen uit de compagnie mij naar mijn motieven van mijn verzet vroegen en dat twee van hen zich bij mijn verzet aansloten. Dat versterkte natuurlijk de onrust. Toendertijd kwam zoiets zelden voor. Tegenwoordig zijn er in elke compagnie enkelen, die solidair zijn. De twee werden erg snel onder druk gezet, de een had een vader bij de politie en tegen hem werd gezegd, dat die moeilijkheden zou krijgen als hij er niet mee stopte. Beiden gaven toe. Mij probeerden ze te isoleren, als fantast, als sektarist voor te stellen en probeerden de anderen tegen mij op te zetten, zodat ik niet verder zou kunnen ‘infekteren’. Ze moesten mij aanpassen, mij als ‘onruststoker’ uitschakelen. Hoewel ik alleen probeerde van de meningsvrijheid gebruik te maken, werd ik uitgescholden als onruststoker en ondermijner. Wat later in de bedrijven het verstoren van de bedrijfsvrede bleek te zijn, was hier de ondermijning van de weermacht.
| |
Waarom Wallraff zijn dagboek heeft geschreven en daarmee meer als zijn dagboek heeft geschreven.
Ik geloof, als ik dat niet gehad zou hebben, die zelfbevrijding door het schrijven, dan zou ik kapot zijn gegaan. Eerst schreef ik alles op om het vast te houden. Tegelijkertijd kwam er echter de hoop bij, dat dit alles bekend zou worden, niet zonder gevolg zou blijven. In het begin was alles alleen in de ik-vorm en ik noteerde alles vanuit mijn subjectieve gevoel en alleen wat met mij gebeurde. Langzaamaan veranderde dat echter en ik schreef op wat met de anderen gebeurde, onafhankelijk van mij. Ik werd dus een deelnemende toeschouwer. Daardoor werden de aantekeningen veel concreter, meer vatbaar en geloofwaardiger. Ook de situatie in de psychiatrische afdeling van het legerziekenhuis
| |
| |
zou veel moeilijker en onverdraaglijker geweest zijn, als ik niet de dagboekaantekeningen gemaakt zou hebben.
En alleen daarom werd ik tenslotte ontslagen. Omdat ik begon openbaarheid tot stand te brengen. Ik zei tegen de legerarts, dat ik alles opschreef, wat om mij heen gebeurde en met mij, en dat ik het zou publiceren. Hij liet zich stukken uit mijn dagboek zien en toen werd ik binnen heel korte tijd ontslagen. Dat is een sterke verdedigingsmogelijkheid van het individu tegenover een apparaat: openbaarheid tot stand brengen!
| |
Pogingen, het schrijven te verstoren.
Ik heb de vellen met de dagen, die opgeschreven en af waren, altijd snel weggestuurd of aan bezoekers meegegeven. Er waren dus altijd alleen notities van enkele dagen aanwezig. Een keer werd mijn kastje op voorschrift van de kapitein opengebroken.
| |
Wallraff over Wallraff II
Hoe iemand in de tot regel geworden kleinburgerlijke verhoudingen opgroeit, niet tevreden wordt en bedenkt, wat hij doen moet.
Het was allemaal heel middelmatig. Voorstad, groot woonblok, kleinburgerlijk milieu. De mensen woonden dicht op elkaar en iedereen wist van iedereen, wat hij bezat, wat hij aan eigendom had. Daardoor was er natuurlijk een kolossale onderlinge concurrentie. Ieder wilde de anderen overtroeven en meer hebben dan de buurman. Er was een bovenlaag die alles had, die zeer veel consumptie-artikelen kon laten zien, wat bij ons niet het geval was, omdat mijn vader door zijn ziekte, die hij zich lang daarvoor door zijn topzware werk op de hals gehaald had, als invalide met minder loon genoegen moest nemen. Daarom bevonden wij ons wat aan de rand van deze groep. We hadden te weinig om er echt bij te horen, Op de lagere school was ik een heel goede leerling, maar toen ik op het gymnasium kwam, werd dat anders. Omdat mijn vader ‘slechts’ arbeider was en niet gestudeerd had, kon ik thuis niet geholpen worden, zoals meestal nodig is om goed mee te komen. Ik had bijlessen nodig, die ik echter om financiële redenen niet zo vaak kon hebben als ik nodig had om niet te blijven zitten. Ik bleef dus een keer zitten en kon me een tweede keer zitten blijven niet permitteren en ging toen met de zgn. Mittleren Reife (een soort mavo-diploma - vert.) van school af. Ik denk aan de school, aan het gymnasium terug als een van de ergste perioden in mijn ontwikkeling. Druk, bevoogding en ook voortrekken. Deze school, die in een voorstad van Keulen lag en hoofdzakelijk door kinderen uit de armere maatschappelijke lagen werd bezocht, had ook enige zonen van bevoorrechte mensen, bijvoorbeeld zonen van artsen, juristen, zakenmensen uit de omgeving. Deze leerlingen genoten zekere voorrechten bij de afzonderlijke leraren, die het uit academische solidariteit goed met de ouders van deze kinderen wilden vinden: zijzelf hadden gestudeerd, de ouders hadden gestudeerd, tenminste de vader en daarom was het niet meer dan billijk dat de zoon ook studeerde.
