halve dollar voor. Jézus, volgens mij klinken die achter ons net zo.’
Ze bleven luisteren en ze glimlachten verlegen tegen elkaar. Kerkklokken op een mistige ochtend waren dingen die je soms vergat, net zoals breekbare porseleinen kopjes en vrouwenhanden. Als je aan die dingen dacht glimlachte je verlegen, voornamelijk omdat je niet wist wat je anders moest.
‘Is vast in dat dorp waar we gisteren doorkwamen,’ zei Cramer. ‘Gek idee, om daar nu de klokken te luiden.’
Murphy zei dat het een gek idee was. En toen gebeurde het. Zijn ogen gingen wijd open en toen hij iets zei was de stem kleintjes, emotioneel, heel anders dan die van Murphy. ‘Denk jij dat de oorlog afgelopen is?’ Er dwarrelde iets langs Cramers ruggengraat. ‘Jézus, Murphy. Jézus, dat moet wel. Ja, dan zouden ze... dat móet wel.’
‘Ja, verdomd,’ zei Murphy, en ze staarden elkaar met open mond aan en begonnen te grijnzen, terwijl ze wilden lachen en schreeuwen en uit dat schuttersputje klimmen en wegrennen.
‘Jézus,’ zei Murphy.
Cramer hoorde zijn eigen stem, hoog en rad pratend: ‘Misschien is daarom de artillerie stilgevallen.’
Zou het zo eenvoudig kunnen zijn? Zou dit de manier kunnen zijn waarop zoiets gebeurde? Zou er bericht van het hoofdkwartier komen? Zou Bataljon het van Regiment horen? Zou Francetti, de pelotonskoerier, struikelend met het bericht over de geploegde akker komen aanrennen? Francetti die met zijn korte dikke armen zwaaiend ‘Hé daar!’ schreeuwde. ‘Kom terug! Het is voorbij! Hé daar, de oorlog is voorbij!’ Krankzinnig. Volledig krankzinnig. Maar waarom niet?
‘Jézus, Murphy, denk je echt?’
‘Kijk of je vuurpijlen ziet,’ zei Murphy. ‘Misschien schieten ze vuurpijlen af.’
‘Ja, da's een idee. Misschien schieten ze vuurpijlen af.’
Ze zagen niets, hoorden niets, alleen de zwakke, zilverige monotonie van de klokken. Prent dit in je herinnering. Prent elke seconde in je herinnering. Murphy's gezicht en dit schuttersputje en de veldflessen en de mist. Hou dit allemaal in herinnering.
Kijk of je vuurpijlen ziet.
Prent de datum in je herinnering. De zoveelste maart. Nee, april. De zoveelste april 1945. Wat had Meyers ook weer gezegd? Eergisteren? Toen