Bzzlletin. Jaargang 5
(1976-1977)– [tijdschrift] Bzzlletin– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20/8]
| |||||||||||||
Neger Sprookjes in Suriname
| |||||||||||||
Hoe de sprookjes Bewaard BlevenToen in het begin van de kolonisatie door de west-europese landen na de mislukte pogingen blanken en Indianen in te zetten voor de grootlandbouw negers werden aangevoerd uit West-Afrika, hadden de west-europese kolonisten al een grote ervaring in de exploitatie van economisch anders gerichten en zwakken. Vormde aanvankelijk het religieus inzicht in West-Europa nog een o zo kleine rem, toen men negers begon te exploiteren werd in de Kerk de formule gevonden om de uitbuiting te rechtvaardigen: die formule degradeerde de negers tot vee. Zij behoefden niet bekeerd te worden, zij hadden geen onderwijs nodig. Op deze wijze werd de voorwaarde geschapen voor het behoud van het eigene door mondelinge overlevering. Uiteraard kwam er later in deze houding van de kerken verandering, maar het isolement was geschapen en kon niet zo snel ongedaan gemaakt worden. Door het geestelijk isolement bleef zowel het religieus ervaren als de daaraan verbonden gebruiken, waartoe de sprookjesvertelling behoort, levend. | |||||||||||||
TaalgebruikOmdat de eerste blanke kolonisten in Suriname Engelsen waren en meesters en slaven toch voor elkaar verstaanbaar moesten zijn, ontwikkelde zich uit het Engels en de aan elkaar verwante talen van West-Afrika, de zogenaamde Akantalen, een negerengels, dat een grote mate van zelfstandigheid ontplooide. De tweede groep blanke kolonisten werd gevormd door Portugese Joden die uit Brazilië waren gevlucht. In de streek waar deze zich vestigden ontstond een Portugees-negers. Beide segmenten zijn door de krachtige inbreng van de Akantaalelementen duidelijk met elkaar verwant en lopen in Suriname in elkaar over. Tegenwoordig wordt de taal aangeduid als Sranan. Daarin drukten zowel de Creolen als de blanken zich uit. Toen later Hindostanen de arbeidsplaatsen die de Creolen prijsgaven op de plantages opvulden, was het Sranan de lingua franca, evenals dat nóg later voor de Javanen het geval was. Het Nederlands was en is alleen een officiële taal. Voor de sprookjes is het belangrijk dat ze in het Sranan werden overgedragen. In de stad vertelde het negerkindermeisje ze in de kinderkamers en de nene, de oudere vrouw die 's avonds op de kinderen kwam passen, vertelde dezelfde verhalen. Daarmee doken ze op de duur op in uitdrukkingsvormen en zegswijzen van alledag. | |||||||||||||
De betekenis van het sprookjeVandaag zijn echte sprookjes er nog voor een heel kleine elite van volwassenen die geïnteresseerd is in de wetenschap hoe denken en handelen in onze samenleving zich oudtijds ontwikkeld hebben, buiten het rumoer van oorlog en -economisch-geweld. In de sprookjeswereld ligt een nauwe relatie van de nog primitieve mens tot de dingen die hij niet begreep en daarom vreesde en die hij op grond van die vrees via het wonder zichtbaar maakte. Die zichtbaarheid bouwde de mens zorgvuldig op uit hem bekende elementen, zodat het ongrijpbare, ongewisse, vatbaar werd en de angst elimineerde. Na de constructie van de verklaring kon hij het leven beter aan. Met de groei van de sprookjesschat reduceerde de behoefte tot verklaren. Men voegde er een nieuw element aan toe: het didactische. Zo verwierven de sprookjes hun tweeledig karakter. Tenslotte sleep ook de tijd er op de meest efficiënte wijze aan en zo ontstond de bij moderne onderzoekers karakteristieke aanduiding voor het sprookje: gesunkenes Kulturgut. | |||||||||||||
HerkomstOp de herkomst wil ik nog even dieper ingaan. De naam Nansitories gaat terug op een sage van de Ashanti, een begaafd volk in centraal Ghana, die vertelt hoe Anansi het recht verwierf alle verhalen naar zich te laten noemen uit dank voor de uitvoering van taken die God hem had opgelegd. Voordien zouden die verhalen godsverhalen hebben geheten. | |||||||||||||