Na de schooltijd en de voor mij in feite mislukte situatie stond ik er onnozel bij en wist niet wat ik moest doen. Ik moest toch iets gaan doen, een beroep leren, geld verdienen - het was de dwang van thuis. Ik wilde een beroep, dat niet al die gebruikelijke aanpassingseisen stelde, dat een zekere mate van vrijheid in het werk en zelfstandigheid mogelijk maakte en dacht er aan om decorateur te worden. Solliciteerde ook bij een confectiezaak en ging me voorstellen. Werd gelijk door een chef-decorateur op mijn aanleg onderzocht. Een prestatietoets, wat je zoal kan en weet, en een aanpassingsonderzoek, of je ook functioneert zoals allen functioneren en denkt zoals jonge mensen behoren te denken. Het onderzoek werd een complete katastrofe.
Bijvoorbeeld het ‘stemmingsbeeld vanuit het raam’ - dat was niet bont en kleurrijk genoeg. ‘Beetje troosteloos’ vond de onderzoeker. Het Peter-Stuyvesant-gevoel ontbrak volledig.
Resultaat van het onderzoek: ik was niet geschikt voor het beroep. Dat was toendertijd een grote schok voor mij. Ik zag mijzelf als een mislukkeling. Als een complete nul.
Uit een zeker gebrek aan oriëntering en omdat ik dacht, het beroep had inderdaad nog iets met literaire overdracht en geestelijke training te doen, werd ik boekhandelaar. Merkte dan al heel snel, dat ik als boekhandelaar alleen verdeler van artikelen was, van het artikel ‘boek’ namelijk. Een verkoper in een boekhandel. Met mijn chef, reserve-kapitein en met bijzonder conservatief-reactionaire denkbeelden, kreeg ik heel snel ruzie. Hij had me eigenlijk alleen aangenomen, omdat ik zo goed in sport was. Legde ik een boek van Sartre in de etalage, smeet hij het onmiddellijk weer eruit. Je moest in kostuum komen, tenminste een stropdas om hebben, in geen geval in pullover komen. De man die de technische afdeling onder zich had en in zijn pauze ‘Der Spiegel’ las, werd dat verboden en hij legde ‘Der Spiegel’ ook prompt weg, zonder tegen dergelijke bevoogding te protesteren. Wij leerlingen raakten onderling solidair en probeerden zelfs al openlijke vormen van verzet. Onze pogingen waren tamelijk hulpeloos.
Er bestonden toen nog geen basisgroepen in de boekhandel en er was nog geen aansluiting bij de vakbonden.
Onmiddellijk nadat ik de cursus voor de boekhandel had afgesloten, moest ik in militaire dienst.
Zoals gezegd, ik wilde niet. Maar ze zeiden me dat als ik niet op de aangegeven tijd bij mijn eenheid was, ik als deserteur gold en strafrechtelijk vervolgd zou worden. Goed, toen ging ik maar.
| |
Wallraff over Wallraff III
Na de ervaringen op school, cursus en militaire dienst en het leren kennen van onderdrukking het inzicht, dat de tegenstrijdigheden en moeilijkheden niet door persoonlijk mislukken, maar maatschappelijk ontstaan. Wallraff begint maat-
| |
| |
schappelijke samenhangen te begrijpen.
