Als je de bundel doorkijkt, krijg je de indruk dat een tekening onder de handen van Lucebert eenvoudig niet mislukken kán.
Zijn hiëroglyfen - lijnen, vlekken, kladwerk - doen het beeld ontstaan dat, door beheersing van het toeval, op een dame lijken gaat, of op een heer, of op beiden. Hij is, op het stuk van het niet-mislukken, gelukkiger, geloof ik, dan zijn grote voorganger in het satirische, George Grosz, wiens vastheid van hand het toeval minder ruimte laat.
Lucebert speelt, waar Grosz construeert; bij Lucebert weinig anekdotiek - in tegenstelling met Grosz. Deze laatste is ook meer gebonden door een blik die in de werkelijkheid kijkt: zijn dames en heren zijn zonder mankeren Pruisen. Lucebert gaat niet uit van de waarneembare werkelijkheid, maar zijn ideeën vormen zich in die richting. En waar hij soms iets toont, dat van een opzichtig Nederlandse realiteit lijkt hij ahw. een heer ‘nationaliseert’, bij voorbeeld door middel van een schotel blokjes kaas, met prikkers bewimpeld -krijgt ook zo'n ornament universele betekenis. Zijn dames en heren staan nergens achter. Integendeel: alles verdwijnt in hun alles overheersende bek - vaak niet meer dan een streep, een gat, maar soms ook een autophaag wapen dat zichzelf wegvreet, als in de tekening van 7/VI/72, hier afgebeeld.
!Haben Sie das gemacht?' vroeg een Duitse officier aan Picasso, wijzend op de Guernica in zijn atelier. ‘Nein, Sie’, antwoordde de schilder. Bij één van de herenportretten zou je kunnen vragen: ‘Is dat een fallus?’
Zulke tekenkunst behoort in wezen tot het didactische genre. De vervreemding die zich bij het kijken voordoet, spoort de beschouwer ook aan tot kritiek op de maatschappij, omdat het verbeelde de werkelijkheid op zinrijke wijze weerspiegelt. De kritische gezindheid van Schierbeek bindt zijn tekst zeer nauw aan de tekeningen. Zo werd het boek tot een hechte eenheid, een nieuwe vorm van emblemataliteratuur.
Uit zijn bijdrage één fragment:
‘gedoken in hun gesloten ogen zien zij al die andere dames en heren geheel ontkleed zien zij die andere dames en heren en dromen van messen revolvers geweren en schoten en schieten raak die dames en heren op die andere dames en heren die zij overdag en bij daglicht niet zagen die dames en heren geheel in 't pak en kleed gestoken als zijzelf die dames en heren en belazerd door die dames en heren die zij vereren als dames en heren en worden wakker de volgende morgen helaas als dames en heren’
LUCEBERT/BERT SCHIERBEEK: ‘Dames en heren’
De Bezige Bij 96 blz. 17, 50 |