| |
| |
| |
Michael Chabon Op huizenjacht
vertaling: gerda baardman
Het huis was totaal niet geschikt voor hen. Het was een met klimop begroeid Normandisch landhuis met een asymmetrische daklijn, een kort dik torentje met spits en op de begane grond ramen met kleine ruitjes, en het stond hoog op de noordwestelijke oever van Lake Washington, een paar straten ten oosten van het huis waar Christy was opgegroeid. De buurt was ten prooi aan regelmatige invallen van legers tuinlieden, landschapsarchitecten en mensen die echte Umbrisch granieten straatstenen kwamen leggen, maar toch was het huis overduidelijk opgetut voor de verkoop. De blauwe verf op de luiken zag er glanzend en nat uit, verse zwarte bloemenaarde kolkte rul rond de viooltjes langs de oprijlaan en het onmetelijke gazon aan de voorkant was opgepoetst tot het een harde glans vertoonde. Het bordje van de makelaar was een discreet rood-wit schildje op een zwart ijzeren paal, met alleen ‘Herman Silk’ en een telefoonnummer erop in een chic schreefloos lettertje.
‘Dit?’ vroeg Daniel Diamond en zijn hart maakte een sprongetje, met een duizelig makend getintel. Hoewel alle raampjes openstonden, hing er in de auto van meneer Hogue een verstikkende walm van aftershave, een scherp ruikend extract van wintergroenolie en pekel dat de makelaar heviger was gaan uitwasemen naarmate ze dichter bij het huis kwamen, als een soort angstzweet. Daardoor kreeg Daniel meer last van zijn allergie en hij wilde dat hij er die ochtend aan had gedacht een Claritin te nemen voordat hij de deur van de flat achter zich dichttrok. ‘Is dit het?’
‘Dit is het,’ zei Hogue op vermoeide toon, alsof hij al de hele dag in zijn oeroude Mercedes met ze door de stad zeulde om hun een eindeloze hoeveelheid huizen te laten zien waar niets mis mee was en die ze niettemin om de willekeurigste, pietluttigste redenen stuk voor stuk afwezen. Maar het was pas tien uur 's ochtends en dit was het eerste huis dat ze gingen
| |
| |
bekijken. Bob Hogue was een gelooide man van onbestemde middelbare leeftijd met een groen polohemd, een beige broek en een geruite katoenen blazer in een kleurstelling die populair is bij fabrikanten van cellofaangras voor paasmandjes. Zijn rimpels als rechte lijnen, zijn stekeltjeshaar, zijn kin als twee knokkels en zijn neus met de minuscule rode kriebellettertjes gaven hem het aanzien van een aan lager wal geraakte straaljagerpiloot. ‘Wat is ermee? Is het je te min?’
Daniel en zijn vrouw, Christy Kite, keken elkaar aan over de rugleuning van Christy's stoel - Christy kon niet achterin zitten zonder acuut wagenziek te worden.
‘Tja, het is wel erg groot, meneer Hogue,’ zei ze aarzelend, en ze boog zich naar voren om langs de makelaar naar het huis te kijken. Christy had in Palo Alto op college gezeten, waar ze Frans had gestudeerd en cheerleader was geweest bij een footballteam dat bij alle grote wedstrijden verloor. Ze had de agressief keurige manieren van iemand die aan Stanford was afgestudeerd en de ogen van een cheerleader die helemaal boven op een piramide van spartelende meisjes lag. Op de Roosevelt High School was ze Apple Queen geweest. Van haar moeder had ze geleerd verschrikkelijk haar best te doen om te zorgen dat alles in het leven er net zo onberispelijk uitzag als een foto in een woontijdschrift en het dan toch verschrikkelijk te vinden als de zwarte pruimen onaangeroerd in de rode McCoyschaal bleven liggen zodat het in de keuken naar afval ging stinken, of als de oogverblindend witte massa's reuzenmargrieten in de achtertuin door bladluizen werden opgevreten.
‘Tja, ik weet niet, meneer Hogue,’ zei Daniel. ‘Ik vind...’
‘O, maar het is wel mooi,’ zei Christy. Ze fronste haar voorhoofd en kneep haar ogen half dicht. Het puntje van haar tong stak bij de mondhoek naar buiten van inspanning. Ze deed verschrikkelijk haar best, zag Daniel, om zich voor te stellen dat ze samen met hem in dat huis woonde. De huizenjacht was, net als al hun andere pogingen om hun relatie te verbeteren - therapie, lange wandelingen, samen naar een film kijken die Spanking Brittany Blue heette - haar idee geweest. Maar een ogenblik later ontspande haar gezicht zich en zochten haar ogen die van Daniel, die voor het eerst sinds hun huwelijk de voor-vorige zomer een schittering van echte wanhoop zag, alsof ze bang werd dat ze nooit een huis voor hun relatie zouden kunnen vinden, niet in Seattle en ook nergens anders. Toen haalde ze haar schouders op en bracht haar hand naar haar hals om
| |
| |
haar sjaal, een doorschijnende lap witte Italiaanse zijde met een patroon van citroenen en limoenen, opnieuw te knopen. Ze deed het portier open en wilde uitstappen.