Ik had het een en ander meegemaakt, wat ik tot dan toe in deze consequentie en krasheid toch voor onmogelijk had gehouden en was vanuit de pure verbazing hierover, dat zoiets niet alleen mogelijk was, maar bovendien daadwerkelijk in de praktijk werd gebracht, een stap verder tot verzet gekomen. Nog was ik tamelijk apolitiek, had er geen idee van hoe de maatschappij in elkaar zat, ik had geen idee van sociale afhankelijkheden, van de veelvuldige uitbuiting van de zwakkeren door de sterkeren, machtigeren. Het waren heel exacte ervaringen, die mij als individu, als private persoon deden schrikken, en die ik openbaar wilde maken, verder wilde volgen. De impuls was er om te willen schrijven.
Vóór de diensttijd was er de wens, individueel te schrijven, poëzie te maken, dat te schrijven wat in de boekhandel als artikel werd verkocht. Er was een keer een gedicht in een anthologie en een in een vlugschrift voor poëzie. Het waren heel gekwelde pogingen om jezelf individueel, alleen te bevrijden. Ik heb voor mijn diensttijd in mijn dagboek een regel genoteerd, die ik eigenlijk helemaal niet wil herhalen, maar die erg typerend is:
‘de realiteit vervormt de poëzie’. De gedichten van toen waren niet slecht, er waren van die wat expressionistische schreeuwen bij...
Ik weet nu dat die gedichten niet klopten, niet sterk genoeg waren, dat ze in tegenstelling waren met dat wat ik als realiteit ondervonden had en dat ze ten opzichte van de werkelijkheid jammerlijk mislukten, zich er klagend tegen afzetten.
Daarom zijn er na de diensttijd ook geen pogingen meer ‘poëzie’ zoals eerst te schrijven. Ik wist nu, dat de moeilijkheden en tegenstrijdigheden niet persoonlijk, maar maatschappelijk bepaald zijn, en daarom niet privé, solitair op te lossen. Dit proces van bewustwording kwam natuurlijk niet van de ene dag op de andere op gang. Het duurde wel een tijdje. Maar langzaamaan begon ik politiek te denken.
| |
Iemand zoekt de vrijheid buiten onze maatschappij en vindt haar niet.
Er is nog een uitbraak naar een solitair bestaan geweest, mijn zwerftocht door Scandinavië.
Dat was een persoonlijke poging vorm te geven aan mijn weigering mij aan te passen. Een half jaar heb ik rondgezworven, maar niet helemaal willekeurig. Ik heb alle vrijplaatsen in het noorden afgelopen. De aantekeningen daarover waren overigens niet bruikbaar. Deze zwerftocht had ik me natuurlijk veel te romantisch voorgesteld. Toen ik zag dat ik wensvoorstellingen en droombeelden najaagde en in plaats daarvan alleen door de maatschappij uitgespuugden, uigestotenen vond, mensen die eruit waren gesprongen, vereenzaamd en alleen gelaten en geenszins het grote avontuur van de vrijheid, dat ik had gezocht en me had voorgesteld, toen was ik toch een wezenlijke ervaring rijker. Ze wilden toch allemaal op de een of andere manier terug naar de burgerlijke verhoudingen, welke dan ook, in ieder geval de onderste trap van de
| |
| |
Uit NRC-Handelsblad van 1 september 1976
| |
| |
burgerlijke maatschappij weer bereiken. Ik kwam terug en wist opnieuw niet wat ik moest doen. Van terug naar de boekhandel gaan was geen sprake, dan ging ik nog liever onderbroeken in een warenhuis verkopen.
Maar nu was de wil sterk genoeg geworden de dingen openbaar te maken, de verhoudingen en tegenstrijdigheden, en tegelijkertijd op te roepen dat je die verhoudingen kan en moet veranderen.
Dat alles was ik me nog niet zo bewust en duidelijk, zoals ik het nu onder woorden breng, maar het gebeurde nog heel tastend en vragend.
Wallraff gaat naar Keulen om in de Ford-fabrieken te werken. Hij verdient om van te leven en verschaft zich een beeld van de werkelijkheid, om de voorwaarden tot verandering van onze maatschappij te ontdekken.
