Menno ter Braak & Thomas Mann
Clara Eggink
*
‘Thomas Mann, de grote burger, is het tegendeel van een polemist. Hij leeft op de grens van het precieuze en omslachtig geposeerde; door zijn indirecte wijze van reageren, door zijn verliefdheid op de vorm, door het gemak ook, waarmee hij zich aanvlijt tegen een onderwerp en er alle rondingen en geledingen van laat raden in zijn beheerste zinnen, loopt hij steeds gevaar zich te verliezen in de bekoringen van dit vormelement en zijn “inhoud” kwijt te raken. Men noemt deze kunst van zich tegen de dingen aanvlijen wel eens “objectiviteit”, als om te suggereren dat zij tegengesteld zou zijn aan een subjectieve wijze van reageren. Thomas Mann echter zelf weet beter; hij kent zichzelf als de representant van de burgerlijke levensvormen, die, zelfs waar hij de grenzen der burgerlijkheid overschrijdt, door en door een burger blijft. Deze zelfkennis is het, die Mann ervoor behoedde ten gronde te gaan de de preciositeit en de omslachtige verfijning, die zo kenmerkend is voor zijn stijl; hoezeer hij zich ook moge verlustigen om de luxe van de vorm, hij keert telkens weer op zijn schreden terug, omdat hij geen snob en geen prots is.’
‘Want hoewel haast geen Duitse schrijver zo bezeten is geweest van het probleem van “burgerlijkheid” en “dichterschap”, heeft ieder geschrift van zijn hand een ander accent; de verhouding burger-dichter, maatschappelijk-onmaat-schappelijk, solidariteit-ontbinding, of hoe men het noemen wil, is immers een “vibrato”, en aan de dynamische spanning tussen de twee polen ontleent dit oeuvre zowel zijn betekenis als zijn bekoring.’
Uit: DE TOESCHOUWER ALS OPLICHTER. Artikel over Thomas Mann: Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Ik heb altijd de indruk gehad dat Menno ter Braak en Thomas Mann meer gemeenschappelijks gehad moeten hebben dan de eerste ooit erkend heeft. Ter Braak heeft Mann bewonderd, dat is duidelijk. Tevens heeft hij hem gekarakteriseerd als ‘de grote burger’, want behalve in het hierbovenstaande citaat uit een artikel van Ter Braak, heeft hij deze uitdrukking ook gebruikt als titel voor zijn artikel over Manns essay ‘Leiden und Grösse der Meister’. Burger-dichter bij Mann; wat deze zelfde woorden bij Ter Braak betekenen, kun je lezen in ‘Het Carnaval der Burgers’. Wat mij ook gefrappeerd heeft is zijn gebruik van het woord ‘vibrato’. Hij gebruikt dit aan de muziek ontleende woord terwijl hij even goed of even duidelijk een andere vorm van het begrip vibratie had kunnen kiezen. Dit weer deed mij denken aan wat Simon Vestdijk neerschreef in zijn bespreking van Ter Braaks ‘In gesprek met de Vorigen’ (1938). Vestdijk zegt daarin: ‘Reeds eerder was ik in de gelegenheid erop te wijzen, dat voor essayisten als Ter Braak, die zich aan de levende beweging van het denken overgeven zonder houvast in dogma, systeem of vaste definities, de taalmiddelen al spoedig te onnauwkeurig worden, zodat zij zich gedwongen zien te werken met begrippen “tussen aanhalingsteken”. Deze aanhalingstekens, die men bij Ter Braak niet alleen in overdrachtelijke zin aantreft, zijn vergelijkbaar met de overdrachtstekens in een muziekpartituur (curs. van mij C .E.) zij vervullen de rol van waarschuwing, vooral: zo is het niet bedoeld.’
Terzijde zij nog opgemerkt dat Thomas Mann, Menno ter Braak en Simon Vestdijk alledrie grote muziekkenners waren.
Dit uitbuiten van de taal, deze pogingen dit communicatiemiddel te nuanceren (ieder op zijn wijze) om er zaken mee duidelijk te maken, die even essentieel zijn. als oorspronkelijk, is bij beide schrijvers waar te nemen en het is niet verwonderlijk dat de jonge Ter Braak zich tot de oudere Mann aangetrokken moet hebben gevoeld. Ook Ter Braak had in zijn jonge jaren een esthetische inslag, die hij later heeft afgezworen maar in zijn taalgebruik nooit helemaal heeft kunnen verloochenen. Veel bewijzen voor zijn gevoelens ten opzichte van Mann zal ik niet kunnen aanvoeren. Het blijft bij een vermoeden. Het voornaamste bewijs vind ik in de opvallend ontspannen en natuurlijke manier waarop Ter Braak over Thomas Mann geschreven heeft. Hij