‘Zeg, wacht eens even,’ zei Hogue en hij greep haar arm. Meteen plofte ze weer neer en schonk Hogue haar rustigste, vriendelijkste Apple Queen-glimlach, maar Daniel zag dat haar neusvleugels trilden als bij een konijn. ‘Niet zo haastig,’ vervolgde Hogue prikkelbaar. ‘Jij stort je altijd overal halsoverkop in.’ Hij boog naar voren om het handschoenenkastje open te maken en begon erin rond te rommelen tot hij een pakje Pall Mall vond. Hij drukte de aansteker in en tikte met een verfrommelde sigaret op het dashboard. ‘Met zoiets moet je nooit te veel haast hebben. Straks blijkt het nog een vreselijke vergissing te zijn.’
Daniel en Christy gaven hem meteen gelijk, als mensen die op een verlaten busstation in een hoek worden gedreven door een fanatieke traktaatjesverkoper.
‘We zijn verstandige mensen,’ zei Christy. Ze wendde haar blik heel verstandig van Hogue af en keek haar man even snel aan met een niet geheel spottend bedoelde gealarmeerde grimas.
‘Verstandige mensen met beperkte middelen,’ zei Daniel. Hij had nog niet besloten of hij Christy wel zou vertellen dat haar vader hem twee dagen geleden had uitgenodigd voor een lunch in de University Club, waar hij hem had aangeboden hun een redelijk geprijsd huis naar keuze cadeau te geven. De oude heer Kite was na de oorlog een industrieel reclamebureau begonnen en had een aantal grote leveranciers van Boeing als klant weten te strikken, waarna hij op zijn tweeënzestigste het bedrijf had verkocht voor een bedrag dat hem in staat stelde een riant appartement bij de negende hole op Salishan en een strandhuisje bij Cabo San Lucas te kopen. Daniel, die na zijn studie sterrenkunde nu promotieonderzoek deed aan de universiteit van Washington, waar Christy docent psychologie was, had zelf geen geld, en dat gold al helemaal voor zijn vader, die in de jaren dat meneer Kite goede zaken deed zijn beide drankzaken, zijn drukkerij en zijn koopjeshal over de kop had zien gaan en nu samen met Daniels moeder te midden van kokospalmen en afbladderend wit stucwerk in een soort interneringskamp voor verarmde bejaarden in de buurt van Delray Beach woonde. ‘Misschien kunnen we beter...’
Christy legde hem met een scherpe blik het zwijgen op. De aansteker klikte naar buiten, Hogue nam hem tussen zijn vingers en terwijl zij in
| |
| |
een onbehaaglijke stilte toekeken, probeerde hij met trillende handen zijn sigaret aan te steken. Na een paar seconden en veel angstaanjagend gepiep en gehijg van Hogue vielen de paar losse draadjes tabak die hij aan had weten te krijgen, uit het uiteinde van de sigaret op zijn schoot en begonnen een gat in zijn broek te branden. Hij sloeg op zijn dij en bleef ondertussen nijdig naar het huis kijken, alsof dat, of de bewoners, op de een of andere manier verantwoordelijk was voor zijn zelfverbranding.
‘We zullen het maar eens gaan bekijken, meneer Hogue,’ zei Christy.
Hogue keek weer naar het huis. Hij haalde diep adem.
‘Ja, dat doen we,’ zei hij. Hij deed zijn portier open en stapte uit, het huis nog steeds achterdochtig in de gaten houdend.
Daniel en Christy bleven even bij de Mercedes achter om samen te fluisteren.
‘Hij kijkt alsof hij een geestverschijning heeft gezien,’ merkte Christy op terwijl ze het bovenste knoopje van haar witte vest dichtmaakte. ‘Hij ziet er vreselijk uit.’
‘Zag hij er op onze bruiloft dan beter uit?’
Daniel had begrepen dat Bob Hogue een van de gasten op hun bruiloft was geweest, voor-vorige zomer, maar zijn herinnering aan die lang vervlogen middag was nogal vaag geworden. De grote gebeurtenis had zich trouwens op het moment zelf ook al vrij vaag en afstandelijk om hem heen voltrokken. Hij had zich niet zozeer samen met Christy de ster van het redelijk royale trouwfeest op het glooiende gazon in Laurelhurst gevoeld, als wel een toerist die in een vreemd land is verdwaald, een onbekende straat is ingeslagen en opeens wordt meegezogen in het tumult van een optocht ter gelegenheid van een religieus feest van een vreemde, barbaarse godsdienst met veel pracht en praal. Hij herinnerde zich deze Bob Hogue en zijn knappe vrouw Monica niet duidelijker dan Bill en Sylvia Bond, Roger en Evelyn Holsapple, Ralph en Betsy Lindstrom of de andere driehonderd goed uitziende oude vrienden van zijn schoonfamilie die de meerderheid van de gasten vormden. Hij wist dat Hogue een oude studievriend van zijn schoonvader was, die wel eens met hem ging golfen, en er stond hem ook iets van bij dat de naam Bob Hogue altijd geassocieerd werd met rampspoed en ellende, maar hij kon nooit onthouden of Hogue nu degene was die met die alcoholiste was getrouwd, een kind had dat bij Scientology was gegaan, of een stuk van zijn linkerlong was kwijtgeraakt door kanker.
| |
| |
‘Eerlijk gezegd,’ zei Christy, ‘staat me er niets van bij dat hij op ons huwelijk was. Ik ken de Hogues eigenlijk niet zo goed. Ik herinner me alleen ongeveer hoe hij eruitzag toen ik klein was.’