VerteltaalSprak ik al over de woordbegaafdheid van de Creool, niet minder is zijn dramatiserend vermogen. Met prachtige zinnen stuwt hij zijn vertelling op naar de climax. Bij dit vermogen behoren de vele omspelingen, vaak herhalingen gelijkend, in de vertelwijze. Kenmerkend is ook de weglating van het lidwoord bij de aanduiding van de personen: Spin, Tijger, Olifant, Schildpad. Penard memoreert in zijn artikel ‘Surinaamse volksvertellingen’ het gebruik om bij een overlijden een verteller te laten komen, die gedurende de achtste rouwdag (aiti-dé) de rouwenden zal onderhouden met zijn vertelkunst: ‘Het is hier juist de plaats om twee onzer beroemdste sprookjesvertellers, beiden echte dédéhoso-alatta's (=sterfhuisratten) te herdenken. De eerste was Abraham Negentien, zogenaamd omdat hij den grooten teen miste; de tweede Swietiba-Wieliblo-a-faja-kieri-so-woep (d.i. Zoete broer Willy, blaas het licht uit zoo: woep!), dien de volksmond nog steeds bezingt met het volgende liedje dat hij op zichzelf dichtte: Na te mi moni kom
Dan mi na Swieti ba Wieli;
Na te mi moni kaba
Dan na satan go-na-hel. Dit is vertaald:
| |||||||||||||
[pagina 22/10]
| |||||||||||||
't Is als mijn geld komt
dan ben ik Zoete broer Willy,
maar als mijn geld op is,
dan is het: satan loop naar de hel!
Koor:
Love, love, love,
Love is very hard.
Waaraan Swieti ba Wieli het achtervoegsel van zijn naam dankte, schijnt men niet te weten, maar ongetwijfeld waren zowel hij als zijn collega groote humoristen, wier komisch voordragen tot nu diep in het geheugen hunner landgenoten geprent is.1') De dede-hoso's zijn nu vrijwel uit de stad verdwenen. Daar is de overdracht van het sprookje nog alleen maar vrouwenzaak. Maar in het woud, waar de avonden voor de houtkappers lang zijn, wordt vaak nog de tijd gedood met het vertellen van nansitories. Daar is geen televisie, daar is geen radio. Als het gedurende de regentijd langdurig regent, kruipen de mannen bijeen onder een tap'olie, een primitieve loods van zeildoek (Engels: tarpaulin: dekkleed; een tap' olie wordt ook gebruikt om benzinevaten in een korjaal, waarmee ze naar het binnenland worden vervoerd, te beschermen tegen de felle zon. Tapoe betekent in het Sranan bedekken en olie is benzine). De verteller houdt zich wat afzijdig, met bij zich de pikiman, dat is degeen in het gezelschap tot wie de verteller zich richt. Deze bevestigt het vertelde en geeft soms commentaar. | |||||||||||||
VertelriteHet hele vermaakspel begint met raadsels, het een al vernuftiger dan het andere. Iedere torie begint met de woorden ‘Er tin tin’, te vergelijken met ons ‘er was eens...’ Ook de raadsels beginnen daarmee: Er tin tin, mi mama habi wan pikin a habi dri hai; Ma alwasi san doe hem, nanga wan hai nomo a de krei. Wan kokronoto. Vertaald als volgt: Mijn moeder had eens een kind, dat drie ogen had. Maar wat het ook mankeerde het huilde maar met één oog. Een cocosnoot. Als de geschiedenis niet in de smaak valt kan een van de luisteraars de verteller onderbreken met een imitatiebeginzin, die geen echte betekenis heeft, maar een klanknabootsing beduidt van het genoemde Er tin tin: segre din din. Is de verteller monotoon, dan wordt hij eveneens onderbroken, door iemand die wat amusanters te vertellen heeft en dan valt de rest in met een zogenaamde koti-singi (een afsnij-lied). Als er genoeg raadsels zijn opgegeven valt de vrolijke uitroep: Kri Kra, a tori sa go, en de verteller steekt van wal. Naar deze uitroep noemde Thea Doelwijt haar verzamelbundel Surinaamse verhalen ‘Kri Kra’, waarin ook een paar nansitories voorkomen. | |||||||||||||
De nansitorie en de magieAls het gaat om bovenzinnelijk dingen, spreekt men door de neus. De oorzaak daarvan zal wel gelegen zijn in de grote rijkdom aan nasalen in de Akantalen. Als het om Anansi gaat, wordt dat dus Ana'si. Nasaal spreken vermeldt bijvoorbeeld dr. Charles Wooding2') van de priesters in de Parastreek ten zuiden van Paramaribo in hun contact met de godenwereld. Ook de Nederlandse Eline Verkade geeft in haar toneelstuk ‘De Kankantrie’ wanneer de dialoog zich richt op deze heilige boom de aanwijzing: nasaal.
