[Nummer 26]
Red.
‘Fransen, wat zijn dat mam?’ vraagt de jonge hoofdpersoon uit De Franse tuin van Nicolette Smabers aan haar moeder. ‘Fransen zijn buitenlanders,’ antwoordt deze. Een antwoord dat je in al zijn eenvoud maar moeilijk kunt verbeteren. De Franse literatuur kan een Nederlandse lezer behoorlijk buitenlands in de oren klinken. Dat merkten wij bij het samenstellen van dit nummer waarbij een grote stapel taaie en talige moderne Franse poëzie de ronde passeerde. Je zou er een verantwoord en onleesbaar postmodernistisch tijdschrift mee kunnen vullen, maar wie daarmee gediend is blijft dan de vraag.
Wij hebben de uitnodiging van de cpnb om het literaire tijdschrift van de Boekenweek 2004 aangegrepen om een selectie bijdragen te presenteren die naar ons buitenlandse idee van de Franse letterkunde de moeite waard zijn, zonder daarbij de intentie te hebben representatief te willen zijn. Criticus Pieter van den Blink wordt rondgeleid door de nachtclub Castel door Frédéric Beigbeder, auteur van 99 Francs en Windows on the World, en ontmoet en passant personificaties van de belangrijkste stromingen van de afgelopen decennia. Kiki Coumans vertaalde een paar korte, nog niet eerder in het Nederlands verschenen teksten van Marcel Proust en Colette - het in Frankrijk veelgebruikte genre van de rêverie, een korte overpeinzing in poëtisch proza vervat.
In het derde deel van de reeks ‘Schrijversvertrekken’, waarin auteurs wordt gevraagd naar hun werkwijze en visie op het schrijven, ontmoet vertaler en essayist Martin de Haan de bekendste Franse schrijver van het moment, Michel Houellebecq: ‘Het klassieke ideaal dat zich in de Franse roman heeft gevestigd, is dat je je voor een volkomen oninteressant voorwerp plaatst, laten we zeggen een plastic tuinstoel, om daaruit door middel van je schrijfstijl vervolgens de essentie los te maken. Dus de plastic