‘Ja, dan is het geen wonder dat hij er nu vreselijk uitziet.’ Hij deed een stap achteruit om haar te bewonderen in haar modieuze groene Vittadini-jurk. Haar blote benen waren pas geschoren en zo glad dat ze glommen in de zon, en door de gaatjes in haar opengewerkte platte schoenen zag je een paar slanke tenen met roze gelakte nagels. ‘Jij ziet er daarentegen heel mooi uit.’
Ze glimlachte en haar pupillen verwijdden zich, zodat haar ogen vol donker stroomden. ‘Wat we vannacht hebben gedaan vond ik fijn.’
‘Ik ook,’ zei Daniel prompt. Ze waren die nacht op hun donzen dekbed gaan liggen, elk met hun hoofd bij de voeten van de ander, en hadden bij kaarslicht elkaars voeten met geparfumeerde olie gemasseerd met op de achtergrond het gekoer van Al Green. Dat was een oefening die hun relatietherapeut hun had aangeraden om een niet-bedreigend gevoel van lichamelijke intimiteit op te roepen. Daniel bloosde nu bij die gedachte, die hij pijnlijk en treurig vond. Tot zijn grote spijt hadden voeten voor hem hoegenaamd niets erotisch, of het nu de voeten van zijn vrouw of van iemand anders waren. Zelfs als hij de sierlijke voetjes van Semiramis of Hedy Lamarr had mogen zalven had hij er nog geen stijve van gekregen. Hij liet een hand onder de zoom van Christy's jurk glijden en probeerde met zijn wijs- en middelvinger omhoog te schaatsen over het gladde, harde oppervlak van haar rechterdij, maar toen bewoog ze net en op een of andere manier kwam Daniels hele hand tussen haar benen klem te zitten alsof hij de deuren van een lift open wilde houden.
‘Au,’ zei Christy. ‘Doe niet zo ruw.’
‘Sorry,’ zei Daniel.
Ze liepen achter Hogue de oprijlaan op.
‘Wie is Herman Silk?’ vroeg Daniel toen ze langs het discrete bordje kwamen.
‘Wie is Herman Silk?’ Hogue legde een raadselachtig bitter ondertoontje in die vraag. ‘Dat is een goeie.’ Daniel vroeg zich af of hij de naam had moeten herkennen van een schandaal in de plaatselijke makelaardij of een recente reeks rechtszaken in de omgeving. Hij probeerde dat soort fundamenten der conversatie bij de familie Kite een beetje te volgen, maar dat viel niet mee, temeer daar de gesprekken in huize Kite door-
| |
| |
gaans werden besprenkeld met ruime hoeveelheden Canadian Club met soda. ‘Heel leuk,’ zei Hogue.
Toen ze bij de voordeur aankwamen, bleek Hogue de combinatie van het slot niet meer te weten. Hij probeerde verschillende variaties op de code die hij zich meende te herinneren en greep toen met een vertoon van verbijstering dat tegelijk kinderlijk en bejaard aandeed, in zijn zak en probeerde een van zijn eigen sleutels in het slot te steken.
‘Leuk,’ mompelde hij terwijl geleidelijk tot hem doordrong dat dat ook niet de oplossing was. ‘Herman Silk. Ha.’
Christy keek Daniel aan met een blik vol verontschuldiging dat zij deze steeds erger wordende ramp over hen had afgeroepen. Daniel glimlachte en haalde vergoelijkend zijn schouders op, een kenmerkend gebaar, waarmee hij haar niet geheel vrijpleitte.
‘Eh, laat mij maar even, meneer Hogue,’ stelde Christy voor terwijl ze de sleutels uit zijn handen griste. Zij, die bereid was urenlang naar Reverend Al te liggen luisteren terwijl Daniel haar geoliede voet wreef alsof hij daar wanhopig een geest uit probeerde op te roepen, verloor eindelijk haar geduld. In Daniels hart roerde zich de vage hoop dat ze het nu binnenkort wel voor gezien moesten houden met de oude heer Hogue, de huizenjacht en dat hele plan van Christy om hun probleem onder ogen te zien en er een oplossing voor te zoeken. Nu het zo faliekant mis liep, hoopte hij dat ze nu maar gewoon weer naar huis mochten, naar hun flat op Queen Anne Hill, om daar het probleem verder te negeren, een strategie die zijn voorkeur had.
Hogue dicteerde Christy de combinatie cijfertje voor cijfertje en zij draaide. Ze gaf een kort, hard rukje aan het slot. Het bleef dicht.
‘Weet u zeker dat dit de goede combinatie is?’ vroeg ze.
‘Natuurlijk is het de goede combinatie,’ snauwde Hogue. Ineens was zijn gezicht net zo rood geworden als zijn pakje Pall Mall. Je zou haast denken dat hij woedend was op Christy en Daniel, dat hij hun onredelijke eisen en hun wrede gekoeioneer na veertig jaar eindelijk zat was. ‘Waarom zitten jullie me altijd zo op mijn nek? Zien jullie dan niet dat ik mijn best doe?’