foto: S. Wolf
Creoolse vrouwen in gesprek (pent. van P. Benoit) Een nansitorie mag nooit overdag worden verteld. Doe je het toch, dan is er de kans, dat je moeder sterft. Wil je het verhaal in ieder geval kwijt overdag, dan kan onheil worden voorkomen door vooraf een ooghaar uit te trekken. De uitdrukking een ooghaar uittrekken heeft nog een bijbetekenis in de zin van: je overdrijft, je liegt, je fantaseert. | |||||||||||||
Het karakter van AnansiAnansi is een gewiekste rekel, niet niet helemaal een schurk. Dat kan worden verklaard door het feit, dat bij de neger nooit iets helemaal goed of helemaal slecht is. Anansi bezit een overmaat aan levenslust, die zich onder meer in vraatzucht uit. Hij heeft een geweldig gevoel voor humor en weet zich doorgaans op dolkomische wijze uit de meeste wonderbaarlijke situaties te redden. Zijn bestaan drijft niet op moraal, maar op de zucht tot zelfbehoud. In een boeiende studie ‘Op zoek naar de Spin’ vertelt Lichtveld iets over de Spin in Westelijk Afrika. Daar draagt hij soms een andere naam. De hierna volgende voorbeelden zijn aan de studie van Lichtveld ontleend. Een verhaal uit een van de landen aan de Goudkust: Niemand bestond voor Afuma. Afuma was in de hemel. Hij kwam van de hemel omlaag op de aarde langs een spinrag. Terwijl de spin van de hemel naar de aarde daalde, wees hij de weg aan Afuma. Dan ging hij zelf terug naar de hemel zonder Afuma de terugweg te wijzen. Deze ontmoette dan een vrouw, die toen nog geen genitaliën bezat. Niettemin maakte hij haar zwanger aan de knie en zo ontstonden de eerste mensen. De Spin schiep dus de mens niet, maar was indirect aanleiding tot de scheppingsdaad, doordat hij de weg wees. Op een nader verband in deze verhalen wijst een van de ijverigste verzamelaars van deze sprookjes, dr. H. van Capelle. Een verhaal gevonden bij de Cassaïden en Centraal Kongo, vertelt hoe de schildpad door een list in de hemel komt en de spin hem langs zijn draad weer naar de aarde terugbrengt. Dan belandt de schildpad in een land waar niets is dan water. Als loon voor zijn daad ontvangt de spin het recht over alle dingen en dieren van het woud te heersen. In een ander verhaal schept de spin de vissen. Hij doet dat nadat hij eerst olifant en nijlpaard heeft over- | |||||||||||||
[pagina 23/11]
| |||||||||||||
wonnen, die hij in stukken hakt. Het afval van deze hakpartij gooit hij in het water en... de vissen zijn geboren. In Centraal Togo bestaat een sprookje, waarin zon en maan door de spin naar beneden worden gehaald op verlangen van een vrouw van het opperhoofd. Is Anansi daarin zelf de brenger van hemellichamen, vroeger moet hij de zon zelf zijn geweest. De woorden voor spin en hemel, evenals die voor boven en vuur hebben dezelfde stam. Soirs neemt een krab of een schildpad in de voorstelling van de zon de plaats in van de spin, raar in de meeste verhalen domineert de spin door zijn vermogen een draad te spannen. Tussen een zonnestraal en een draad van een spin ligt optisch weinig verschil. Nog een laatste Afrikaanse voorstelling van zaken die opvalt bij de spinsprookjes, waardoor het schelmachtig karakter van het Caraibische spinsprookje verklaard wordt: de zon wordt voorgesteld als een gevangen dief. Ook Anansi is in veel van de vertellingen een dief. Een voorbeeld van het niet niet helemaal goed en net niet helemaal slecht biedt het verhaal waarin Anansi bij hongersnood voedsel op de aarde brengt dat hij in de hemel gestolen heeft. Anansi verkeert op voet van gelijkheid met alle hemelverschijnselen. Hij maakt ruzie met de bliksem. Hij treedt op als orakel. In Suriname is hij ook waarzegger. Beperkt