Een vriend gaf mij de raad mij aan dat deel van de werkelijkheid bloot te stellen, dat in verhouding nog vreemd en onbekend was, namelijk de industrie- en arbeiderswereld. En toen deed ik wat het meest voor de hand lag. Ik moest werken, ik moest leven, wilde mijn moeder wat geld kunnen geven en niet op haar zak blijven leven, omdat zij sinds de dood van mijn vader van een klein pensioen moest leven. Ik ging dus naar Ford.
Ik zou weliswaar een wat betere baan hebben kunnen uitzoeken, die minder vies, minder afstompend geweest zou zijn, maar ondertussen had ik kennissen gevonden, die mij vertelden van hun situatie, die ik niet voor mogelijk hield en die ik wilde leren kennen.
| |
Wallraff ziet hoe leger en industrie en industrie en leger elkaar een handje helpen.
Ik ben er zeker van, dat ik zonder de ervaringen in militaire dienst de stap naar Ford niet zou hebben gemaakt. Dat hangt helemaal samen. Ik herinner me nog de grote compagnie-instructie van de kapitein, die ons duidelijk maakte, hoe belangrijk het militaire getuigschrift is. En ons vertelde, dat er een serie van belangrijke industriële firma's is, die bij het leger informeerde, welke instelling en welke prestaties de soldaat in het leger had getoond. Er is ook een boek ‘De verdienstelijke soldaat in de industrie’ en ik heb inmiddels veel aanstellingsformulieren gezien, waar precies wordt gevraagd: welke militaire rang, welke bevorderingen, hoe lang gediend, beroepssoldaat enzovoort.
Over de voordelige uitgangspunten, die een arbeider met een tijdelijk contract voor heeft op de andere arbeiders, wanneer hij in het openbaar wil zeggen wat er in het bedrijf fout is en hoe hij toch de andere arbeiders van dienst kan zijn.
Voor mij was dat maar een tijdelijke zaak. Dat heeft een criticus mij ook terecht verweten: ik ben nooit in de situatie geweest van hen die een leven lang onder deze omstandigheden moeten leven, die daar volledig aan overgeleverd zijn en die op hun dertigste weten, dat zich in hun leven niets meer zal veranderen.
Voor de sociale waarheid van mijn reportages is dat een minpunt, dat ik alleen maar een indringer was, die op elk moment het bijltje erbij kon neergooien en weggaan en niet levenslang gebonden was zoals de andere arbeiders. Het had aan de andere kant het voordeel, dat ik het niet pikte wat ik tegenkwam, maar misstanden aan de kaak stelde en hardop uitsprak. Ik hoefde geen rekening te houden met mijn arbeidsplaats. Ik kon ruzie maken, tegenspel geven, me opwinden, zonder bang te moeten zijn voor de gevolgen. Dat was een belangrijk psychologisch moment voor de arbeiders, speciaal voor de jongeren. Ze maakten zichzelf vaak wat wijs, bedrogen zichzelf, door zo te doen alsof de toestanden, waarin ze werken moesten, zijn zoals ze zijn, in orde, of het was nu eenmaal niet anders te doen. Ze willen niet in de rol van kankeraars en querulanten vallen en daardoor in moeilijkheden komen. Degene die begint met kritiek te geven op dat wat alle anderen tientallen jaren zonder mokken genomen hebben, wordt tot verstoorder van de rust en tot vijand verklaard van de anderen, die zelf niets meer kunnen en willen veranderen, omdat ze allang gesloopt zijn en moe. Daarom komen er in verhouding ook weinig pogingen tot protest voor en vandaar tenslotte de bereidheid om alles maar te pikken. Ik moest mij als tijdelijke arbeider natuurlijk niet aan deze zelfregulatie onderwerpen.
| |
Wallraff over Wallraf IV
Hoe de arbeiders reageren, als iemand hun van dienst is.
Bij Ford konden mijn artikelen gelijk in de vakbondskrant IG Metall verschijnen. Toen kreeg ik de reacties van de arbeiders nog aan de lopende band. Er kwamen arbeiders van andere afdelingen spontaan naar me toe om te zeggen hoe goed het was, dat de werkomstandigheden eindelijk eens openlijk beschreven werden. Ik had heel andere reacties verwacht. Ik had gedacht, dat ze naar me toe zouden komen en zouden zeggen: waar maak jij je zorgen om, je bekijkt dat allemaal veel te gevoelig. Wij zijn dat allemaal al lang gewend of wij hebben andere problemen. Maar ze kwamen naar me toe en zeiden: dat zijn dingen, die wij niet kunnen zeggen en die eindelijk door iemand openbaar worden gemaakt. Ze zeiden niet: ja, zo is het, nou en, maar ze voelden zich niet tevreden in hun situatie en ze voelden dat dat door mij in hun plaats was uitgesproken.