Daniel en Christy keken elkaar aan. Christy beet op haar lip en Daniel zag dat ze al bang was geweest dat er zoiets zou gebeuren. Plotseling kwam er een duidelijke herinnering aan Hogue op hun trouwfeest boven. Na het diner werd er een serie toosts uitgebracht en ook Hogue was opge-
| |
| |
staan om een paar woorden te zeggen. Het bloed was hem ineens naar het hoofd gestegen en hij had een wankele indruk gemaakt. De vrouw die naast hem zat, Monica Hogue - slank, jeugdig, met een rode bril en een leuk kort grijs kapsel - had hem zachtjes en discreet aan zijn elleboog getrokken. Even was de lucht onder de grote witte tent stil en zuur geworden en de gasten hadden naar hun bord gekeken.
‘Natuurlijk wel, meneer Hogue,’ zei Christy. ‘We weten heus wel dat u geweldig uw best voor ons doet en dat waarderen we ook heel erg. Toch, Daniel?’
‘Ja, natuurlijk. Heel erg.’
Het bloed trok weer uit Hogues gezicht weg.
‘Neem me niet kwalijk,’ zei hij. ‘Het... het spijt me, jongens. Ik voel me niet zo lekker vandaag.’ Hij streek met zijn hand over de stekeltjes op zijn kruin. ‘Hier. Eens even kijken. Er was toch...’ Hij liep achteruit het bordesje af en zocht, half gehurkt en met zijn handen op zijn knieën, de grond af onder de lange hagen rododendrons aan weerskanten van de deur. Hij schoof zijdelings als een krab langs de rij struiken totdat hij om de hoek van het huis was verdwenen.
‘Nu weet ik het weer,’ zei Daniel.
Christy lachte door haar neus en schudde toen droevig haar hoofd.
‘Ik hoop maar dat het niets ergs is.’
‘Volgens mij heeft hij gewoon een borrel nodig.’
‘Stil nou, Daniel.’
‘Weet je nog van die toost op onze bruiloft?’
‘Heeft hij dan een toost uitgebracht?’
‘Ja: “Op onze vrouwen en onze vriendinnen, dat ze elkaar maar nooit mogen ontmoeten”.’
‘Dat wist ik niet meer.’
‘Godverdomme, wat een toepasselijke toost voor een huwelijksfeest, dacht ik nog.’
‘Daniel.’
‘Dit is toch zonde van de tijd.’
‘Daniel, zeg dat nou niet. We komen er heus wel uit.’
‘Christy,’ zei Daniel, ‘zeg dat nou niet.’
‘Ja, wat moet ik dán zeggen?’
‘Niets,’ zei Daniel. ‘Volgens mij kún je niet eens iets anders zeggen.’
‘Gevonden!’ Hogue kwam weer naar ze toe en schonk het jonge paar
| |
| |
zijn makelaarsglimlach - de glimlach van iemand die weet dat er in zijn afwezigheid niet erg positief over hem is gesproken. Hij zwaaide met een flinke, vlekkerig grijze steen en even kwam de wilde gedachte bij Daniel op dat hij van plan was een ruitje in te slaan. Maar Hogue draaide de steen alleen maar om, schoof een plastic paneeltje opzij en haalde een glimmende gouden sleutel uit het binnenste. Toen liet hij de nepsteen in de zak van zijn jasje glijden.
‘Handige dingetjes,’ zei hij. Hij stak de sleutel zonder moeite in het slot en liet hen binnen. ‘Rustig maar, het is in orde,’ voegde hij eraan toe toen hij zag hoe ze naar hem keken. ‘Ik moet alleen even bellen over dat slot. Die dingen gebeuren voortdurend. Kom verder.’
Ze stonden in een kleine vestibule met gestucte muren waar het sierpleister als dik taartglazuur op gesmeerd zat, een blank houten vloer en een ingebouwde kapstok met allemaal verschillende hoeden, petten en mutsen eraan. Hogue hees zijn broek van achteren op en keek om zich heen, met knipperende ogen, opeengeknepen lippen en een uitdrukkingsloos geworden gezicht. De overvloed aan hoofddeksels aan de kapstok - drie baretten in zuurtjeskleuren, een sportief deukhoedje, een nieuw uitziende Stetson met een band van slangenleer, verschillende golfpetten met het wapen van de club van meneer Kite - leek hem met stomheid te hebben geslagen. Hij schraapte zijn keel en de jongere mensen wachtten tot hij zijn verkooppraatje ging afdraaien. Maar Hogue zei niets. Zonder hen te wenken schuifelde hij naar de woonkamer.
Het leek wel een foto in zo'n blad van mevrouw Kite, er stond een tweezitsbankje met cretonne bekleding, twee met stukken Perzische kelim overtrokken ouderwetse leunstoelen, een laag Marokkaans tafeltje met een blad van gehamerd plaatkoper, een oud blauw Chinees art-decokleed en een kleine collectie kunstboeken en plaatselijke indiaanse manden, quasi-nonchalant gearrangeerd in de ingebouwde boekenkasten. Het beoogde effect was ongetwijfeld een eclectische en toch eigentijdse soberheid, maar het was een heel grote kamer en Daniel vond dat hij er vooral leeggehaald uitzag.
‘Gaat het, meneer Hogue?’ vroeg Christy terwijl ze Daniel aanstootte.
Hogue stond op het Chinese kleed en keek om zich heen, met grote ronde ogen en open mond en een hand tegen zijn middenrif alsof hij een klap met een zandzak had gehad.