zijn vermogen zich in de spinsprookjes van Suriname tot het bezit van sexuele potentie, elders in het Caraibische gebied is hij de schuinsmarcheerder bij uitnemendheid. Zijn grootste betekenis -daar kan niet genoeg op gewezen worden- ontleent hij aan zijn draadspinnend vermogen: alle dieren kozen wind en spin tot hun opperhoofd. Zij vroegen de nieuw gekozen leiders de weg naar de hemel. Wind nam spin op en blies hem omhoog. Deze liet zich aan zijn draad naar beneden zakken en keerde daarop al spinnend terug naar boven. Na vijf maanden van gestage arbeid had hij de weg naar de hemel voltooid. In dit verhaal is de spin bemiddelaar. Dat is hij ook in de vertelling waarin hij op weg gaat naar God om een kalebas wijsheid te halen. Als hij de kalebas weggooit, wordt de wijsheid gemeengoed. | |||||||||||||
OntluisteringOnderzoekers hebben kunnen vaststellen dat in de oudere Afrikaanse sprookjes de goddelijke trekken het sterkst zijn. In recenter verhalen komen de menselijke trekken meer op de voorgrond. Hoe dichter hij bij het heden komt, hoe meer blijft de simpele dierfabel over. Als ‘mens’ heeft Anansi vrouw en kinderen. Ze staan hem bij in zijn streken. Zijn zoon Kweku Tsin overtreft zijn vader dikwijls in sluwheid. Kweku, zegt Lichtveld, is een woensdagse naam. Dat betekent in het Creoolse spraakgebruik dat hij dan in een verkeerde hoek zit: woensdagslaven heetten oudtijds nieuwsgierig en jaloers. In de sprookjes met duidelijke verwijzing naar de goddelijke trekken van de spin is Anansi een rond dier met een stralenkrans van poten in een straalvormig web. Dit identificeert Anansi met de zon en haar stralen. Anansi is zèlf de zon, die het gewas zijn groei geeft, maar ook de aarde verdroogt. Hij doet goed, maar hij sticht ook kwaad. Onder rationaliserende invloeden wordt de spin eerst mens en tenslotte wordt hij een paria, een sluwe boef. | |||||||||||||
Spinverhalen in zegswijzenIn Helman's bewerking van Conolly's ‘Green Pastures’ vraagt de Farao van Egypte aan een wonderdokter om een goede nansitorie. Deze antwoordt de vorst: Dat mag niet overdag. Aan het eind van het stuk vraagt God, vermomd als leriman (dominee): Ze hebben je bang laten worden, nò? Daarop antwoordt de ander: Luister eens, wie bent U? Nansi, die in mijn hoofd is gekropen? Pater Donicie, groot kenner van de taal en van de sprookjes, vertelt de volgende anecdote: Er valt een spin uit een boom op de hand van een oude vrouw. Ze slaat de spin weg en zegt: Anansi, hou op met je gekheid. Ik ben al oud. Zou dit een jonge vrouw overkomen zijn, dan zou die gezegd hebben: Ja, Anansi, kom maar. Want een dergelijke ontmoeting brengt een baby in de wieg. Een spin kruipt soms in het lichaam van de mens. Als een been slaapt, zegt de Creool: Mi foetoe hisi Anansi (mijn voet kreeg Anansi). | |||||||||||||
BlijmoedigheidDe wereld van het Creoolse denken is sterk metaforisch waardoor mens, hemellichaam of -verschijnsel, dier, in elkaar overgaan, met elkaar de strijd aanbinden. Ook wel zich tegen derden verenigen. Het dier verricht handelingen die strijden met zijn ons bekende proportie en neemt menselijke trekken aan. Die denkwereld heeft veel van het kind behouden: het observeert, verbaast zich, wordt soms angstig. Maar die angst verdringt het al verklarend uit bekende zaken, om aldus verder te leven in een veel omvangrijker denkpatroon in grote blijmoedigheid. Niets immers in de wereld is absoluut verdorven. Alles komt best voor elkaar. 1') Bijdragen tot de Taal- Land- en Volkenkunde van Nederlands-Indië, deel 80, pag. 325. 2') ‘Winti, een afro-amerikaanse godsdienst op Surinaamse bodem.’ | |||||||||||||
Literatuur:
|
|