Er ontstonden discussies tijdens het werk. Er kwamen mensen naar mij toe, die ik tot dan toe niet kende. Er waren gesprekken en onderlinge contacten, die natuurlijk onmiddellijk ophouden, als degene, die zijn mond heeft opengedaan en geprotesteerd heeft, of als strafmaatregel werd overgeplaatst of eruit werd gegooid of uit zich zelf ergens anders ging werken.
Wat je kunt doen, om de arbeiders te ondersteunen, zodat ze voor hun rechten kunnen opkomen, en de vraag naar de rol van de vakbeweging.
| |
| |
Voor elke actie is het belangrijk, dat tenminste met de plaatselijk vakbondsvertegenwoordigers, de bedrijfsraad en de vertrouwenspersonen samengewerkt wordt. Achter hen staat al een flink aantal arbeiders, die dan natuurlijk eerder bereid zijn mee te werken, als wanneer iemand die helemaal vreemd is in het bedrijf en voor hun politiek ook moeilijk te plaatsen uit een ander sociaal milieu binnen komt vallen en dan denkt dat hij zo nodig moet voorlichten en agiteren. Die zal bij de arbeiders nauwelijks succes hebben. Je kunt ze ook dwingen mee te doen. Er zijn veel voorbeelden, waarin de vakbondsvertegenwoordiging in een bepaald district aan de druk van onderen moest toegeven en mee moest doen, om haar gezicht niet te verliezen, Omgekeerd wordt het door het hoofdbestuur vaak betreurd, dat het nog nauwelijks contact met de basis heeft. Daarom ondersteunt het uit zichzelf initiatieven van plaatselijke vertegenwoordigers en zet het zich daarvoor in. Het is voorgekomen, dat de plaatselijke vakbondsvertegenwoordiger al bereid was toe te geven, omdat hij machtige bedrijfsleidingen tegenover zich vond en zichzelf in een zwakke positie geplaatst zag en dat dan het hoofdbestuur hem steunde en de bedrijfsleidingen tot toegeven dwong.
| |
Ford - Ford - Ford - in een keer weg.
Het was me duidelijk geworden, dat ik met deze ervaringen bij Ford slechts een flinterklein onderdeeltje van de industriewereld beleefd had en dat één voorbeeld niet de structuur van een systeem zichtbaar kon maken. Ik heb toen bewust ondernemingen uitgezocht, die ver van elkaar vandaan lagen, om een brede spreiding te hebben en een redelijk representatieve doorsnee van de grote ondernemingen te krijgen. Ik ging van Keulen en Ford naar München naar Siemens, vervolgens naar de Benteler-fabrieken. In totaal was ik in de loop van twee jaar in vijf verschillende grote bedrijven en dan ook op een werf en tenslotte bij Thyssen-Hütte in Duisburg, waar ik meer dan een half jaar werkte. Toendertijd schreef ik niet onder mijn eigen naam, maar onder een pseudoniem en had daarom het voordeel, dat ik zonder problemen aangenomen werd als ik als Wallraff solliciteerde, omdat ze nog niet wisten, dat de schrijver en ik identiek waren. Ondertussen is er een signalement van mij in een mededelingenblad van de ondernemers, de ondernemers-waarschuwingsdienst, en wordt ik niet meer aangenomen.
| |
Hoe het privéleven verandert van iemand, die de misstanden in onze maatschappij openbaar maakt en oproept deze uit de weg te ruimen.