‘Wat? O - ja hoor, alleen... ze hebben alleen... ze hebben alles nogal
| |
| |
veranderd,’ zei hij, ‘sinds ik hier voor het laatst was.’
Naar zijn verbijsterde uitdrukking te oordelen zou je niet denken dat Hogue dit huis ooit eerder had gezien. Daniel vroeg zich af of Hogue het niet gewoon blind had geprikt op een lijst en het hun liet zien omdat hij het gevoel had dat hij dat aan Christy's ouders verplicht was. De eigenaars hadden duidelijk niet verwacht dat er vanmorgen iemand kwam kijken; er lag een verfrommelde oude gebreide omslagdoek op het bankje en een opengeslagen tijdschrift op een van de stoelen, en op het koperen tafeltje stond een half leeg glas tomatensap.
‘Meneer Hogue?’ zei Christy. ‘Weet u wel zeker dat dit in orde is?’
‘Ja hoor,’ zei Hogue. Hij wees naar de openslaande deuren aan de andere kant van de huiskamer. ‘Ik geloof dat daar de eetkamer is.’ Daniel volgde Christy naar de eetkamer, waar het koel en schemerig was; er stonden gebleekte beukenhouten stoelen en een beukenhouten tafel met een enorm glazen tafelblad. Midden op de tafel stond een kleine kom van zwart lakwerk waarin een gardenia dreef met bloemblaadjes die aan de randen al begonnen te verkleuren.
‘Mooi,’ zei Daniel, al vertrouwde hij de geur van gardenia's nooit helemaal, want die lokte je met een belofte van appels en vanillestokjes om te eindigen in een bittere walm van vitaminen en doorgebrand elektriciteitsdraad.
‘Kom op, Daniel. Dit kunnen we toch niet betalen.’
‘Zei ik dat dan?’
‘Doe niet zo kloterig.’
‘Doe ik dan kloterig?’
Christy zuchtte en keek om, naar de huiskamer. Hogue was er nog niet; hij leek te zijn verdwenen. Hij was waarschijnlijk teruggegaan naar de hal, dacht Daniel, om de gegevens van het huis op te zoeken zodat hij kon doen alsof hij er alles van wist. Christy dempte haar stem en praatte in Daniels oor. Haar adem streek langs de haartjes in zijn oor, zodat hij kippenvel op zijn onderarmen kreeg.
‘Zou hij dit eigenlijk nog wel mogen doen, denk je?’
‘Hoe bedoel je?’ vroeg Daniel, en hij deed onwillekeurig een stapje bij haar vandaan. Haar sjaal was losgeraakt aan de achterkant, zodat er een dikke, slappe sliert ongewassen donker haar langs haar gezicht bungelde. Te veel wassen is niet goed voor je haar - daarom had ze die zwierige sjaal omgedaan - en Daniel verbeeldde zich dat hij de rook van de barbecue
| |
| |
van het Instituut voor Sterrenkunde, de vorige avond, nog kon ruiken.
‘Nou, met dat slot en zo - zou hij zijn geroyeerd, of hoe heet dat in de wereld van het onroerend goed?’
‘Ontroerend slecht bevonden?’ opperde Daniel. Hij stak een hand uit, pakte haar sjaal beet en trok hem los. Al haar rokerige haar viel om haar hoofd.
‘Waarom doe je dat?’ vroeg ze.
‘Weet ik niet,’ gaf hij toe. Hij gaf haar de sjaal terug en ze bond haar haar weer op. ‘Ik ga eens kijken waar Hogue blijft.’
Hij ging door de openslaande deuren de huiskamer weer in. Hogue stond aan de andere kant, bij de deur naar de hal, met zijn rug naar Daniel toe. Ook aan die kant waren ingebouwde boekenkasten, bevolkt met een magere verzameling bric-à-brac en wat ingelijste foto's van baby's en pas afgestudeerde jongelui en een Ierse setter met een oranje zwemvest aan. Toen Daniel binnenkwam, stond Hogue iets kleins en glinsterends te betasten, een stukje kristal of een beestje van glas. Hij pakte het op, bekeek het en liet het in de rechterzak van zijn jasje glijden.
‘Ik kom eraan,’ zei hij toen Daniel, die sprakeloos was, een gealarmeerd kuchje had weten uit te brengen. Hogue draaide zich om, en heel even, voordat zijn gezicht de gewone wilskrachtige pilotenuitdrukking weer aannam, keek hij grimmig en raadselachtig zelfvoldaan, alsof hij net een kleine, glinsterende wraak had genomen. Toen liep hij met Daniel mee naar de eetkamer en Daniel probeerde een plausibel klinkende vraag te bedenken. Wat vroeg een normale echtgenoot aan een normale makelaar in deze fase van het spel? Hij bedacht opeens dat Hogue de vraagprijs van het huis nog niet had genoemd.
‘Wat vragen ze hier nou voor, meneer Hogue?’ probeerde hij.
‘God mag het weten,’ zei Hogue. Hij stak zijn hand uit naar de zwarte kom en pakte de gardenia bij de afgesneden, druipende steel. Hij bracht de bloem naar zijn neus, ademde de geur diep in en slaakte een lange, kunstmatige zucht van verrukking. Terwijl Daniel naar hem stond te kijken, liet hij de bloem in zijn zak glijden. ‘Laten we de keuken maar eens gaan bekijken.’
