is Eddy Christiani. Ik speel gitaar.’ Gitaar-spelen doet de heer Johnny Hoes ook, maar hij zingt erbij helaas. Een onuitwisbaar stempel drukt hij op de jaren vijftig, in zijn kielzog meeslepend vedetten als Dikke Leo, Zwarte Lola, Magere Hein en de Limbra Zusjes. De Zangeres Zonder Naam zet de Derbytraditie voort en weet zelfs Lucebert te inspireren tot het schrijven van een nummer De soldatenmoeder:
Zij heeft haar zonen in de krijg verloren;
zij haat de Roden nu, die ziet ze overal.
Zij wonen in haar huis onder de vloeren,
zij voelt hoe ze haar dagelijks beloeren.
Oh mensen is dit niet een naar geval?
zij hebben haar haar hart geroofd,
haar lichaam leeg en ook haar hoofd.
Zij slaapt met stenen in haar bed en als zij opstaat is zij als dood.
Een prooi der Roden verliest zij alle zinnen.
Soldatenmoeder was zij, nu een lichtekooi.
Als Amerikaanse moet ze nu wel haten,
maar geeft zich toch aan de Vietcong-soldaten.
Oh mensen, dit deden de Roden uit Hanoi.
In het rock 'n roll-geweld van de jaren vijftig blijft slechts Peter Koelewijn overeind. Kom van dat dak af is het bewijs dat rock 'n roll en Nederlandse tekst kunnen samengaan. Steeds groter wordt in de jaren zestig de invloed van Engelse en Amerikaanse populaire muziek. Tegen de Beatle-mania is geen Nederlandse tekstschrijver bestand. Het Nederlandse amusementslied maakt een smartelijke periode door. Slechts één hoogtepunt valt er te noteren: Patsy van Rein de Vries:
Vlak bij de haven staan heel oude huizen,
somber en donker, bouwvallig en koud.
Daar woont een meisje, ze noemen haar Patsy.
Zij is het meisje dat veel van me houdt.
Dan blijft het stil totdat in 1969 eindelijk Pierre Kartner toeslaat. Deze heeft er inmiddels de bekende 12 ambachten - 13 ongelukken-carrière op zitten: onder meer was hij banketbakker bij V&D in Breda, waar hij door mijn vader hoogstpersoonlijk ontslagen werd (mijn vader draagt dus medeverantwoordelijkheid voor het ontzettende Smurfenlied). Kartner verwierf zich een hoogst bedenkelijke reputatie als orkestleider (bij de repetities moest iedereen zijn instrumenten natellen), belandde bij vele platenmaatschappijen,maar nergens zag men mogelijkheden voor de zanger van Bij Lily Marleen kijk je zomaar door haar kanten bloesje heen. Pas met Vaarwel, ik zal geen traan meer om je laten, gloedvol gezongen door Corrie en de Rekels, begint het openbare leven van Pierre Kartner. In 1971 zet hij zijn ware gezicht af en weet als Vader Abraham de sympathie van duizenden moeders en oma's te verwerven. Tenslotte wil ik nog ingaan op enige veel voorkomende thema's in het Nederlands amusements-lied.
- Vele populaire liederen haken aan bij de aktualiteit. Dat gebeurt dan niet, zoals in het cabaret, met een scherpe analyse van het wereldgebeuren. Het amusementslied graaft niet diep en is meestal conservatief. Jacques van Tol heeft zo zijn eigen ideeën over de werkloosheid:
Wij verzorgen onze medeburgers tegenwoordig best:
Als je niet werkt, krijg je achttien gulden premie;
En nou zijn er veel slampampers, die zijn liever lui dan moe,
Want die denken: nou, die achttien pop, die neem ie!
Een tekst als Werkloze handen van Willy Derby komt een heel stuk sympathieker over, al was volgens Eddy Christiani de presentatie een stuk minder geslaagd: ‘Willy Derby stond in smetteloos rokkostuum op de Bühne, keek droevig naar zijn gepoederde handen waaraan diamanten ringen fonkelden, en zong: Als ik kijk naar mijn werkloze handen...’ Vader Abraham zet de van Toltraditie voort met zijn Wij zijn het leger der werklozen, waarin het VVD-standpunt uitstekend wordt uitgelegd. Maar als hij op Volksunie-elementen gaat spekuleren met Wat moeten wij met die Arabieren hier grijpt het Fatsoen in en wordt de plaat uit de handel genomen.
Meestal is het overigens de ‘kleine’ aktualiteit, die in het amusementslied wordt bezongen: de vooroorlogse pindamannetjes, de smurfen en natuurlijk onze nationale helden Ard, Keessie en Ajax. En sinds de trieste artiest Sjakie Schram een grote hit had met Glaasje op, laat je rijden is geen slogan van Veilig Verkeer Nederland meer veilig.
- Naast de aktualiteit komt het leven zelf natuurlijk veel aan bod. Liedjes vol vreugde doen het van oudsher heel wat minder dan die waarin treurigheid troef is. Het Nederlandse amusementslied kent een rijke smartlappentraditie met hoogtepunten als Derby's Als ik naar je blinde ogen kijk en Kartners Manuela (schitterend vertolkt door Jacques Herb):
Zij lag daar zwaar gewond
Een glimlach om haar mond
- Het schuine lied heeft altijd bestaan en zal nooit verloren gaan. In het begin van deze eeuw zongen wij Mina, neem jij de hengel in je hand, Lou Bandy bracht met een vette knipoog Met jou wil ik uit vissen gaan en Johnny Hoes verrijkte omstreeks 1960 dit genre met vele tientallen successen als De schoorsteenveger en Jouw sneeuwwitte boezem.
- Na 1960 zien we tenslotte de ontwikkeling van het carnavalslied. Willem Duys, ere wie ere toekomt, heeft als eerste ontdekt dat je met carnaval een heleboel platen tegelijk kunt verkopen. Mien waar is mijn feestneus? van Toon Hermans ging vooraf aan de grote stoet ellende, die elk jaar in steeds grotere hoeveelheden over ons wordt uitgestort.
Zolang Kasteelromans, de Telegraaf, de Tros en Lief en Leed blijven bestaan, zolang zal het het amusementslied goed gaan. Het amusementslied wordt nooit beter en het kan al niet meer slechter.