Margaretha Ferguson over
Eliza Thomson: Setengah Mati kind in een jappenkamp
Op een dag wordt er afgeroepen, op dezelfde toon als voor het eten-halen: ‘Huis 31, 32, 33.... bloed-oed halen! En de Nederlands-Indische vrouwen en kinderen, geïnterneerd in een Japans kamp, krijgen elk een schep uit een grote trog geronnen bloed. Het bevat eiwit, en de meesten dwingen zich het walgelijke weeë spul naar binnen te krijgen. Later gaat ook nog het gerucht, waarvan de waarheid nooit vastgesteld is kunnen worden, dat het mensenbloed was.
Gruwelverhalen? Ja, verhalen uit een gruwelijke werkelijkheid, die nog niet ver achter ons ligt, een oorlogswerkelijkheid waarmee honderduizenden mensen in hun herinnering nog moeten leven. Net alleen betrekkelijk oude mensen - want wat het leven onder Japanse bezetting in Nederlands-Indië wezenlijk onderscheidde van het leven onder Duitse bezetting in Nederland, was de totaliteit van de verandering. Alle Nederlanders verloren in die jaren hun huis, een groot deel of alles van hun bezittingen, hun werkkring, hun status. Alle gezinsleden werden op de duur geīnterneerd, dus ook de kinderen. Als je je rekenschap geeft van de omstandigheden waaronder de kinderen in de Japanse kampen, meestal drieënhalf jaar lang, opgroeiden worden de psychologische subtiliteiten uit ons beschermd milieu bijna lachwekkend, en je verbaast je dat zoveel van die kinderen zich in de hedendaagse maatschappij nog redelijk goed weten te handhaven.
Eliza Thomson was tien jaar toen ze in het kamp terechtkwam. Haar belevenissen uit deze jaren noteert ze met sobere en precieze pen. Binnen de micro-kosmos van de ervaringswereld van één meisje wordt de macro-kosmos zichtbaar van de ineenstorting van een koloniaal rijk. Eliza Thomson klaagt niet aan, beklaagt zich niet, moraliseert niet, houdt geen politieke vertoog. Zij vertelt wat zij heeft meegemaakt, maar zo beheerst en doeltreffend dat het je koud over de nag loopt. Een zekere droge humor ontbreekt niet: natuurlijk zijn er vrouwen die met de Jap heulen en daardoor veel beter te eten krijgen. ‘Terwijl wij de kale varkensbotjes zo grondig afkloven dat een hond het ons niet had kunnen verbeteren, at zij keurig haar karbonnade.... Het beste bewijs van haar goede voedingstoestand zagen we maandelijks buiten aan de lijn hangen. In dit opzicht was zij uniek; alle andere vrouwen menstrueerden allang niet meer.’
De titel: Setengah mati betekent halfdood; het was de bijnaam van een Japans kamphoofd, met een knappe hand van slaan - zijn slachtoffer was al snel halfdood.
Het is, merkwaardiger wijze, een boekje waarvan je toch ook wel gelukkig wordt. Een mens kan heel veel verdragen, dat blijkt hieruit weer zonneklaar.
ELIZA THOMSON: ‘Setengah mati’
Leopold 128 blz. 16,90 |