Daniel liep dus maar met hem mee naar de keuken, waar Christy kreten van een zuiver formeel enthousiasme slaakte vanwege de elzenhouten kastjes, de keramische kookplaat en het licht dat door de golfjes van het meer werd weerkaatst.
| |
| |
‘Zonde, hè,’ zei Hogue. Er begon zich bij de zak een donkere vochtplek op de stof van zijn jasje af te tekenen. ‘Daar hebben ze nu ik weet niet hoeveel duizend dollar ingestoken.’ Hij stak zijn hand uit naar een traploze schakelaar in de muur en liet het licht opgloeien, verzwakken en weer opgloeien. Hij schudde zijn hoofd. ‘Goed, deze kant op, we gaan naar de zitkamer, de tv-kamer. Dat komt op hetzelfde neer, hà?’
Hij duwde een deur met louvrelatjes open en liep naar de volgende kamer. Christy wenkte Daniel om naast haar te komen staan. Daniel keek de eetkamer weer in. Er draaide een eenzaam blaadje rond op het wateroppervlak in de lakwerken kom.
‘Daniel, kom je?’ vroeg Christy.
‘Er is iets raars met dit huis,’ zei Daniel.
‘Ja, wat zou ermee zijn?’ zei Christy, en ze rolde theatraal met haar ogen in de richting van de zitkamer en meneer Hogue. Terwijl hij door de keuken liep keek Daniel om zich heen of er iets draagbaars weg was - wat nogal paradoxaal was, want hij had het vertrek nooit eerder gezien. Suikerpot, zoutvaatje, pepermolentje, thee-ei met een kronkelig roestig lint van opgedroogde thee. Op het aanrecht, onder de telefoon, lag een ordelijk stapeltje brieven en enveloppen en Daniel dacht even dat Hogue daar misschien een paar van kon hebben gepakt, maar er zat een elastiekje omheen en ze zagen eruit alsof niemand eraan had gezeten. Aan de bovenste brief zat met een paperclip een visitekaartje met de naam en het telefoonnummer van brigadier Matt Reedy van de politie van Seattle, afdeling Geweldsdelicten binnen het Gezin. Daniel vouwde de brief een stukje open - hij zat niet in de envelop - om de aanhef te zien, die getypt was op een oude schrijfmachine waarvan de o kapot was.
‘beste stoephoer,’ las hij, ‘ben je nou tevreden, met je herman, jij...’
‘Daniel! Wat doe je?’
‘Niks,’ zei Daniel en liet de brief weer dichtvallen. ‘Ze eh, ze schijnen wat probleempjes te hebben, de mensen die hier wonen.’
‘Dat gaat ons niets aan, Daniel,’ zei Christy met een preutsheid die hem overdreven aandeed, en ze pakte zijn hand.
Daniel rukte zijn hand los. Hij hoorde Hogue in de andere kamer in zichzelf mompelen.
‘Au!’ zei Christy en bracht haar vingers naar haar lippen om de kootjes te kussen die hij had bezeerd. Ze wierp een blik op de stapel brieven op het aanrecht. ‘Wat stond erin?’
| |
| |
‘Er stond dat ze misschien eens wat vaker moesten proberen elkaars voeten te masseren.’
Nu keek Christy echt gekwetst.
‘Als je er geen zin in hebt, Daniel, dan wou ik...’
‘Wat gebeurt daar allemaal?’ vroeg Hogue, die weer uit de zitkamer kwam.
‘We komen eraan,’ zei Daniel. ‘Sorry. Maar die keuken - man, die is echt ongelooflijk.’
Hogue knikte zuur, met opeengeknepen lippen. Zijn rechterzak puilde inmiddels zichtbaar uit en uit de linker stak iets wat eruitzag als een tafeltennisbatje.
‘Ongelooflijk,’ beaamde hij.
In de zitkamer pikte Hogue waar zij bij waren een beduimelde biografie van Donald Trump die op de salontafel lag, en uit de kleine zijkamer met de tabaksvlekken aan de andere kant van de hal nam hij een kleine koperen presse-papier in de vorm van een liggende pasja met muiltjes met gekrulde punten mee. Toen ze naar de garage gingen, waar naast een lange, slanke auto onder een dekzeil ook een welvoorziene werkbank stond, drukte hij een doosje spijkers en een Lufkin-rolmaat achterover, en nog iets waarvan Daniel niet precies kon zien wat het was. Hij deed het openlijk en zo te zien zonder enige gêne, en tegen de tijd dat ze aan de tweede logeerkamer toe waren, keek ook Christy met een soort vrolijk afgrijzen hoe Hogue overal iets van zijn gading meepikte. Hij nam een souvenir van de Space Needle, een rubberen beursje voor kleingeld en een pakje geurvreters mee. Toen hij het jonge paar ten slotte voorging naar de grote slaapkamer rammelden zijn zakken onder het lopen.
