Henk Camping
Wim de Poorter's Filmlexicon
(1) | De meester zegt de concierge is gek. |
(2) | ‘De meester’, zegt de concierge, ‘is gek’. |
(3) | De meester zegt: ‘De concierge is gek’. |
De eerste serie woorden zegt ons niets. Het zijn slechts woorden in een bepaalde volgorde met twee aanwijzingen.
De hoofdletter van het eerste woord geeft aan dat we daar moeten beginnen en de punt aan het eind zegt ons dat het daar afgelopen is. We kunnen echter nog niet begrijpen wat er staat. In (1) en (2) is dat duidelijk geworden. We begrijpen de interpunktie. We weten op wat voor toon de beide zinnen gelezen moeten worden. We kunnen de beide zinnen ontleden in onderwerp, gezegde en lijdend voorwerp. De zinnen hebben betekenis gekregen, en we weten waarom.
Maar nu de volgende filmbeelden:
(A) | Close-up van een bord waarop staat ‘R.K. Huishoudschool’ |
(B) | Medium long shot van een gang met aan beide zijden kapstokken en veel jassen. Een man in een stofjas loopt door de gang in de richting van de kamera. |
(C) | Close-up van het gezicht van die man. (Geluid off: ‘Ach...’) |
(D) | Medium shot van een man voor een schoolbord met een krijtje in z'n hand. (Geluid off: ‘...hij is gek’) |
Hierboven staat het scenario van een filmpje van zo'n 15 sekonden waarin zin (2) verbeeld wordt. Op schrift begrijpen we het wellicht nog niet direkt, maar in beelden is er geen misverstand mogelijk. We zien zin (2). Maar begrijpen we waarom?
Shot (A) vertelt ons dat het over een school gaat.
Shot (B) legt via de gang vol jassen het verband met shot (A); we zijn in de school. De man die daar in een stofjas loopt moet haast wel een conciërge zijn (geen leerling of onderwijzer in ieder geval).
Shot (C) laat ons diezelfde man van heel dicht bij zien, alsof we vlak naast hem zitten. Hij kijkt ons zelfs aan. Hij zegt niets, maar we horen ‘Ach...’
Shot (D) sluit hierop aan. Een man met een krijtje voor een schoolbord. De meester (dus), in ieder geval geen leerling, daarvoor is hij te oud en verder is het een huishoudschool (A). De concierge is het ook niet. We horen dezelfde stem als in (C) zeggen ‘hij is gek’. In kombinatie met (C) ontkomen we niet aan het idee dat die stem van de concierge afkomstig is. De concierge vindt dus de man in (D) gek.
Ziedaar de ‘interpunktie’ en de verdeling van ‘onderwerp, gezegde enz’ in de filmbeelden. Wisten we dat?
Wim de Poorter vond in ieder geval dat we het onvoldoende wisten of (misschien ook wel ‘en’) dat onvoldoenden het wisten. Voor hem was het aanleiding om de geheimtaal waarmee cinefielen met elkaar over film praten in een boekje te vatten en toe te lichten. Slechts met de kennis van die taal kan men met enige precisie over film praten.
HORROR FIGUREN-VAN BOVEN MAAR ONDER: DRACULA, WEERWOLF EN FRANKENSTEIN.
‘Wij geloven dat men slechts bewust kan kijken, als men in woorden kan vangen wat zich voor het oog afspeelt. Het is de enige manier om ons bewust te worden van de manipulatie van de visuele informatie’, schrijft hij in zijn voorwoord.