Cornets de Groot
In liefde en dood
De oorlogsjaren 40-45 schiepen een literair luchtledig in alle bezette gebieden en in Duitsland. Vandaar dat hier na de oorlog een literatuur uit de grond moest worden gestampt, waaraan vooral de ‘experimentelen’ hun bijdrage hebben geleverd. Wie, doer bepaalde omstandigheden, niet in Nederland verbleef (of in landen waar 't Nederlands ook gesproken werd: 't voormalig Ned. Indië of Antillen, Suriname, Zuid-Afrika), was aangewezen op de literatuur van vóór 40, wanneer hij als jeugdig schrijver zijn stem wilde laten horen. En dat wil zeggen: aansluiten òf bij Forum, òf bij de toenmalige grootmeester Arthur van Schendel.
Kort na de oorlog kocht ik een boekje ‘Aquarel van Holland’, geschreven door Kong, pseudoniem van Han Koningsbergen. En dat ik me dat nu nog herinner, betekent op zijn minst dat dit book een zekere indruk ep me heeft gemaakt. De sfeer staat me nog bij - niet de zaken en feiten die de auteur vertelt. Zonder de beschikking over dit boek, zou ik ervan seggen: ‘'t bevat romantische mijmeringen over Holland door iemand die de bezetting niet heeft meegemaakt, wèl heeft meegeleefd, hoezeer ook op afstand.
Koningsbergen werd inmiddels Amerikaan - zijn pseudoniem is Hans Koning -, zodat zijn boeken nu in het Nederlands vertaald moeten worden: ‘In liefde en dood’ op bekwame wijze door M. Marshall- van Wieringen.
‘In liefde en dood’ voert de lezer naar Frankrijk, dat van de 100-jarige oorlog, en vooral naar dit van het jaar 1358, dat juist op dat moment een ingewikkelde geschiedenis doormaakt, zoals men weet. Want het ging hier niet alleen om een oorlog tussen Fransen en Engelsen (waarbij de Fransen niet anti-Engels, de Engelsen niet anti-Frans zijn), en niet alleen om een strijd tussen allerlei partijen, maar vooral om een tussen de standen: 1358 is immers het jaar van de Jacquerie, de opstand van boeren tegen hun heer, die twee jaar daarvoor in een schandelijke vertoning tegen een handjevol Engelsen een geweldig pak op hun donder hadden gehad, bij welke gelegenheid de zeer ridderlijke koning, Jan II de Goede, gevankelijk naar Engeland werd gevoerd, waar hij, als een goed vriend van zijn gastheer, Eduard III, tot zijn dood verbleef, omdat zijn land eenvoudig niet bereid was het losgeld voor zijn vrijlating bijeen te brengen: ‘zeer ongewoon’.
Maar 't is dan ook een tijd waarin traditie en vernieuwing om voorrang strijden, gewetenloze ridders en boeren, met iets meer zelfbewustheid dan ooit daarvoor. Al lieten ook zij toch oude tradities niet los, omdat zij immers in hun strijd tegen de heren vóór de koning bleven, wiens strijdkreet ‘Montjoye’ zij overnamen toen 't gerucht ging dat Jan de Goede terug was in het land. Maar ‘In liefde en dood’ heeft het niet over ‘de’ geschiedenis. De vraag ‘hoe 't toen geweest is’, wordt niet beantwoord; en ook op die andere vraag ‘hoe het zo geworden is’, blijft het verhaal het antwoord schuldig. Men zoekt in dit boek vergeefs naar namen als ‘Jan de Goede’, of alleen aaar ‘Jacquerie’. Het boek geeft geen tekening, schets of schildering van de tijd - het taalgebruik is eerder suggererend, in de traditie van de neoromantiek. Ik geef de historische lijn ook niet, omdat je daarzonder dit boek niet zou kunnen velgen, maar alleen om er de nadruk op te leggen, dat de lezer eerder een zeker begrip inzake die ‘vernieuwing’ deelachtig wordt door de klacht van een teenmalige tijdgenoet, Johan le Bel, die zei dat een arme knaap tegenwoordig ‘evengoed en edel gewapend is, als een edel ridder’, dan door al die historische kenners. Wij hebben hier n.m.m. een historische roman in de neoromantische traditie: een historisch décor voor personages met een 20e eeuwse ziel. Maar in dit geval kunnen we ook nog zeggen dat deze roman door het verleden een voorstelling geeft van de wereld, zoals die was in de jaren 39-45. Niet voor niets noemde ik hierboven ‘Aquarel van Holland’, waarvan de auteur niet afzijdig, wel degelijk betrokken is, maar niet bereid om van zijn vrijheid als mens afstand te doen. En niet voor niets spreekt ons verhaal, wanneer de ridders huishouden in Meaux,
van een ‘totale wraak’.
Romantiek sluit realisme niet uit, ook niet in dit boek, al is het waar dat de hoofdfiguur, Heron van Foix, een student die zo juist een voetreis ondernam, om de universiteit van Parijs voor die van Oxford te verwisselen, de gebeurtenissen in het land eerder door horen zeggen aan de weet komt, dan door eigen waarneming en ervaring.
In enkele woorden onthult deze reiziger - de iksegger in dit boek - complete drama's: ‘Nog lange tijd hoorde ik achter me de hoge kreten van de oude man. Ze waren bezig hem op de binnenplaats te martelen, waarbij ze vleeshaken en touwen gebruikten; ik heepte dat hij een geheim te verraden had.’
Deze schroom om mensonterende handelingen te verslaan is kenmerkend voor heel de kweeste van Heron (de Engelse titel luidt: ‘A walk with love and death’). Op zijn zwerftocht- de ontmoeting met een roofmoordenaar, met de kapitein (van een Compagnie? van de Eagelsen? van Navarre?) worden met even weinig ophef afgedaan als de martelingen van de oude man hierboven geciteerd - ontmoet hij Claudia, de tweede hoofdpersoon in de roman. ‘Ik weet dat ik besloot op haar verliefd te worden’, zegt hij, en ik geloof dat dat middeleeuws is, en hoofs: liefde op het eerste gezicht èn door besluitvorming. Wat dit laatste betreft, vinden we een zwakke echo, wanneer de verhaler later, veel later, van Claudia vertelt: ‘Nu keek ze even alsof ze zou gaan huilen maar besloot toen dat niet te doen’.
Maar zijn verlangen naar vrijheid is 't tegendeel van middeleeuws en hoofs. Vrij zijn is voor de