Hij liep de kamer in en bleef toen ineens staan, zodat Daniel en Christy bijna tegen hem opbotsten. Hij keek naar het grote hemelbed, de zware Eastlake-kasten, de muren met het ongewoon donkere behang in het rood van oude in leer gebonden boeken. Weer stond Hogue zich met open mond te verbazen, op die vreemd terneergeslagen manier, net als in de huiskamer, alsof ook de inrichting van de slaapkamer op de een of andere manier een slag voor hem was. Net als in de huiskamer bleek ook hier nergens uit dat de eigenaars iemand hadden verwacht. Het bed was niet opgemaakt en er lagen een paar witte blouses, beha's en onderbroeken op de grond bij de deur. Hogue liep de donkerrode kamer door naar een andere deur, die naar een soort slaapveranda leek te leiden met hor-
| |
| |
ren rondom. Aan weerskanten van de deur lieten de ramen wat van het felle septemberlicht binnen, dat door de buitenramen van de veranda viel.
‘Ik zou best even in die hangmat willen gaan liggen,’ zei Hogue opeens verrassend weemoedig. Hij probeerde de deurknop. De deur was op slot. Hij drukte zijn gezicht tegen het glas. ‘God, wat ben ik moe.’
Hij tastte in zijn borstzak naar een sigaret, maar vond niets. Hij keek met een dun lachje om naar Daniel en Christy, alsof ze een gemeen kunstje met hem hadden uitgehaald en de enige troost van een vermoeide, overwerkte man hadden verstopt. Toen klopte hij op al zijn rammelende zakken tot hij een verfrommelde Pall Mall te voorschijn kon toveren. Hij liep naar een nachtkastje met marmeren blad en trok de la open. Hij rommelde erin rond tot hij een doosje lucifers vond. Zijn handen trilden nu zo erg dat hij de sigaret liet vallen. Toen liet hij de brandende lucifer vallen. Eindelijk slaagde hij erin het ding aan te krijgen. Hij blies een rookpluim in de richting van de kussens van het grote wanordelijke bed.
‘In deze kamer heb je bijna de hele dag zon,’ zei hij dromerig. ‘Zonde om het hier zo donker te behangen.’ Toen knipte hij zijn as op de geboende grenenhouten vloer.
‘Goed, meneer Hogue,’ zei Christy op de scherpste toon die ze tot haar beschikking had. ‘We hebben nu wel genoeg gezien.’
‘Goed,’ zei Hogue, maar hij kwam niet van zijn plaats. Hij bleef maar naar de canvas hangmat staan kijken die tussen twee palen op de slaapveranda hing.
‘We zien u zo meteen beneden wel, ja?’ zei Daniel. ‘We willen graag even onder vier ogen overleggen. Snapt u? Nog even rondkijken. Je moet zoiets nooit overhaast beslissen, hè?’
Hogue slikte en er leek iets van de oude blos van woede terug te komen op de puntjes van zijn oren en de huid in zijn nek. Daniel zag dat Hogue zelf alleen wilde worden gelaten in deze slaapkamer om na te denken over zijn talloze fouten en het onbekende dat aan hem vrat. Hij wilde dat zíj weggingen. Christy ging naast Daniel staan en drukte zich tegen hem aan, met haar heup tegen zijn dij en haar wang tegen zijn schouder. Hij sloeg zijn arm om haar heen en drukte zijn vingers tegen de licht opbollende huid onder het bandje van haar beha.
‘U weet toch hoe belangrijk een slaapkamer is,’ zei Christy met verstikte stem.
| |
| |
Hogue nam peinzend een trek van zijn sigaret en keek naar hen. Toen leek het vuur in hem te doven, net als eerst, en hij knikte.
‘Ik zie jullie beneden wel,’ zei hij. ‘Neem rustig de tijd, jongens.’
Hij liep de kamer uit, maar eerst stond hij stil bij de stapel vuile was, raapte een nogal grote lila onderbroek met kant langs de taille op en propte die in zijn zak bij de rest van zijn buit. Ze hoorden zijn voetstappen op de trap en een ogenblik later het piepen van de scharnieren van een kastdeur.
‘Nu gaat hij het zilver pakken,’ zei Daniel.
‘Daniel, wat moeten we nu doen?’
Daniel haalde zijn schouders op. Hij ging op het onopgemaakte bed zitten, aan de kant van het nachtkastje dat Hogue had uitgekamd op zoek naar lucifers.
‘Zal ik mijn ouders bellen?’ opperde Christy. ‘Die kennen Bob. Misschien weten zij wat je moet doen als hij dit krijgt.’
‘Ik vind het nu wat laat om nog uit de hoogte te gaan doen,’ zei Daniel.
Christy keek hem aan, kwaad en verwonderd omdat hij zo hardnekkig onaangenaam tegen haar bleef doen.
‘Hè, wat flauw,’ zei ze. ‘God! Alleen omdat mijn ouders...’
‘Moet je kijken.’ Daniel had in de la van het nachtkastje zitten rommelen en had daar naast een zakje Ricola hoestbonbons, een zilveren politiefluitje en een klein plastic flesje met een populair glijmiddel, een roze envelop gevonden, laconiek geadresseerd aan ‘Aapje’. Hij haalde er een kaart uit waarop Greta Garbo en John Gilbert in een hartstochtelijke zwartwit-omhelzing stonden afgebeeld. Op de kaart stond met de hand geschreven: ‘Ik ben gestruikeld en voor je gevallen. Herman.’ Na een ogenblik keek Daniel op, een beetje verward, en gaf de kaart aan Christy. Ze nam hem met een misprijzende frons aan.
‘Herman,’ las ze. ‘Herman Silk?’