Tijdens het tweejarige werk in de bedrijven was mijn geestelijke verslapping, veroorzaakt door lichamelijke vermoeidheid, opvallend. Ik merkte, dat ik bijvoorbeeld nauwelijks nog tot lezen in staat was, dat ik naar de ‘Bild-Zeitung’ greep, zoals alle anderen. Er was een sterke verschuiving van interesse. De belletristische, de zogenaamde Schone Letteren lieten me volkomen onverschillig. Voor mij werd bijvoorbeeld de krant van de werkgeversorganisatie ‘De werkgever’ veel belangrijker dan een literaire roman. Ik heb honderden boeken - inmiddels in kisten verpakt -, die ik gelezen heb tot op het moment, waarop ik in de bedrijven begon te werken. En dan is er het archief. Verslagen van afzonderlijke werkgroepen, brieven, ingezonden brieven die bijvoorbeeld niet door de ‘Bild-Zeitung’ werden geplaatst. Allemaal feitenmateriaal, dat men zich niet bewust mag worden, dat niet openbaar wordt gemaakt, dat eenvoudigweg verdonkeremaand wordt.
Mijn vriendenkring is een heel andere geworden. Eerst waren het allemaal mensen, die op de een of andere manier het idee hadden ‘bij zonder te zijn’: schrijvers die een meer esthetische richting voorstonden, kunstenaars van allerlei soort, burgerlijke kennissen, feestvierders. Dat is helemaal veranderd en wel naar de kant van contacten met arbeiders, met degenen die niet of slecht voor hun belangen kunnen opkomen, omdat ze afhankelijk worden gehouden en in de rol van onnozelen gedrongen zijn. Mijn privécontacten zijn zakelijker geworden. De scheiding tussen werk en privéleven bestaat eigenlijk niet.
| |
Wallraff over wallraff v
Hoe noodzakelijk een masker kan zijn, als het er om gaat, de waarheid te verbreiden, die door hen gemaskeerd wordt, die er belang bij hebben dat niet allen de waarheid kennen.
Allereerst zijn het de heersenden zelf, die de door hen zelf opgestelde democratische spelregels, die hoofdzakelijk alleen voor hun van nut zijn, voortdurend overtreden en er geen rekening mee houden, als zij er voordeel bij hebben. Degenen, die mij vanwege mijn werkmethode - te misleiden om niet misleid te worden - aanvielen en uitscholden, hadden het altijd alleen maar over de verwerpelijke methode en nooit over de schrikbarende inhoud, die ik bloot legde en die ik alleen bloot kon leggen, omdat ik onder een valse naam binnendrong, omdat ik anders de gebruikelijke leugenachtige standaard-antwoorden gekregen zou hebben.
Diegenen zouden toch strafbaar moeten zijn, die voortdurend in strijd handelen met het publieke belang, resp. er overheen lopen, doordat ze bijvoorbeeld de openbaarheid niet of verkeerd informeren of met voorbereidingen, die onder grootste geheimhouding en doelgerichte leugens worden doorgevoerd - bedrijfsbescherming bijv. - in strijd met het belang van de meerderheid van de bevolking handelen. Dan blijft de enkeling niets anders over dan zo'n banale truck of een andere, om tenminste kleine gedeelten van de verdonkeremaande feiten te weten te komen en openbaar te maken. Mij geeft dit verstoppertje spelen en je als een ander voordoen die je niet bent, geen speciaal plezier; heb er geen theatrale of Köpernick-se lustgevoelens door. Het is altijd deprimerend om zo te moeten werken, alleen om een stuk achtergehouden waarheid zichtbaar en openbaar te maken.
| |
| |
| |
Of het doel het middel rechtvaardigt en of elk doel elk middel ‘heiligt’.
Ik veronschuldig mijn middelen niet. Ik vind ze noodzakelijk en niet, om er ‘heilige doelen’ mee te dienen, maar om verheimelijke feitelijke situaties, die in het belang van iedereen zijn, openbaar te maken. En ik vind mijn manier alleen dan gerechtvaardigd, indien zij van nut is voor de zwakke enkeling ten opzichte van degenen die over zijn rug macht uitoefenen, de heersenden, de machtsapparaten en -instituten. Het is niets anders als zelfverdediging. Ik zou zulke methoden - ook niet in de positie van de zwakkere - tegen een individu gebruiken. In dat geval zijn er andere mogelijkheden om je te verdedigen. In het geval van deze machtsapparaten niet.
| |
Hoe de heersenden reageren en proberen iemand tot zwijgen te brengen!
