[Nummer 48]
Over liedjes/Dolf Verroen
Is er verschil tussen liedjes en gedichten? Ik geloof het niet. Het zou een vergissing zijn om een slecht gedicht een liedje te noemen of er van uit te gaan dat de tekst van een liedje goed is wanneer deze te zingen is. Zowel bij een (te zingen) lied als bij een (te lezen) gedicht bepaalt uitsluitend de kwaliteit of er sprake van poëzie is. En dat er zowel van goede, middelmatige als slechte teksten prachtige liederen gemaakt kunnen worden, bewijzen de klassieke en moderne muziek wel. Al is er dan volgens mij toch iets mis, want, om iets meer te bereiken dan uitsluitend esthetiek, behoren tekst en muziek kwalitatief en inhoudelijk een eenheid te zijn. Merkwaardig is overigens dat de in muziek verpakte poëzie gemakkelijker overkomt en sneller aanspreekt dan poëzie op papier. Goede voorbeelden daarvan lijken mij de luisteraars die door Debussy tot Baudelaire zijn gekomen en de (vele en jonge) popliefhebbers voor wie de tekst haast even belangrijk is als de muziek. Daarom lijkt het mij ook zo belangrijk om kinderen die willen zingen of naar gezongen tekst willen luisteren, de allerbeste teksten te geven. Bij voorkeur dus voor hun geschreven poëzie bij de voor hun bestemde muziek.
Mensen die dat doen zijn zeker Karel Eykman, die vorig jaar voor zijn Verlegen Vogelverschrikker een zilveren griffel kreeg, Willem Wilmink, die dit jaar voor zijn Bange Dierenbos geen zilveren griffel kreeg, en Hans Dorrestijn, die hun nu uitgegeven teksten in eerste instantie voor de televisie, als liedjes, hebben geschreven. Dat deze voor uitvoering bestemde versjes daar niet onder geleden hebben, bemerk je pas goed als je ze met elkaar gaat vergelijken. Ze zijn net zo verschillend van stijl, techniek en karakter als ‘gewone’ verzen, alleen qua inhoud, qua mentaliteit, hebben ze veel met elkaar gemeen.
De liedjes van ome Willem, uitgegeven door De Harmonie, met bijzonder mooie tekeningen geillustreerd door Ciel Hessels en geschreven door Karel Eykman, zijn afkomstig uit het populaire kleuterprogramma De film van ome Willem. De versjes zijn los van toon, oorspronkelijk en persoonlijk van taal. Ik heb de indruk dat Karel Eykman de inhoud wat open heeft willen houden, de kinderen meer op een denkspoor heeft willen zetten dan ze echt met hun neus op zijn waarheid te drukken, maar daardoor hebben ze ook iets van vrijblijvendheid. (Wat op zichzelf best mag.) Maar vermoedelijk heeft deze openheid meer te maken met de wijze woorden die hij op de achterkant van zijn boekje heeft laten drukken: ‘overigens weet natuurlijk niemand precies wat zich in de hoofden van kleine kinderen afspeelt. Het blijft gokken. Aan de ene kant lijken ze me wat vage types en aan de andere kant kunnen ze dingen haarscherp zien en onthouden. Ze hebben het soort dromerige zakelijkheid dat ook in de tekeningen van Ciel Hessels zit.’
Versjes die erg op je fantasie werken. Over kapot speelgoed (Wat kan het je schelen! Je kan er nog tot volgend jaar mee spelen), over iemand die een reuze rotzooi in zijn/haar kamer maakt maar een keurig opgeruimd poppenhuis heeft, over verkeerd zittende kleren, enzovoort. Zoals gezegd: persoonlijke taal. Natuurlijk, nergens geforceerd vanwege het rijmwoord. Niet week, wel poëtisch. Niet goed echter: een vreemde inkonsequentie in de spelling: sjam en racend. Dat is mij te verwarrend. Wat moeten kinderen daar mee aan?
omslag Leendert Stofbergen, tekening Cies Hessels
In geen enkel opzicht vrijblijvend zijn de versjes van Hans Borrestijn Je bent een liegbeest. Evenals Willem Wilmink heeft hij veel voor de Stratemakeropzeeshow geschreven en volgens de gegevens op de achterkant van deze bundel heeft hij uit zijn drie bundels Als de balken gaan verzakken (uit 1973), Bofkont (1974) en Zes Hollandse taferelen dat een jaar later verscheen, een aantal liedjes gezongen die in 1974 op een langspeelplaat zijn uitgekomen.
In het titelversje wordt een liegbeest aangeraden om maar lekker door te fantaseren (om alles wat je niet hebt of niet kunt te compenseren), een versje dat aansluit op Rijk en beroemd, dat over escapefantasie van gepeste kinderen gaat. Bijzonder goed is ook het versje over kleine gebreken (mensen moeten je maar accepteren zoals je bent), over het jongetje dat niet mee kan op gymnastiek, over een jongetje dat op zondag niet naar buiten mag en uit verveling de meest ver-