Grove middelen zoals in elkaar slaan of iets dergelijks passen ze bij mij niet toe. Dat gebeurt eerder bij hen, die niet bekend zijn en nog niet de mogelijkheid hebben of weten hoe iets openbaar te maken. Ik ben niet meer zo anoniem en heb daarmee een groot voordeel ten opzichte van elke arbeider, die ze in de privésfeer kunnen afpersen en onder druk zetten, als hij op zijn werk iets ontdekt en naar boven haalt en als dat misschien niet zo zeer van algemeen belang is. Helemaal in het begin, vlak nadat ik de Ford-reportage had geschreven, moest ik bij de veiligheidspolitie komen. Ze waren een justitieel onderzoek tegen mij begonnen, omdat ik in de oostbloklanden verschillende door mij geschreven artikelen gepubliceerd waren. Daar wist ik niets van. Ze werden ook in Frankrijk en Zweden afgedrukt. werden ook in Frankrijk en Zweden afgedrukt, zoals ik later te weten kwam, maar daarvan zei de mij toen het verhoor afnemende commissaris Klein niets. Hij liet me zien, wat hij in het Russisch, Joegoslavisch en Tsjechisch had liggen en dat was al reden genoeg voor verdenking van landverraad, van publicistisch landverraad. Het was een pure intimidatiepoging. Ik heb het later bij juristen nagevraagd, ze hadden daarmee nooit een aanklacht tegen mij kunnen indienen. Ik had geen cent honorarium gekregen, ik wist er helemaal niets van, dat in deze landen nadrukken gepubliceerd waren. Maar ze probeerden mij te intimideren. Toen ik onlangs de literatuurprijs van Nordrhein-Westfalen ontving (aant.: Wallraff gaf de prijs terug en stuurde het geld, dat niet meer teruggeboekt kon worden, door naar de Hulpactie Vietnam en het Fonds voor Rechtshulp, nadat de SPD-minister-president Kühn, in het nauw gebracht door industriëlen en CDU-kringen, zich beklaagde over Wallraffs gebrek aan maatschappelijk ‘verworteling’), werd deze toen al jarenoude zaak weer naar boven gehaald. In vertrouwelijke brieven werd de vraag gesteld: is het het ministerie bekend
dat tegen Wallraff onderzoeken naar landverraderlijke betrekkingen lopen? Toen uitgeplozen werd, wat dit te betekenen had, kon de justitie niets anders als de toenmalige publicaties en het al lang gesloten dossier daarover laten zien. Maar voor het overige zijn er natuurlijk fijnzinnigere methoden. De telefoon wordt afgeluisterd, dat hoort er uiteraard bij. De laatste tijd gaat het er nog wat geraffineerder aan toe, dan wordt de telefoon gewoon buiten werking gesteld. Dan gaat de telefoon opeens de hele dag niet, uitgerekend dan, wanneer wij hem dringend nodig hebben, omdat er acties worden voorbereid. De storingsdienst, die braaf komt opdraven, kan niets vinden. Zoiets is nu ongeveer zes keer met verschillende tussentijden gebeurd. Dan is er waarschijnlijk iets niet in orde met het omschakelen van de afluisterapparatuur. Een fabrikant stuurde mij de belastingrecherche op mijn dak. Hij had exacte opgaven gemaakt, van wat, waar, wanneer van mij was gepubliceerd. Een ander schreef brieven aan kranten, waarin een boekje over mij werd open gedaan. Van de krant van de ondernemers worden gesprekken gevoerd, waarmee bereikt wordt, dat een radioreportage van mij niet herhaald wordt en niet aan een andere omroep wordt door gegeven.
Tekst: Was lese Kh denn hier? Sie haben sich am 27. März 1972 gegen 9.30 Ukr am U-Baknhof Wittenbergplatz mit einem gewissen Neumann unterhalten, dessen Schwager, ein gewissen Krüger, einen Vater hat, dessen Preund lange Zeit in der KPD war! Und sie wollen Beamter in Offentlichen Dienst werden?
Uit: Berufsverbot, Verlag Atelier im Bauerrhaus.
Andere ondernemers doen het vriendelijker. Die sturen heel beminnelijke uitnodigingen voor niet officiële discussies, voor gesprekken...
(uit: Günter Wallraff: von einem der auszog und das Fürchten lernte. Willi Weisman Verlag, München 1970)
|
|