‘Zeker een stukje extra service van hem.’
‘Dan verkoopt hij dus zijn eigen huis.’ Ze ging naast hem op het bed zitten. ‘Doen makelaars dat?’
‘Waarom niet?’ zei Daniel. ‘Massa's mensen verkopen zelf hun huis.’
‘Ja, dat is zo.’
Hij liet haar het flesje glijmiddel zien.
‘Misschien had hij moeten schrijven: “Ik ben uitgegleden en voor je gevallen.”’
| |
| |
‘Daniel, leg terug. Nee echt, toe nou.’ Ze maakte een gebaar naar beneden. ‘Dat híj dat doet, wil nog niet zeggen dat jij het ook maar moet doen.’ Ze griste het plastic flesje uit zijn hand, gooide het samen met de kaart in de la en schoof die met een klap dicht. ‘Kom. We gaan hier weg.’
Ze keken elkaar woedend aan en toen stond Daniel op. Hij voelde een hevige begeerte voor zijn vrouw. Hij wilde haar op het bed neerdrukken en haar rammen tot zijn botten pijn deden en de rooklucht van haar haar de hele kamer vulde. Maar zoiets zou hij nooit doen. En zij evenmin. Niet in andermans huis, in andermans bed. Ze waren allebei hypochonders en verstandige, voorzichtige mensen, die van nature altijd op de rechterbaan rijden, trouw bonnetjes bewaren, lid zijn van de consumentenbond, een filter op de kraan hebben en waar wenselijk een helm, een bril en kniebeschermers dragen. En toch was hun voorzichtigheid - en voorzichtigheid in het algemeen, dacht Daniel nu terwijl hij naar Christy's sproetige borst keek die daalde en rees en daalde - een illusie, een dunne gewatteerde deken die ze om zich heen trokken om de schok van de reeks verkeerde beslissingen die ze allebei hadden genomen, wat op te vangen. Ondanks al hun ogenschijnlijke behoedzaamheid waren ze toch maar met elkaar getrouwd, uit vrije wil en zonder materiële dwang, in aanwezigheid van die driehonderd mensen. Christy had ermee ingestemd zich voor eeuwig te binden aan een man bij wiens aanraking haar vagina zo droog en dicht als een vuist bleef, en Daniel had getekend voor een leven als achtenzeventig kilo haar in haar mond, ellebogen in haar ribben en hete adem in haar neus.
‘Ik haat je,’ zei hij.
Even leek ze bijzonder verrast dat hij dat toegaf. Toen stak ze haar onderkaak vooruit en kneep haar ogen tot spleetjes.
‘Nou, ik haat jou ook,’ zei ze.
Daniel liet zich op haar vallen. Aanvankelijk was hij zich hinderlijk bewust van de dierlijke geluiden die ze maakten en de manier waarop ze elkaar beten en aan elkaars kleren rukten. Het deed pijnlijk aan een sleutelscène uit Spanking Brittany Blue denken. Toen schoot Christy's hand in een reflex omhoog en trof Daniel in zijn oog. In zijn schedel lichtte een felrode ster op, die meteen weer uitdoofde. Daarna vergat hij nog te letten op wat ze deden. Het bed onder hen rook naar de rechtmatige eigenaars, naar het nachtzweet en de aftershave en de huidlotion van Herman Silk en zijn Aapje. Er begon een losse plank van de oude grenenhouten
| |
| |
vloer ritmisch te kraken. Toen het moment daarvoor gekomen was, greep Daniel in de la naar Hermans flesje glijmiddel. Hij draaide Christy op haar buik, spreidde haar benen met zijn knie en smeerde haar royaal in met het koude, heldere spul. Voor het eerst gleed hij snel en moeiteloos in haar.
‘Dat was leuk,’ zei Christy toen het voorbij was. Ze strekte haar armen en benen uit over het omgewoelde bed alsof ze het wilde omarmen en begon als een kat heen en weer te rollen tot het overal besmeurd was met de verschillende stoffen die bij hun vrijpartij waren vrijgekomen.
‘Haat je me nog?’ vroeg Daniel.
Ze knikte, en op dat moment begreep Daniel welke vergissing ze hadden gemaakt. Hoewel ze seks allebei beschouwden als iets gevaarlijks had het huwelijk hun altijd veilig geleken - een veilige schuilplaats in een wereld vol gevaar, het toevluchtsoord bij uitstek voor twee eenzame, angstige zielen. Dat zeiden alle getrouwde mensen altijd tegen je als je nog alleen was. Daniel had het zelf ook tegen zijn ongetrouwde vrienden gezegd. Maar het was een leugen. Seks had alles met geweld te maken, dat was waar, en het huwelijk was zowel een omhulsel voor de waanzin tussen mannen en vrouwen als een broze bescherming daartegen, net zoals godsdienst dat was voor de dood en de natuurwetten voor de onmetelijke, totale leegte waaruit het heelal bestond. Maar het huwelijk had helemaal niets veiligs. Het was een hachelijke onderneming, een zeereis in een nooit uitgeteste boot over een vijandige oceaan, met een kaart die niet klopte en zonder bepaalde bestemming, behalve dan het graf.
‘Ik ben van de week met je vader wezen lunchen,’ begon hij.
‘Ssst!’ zei Christy.
Hij bleef naast haar liggen en luisterde. Ze hoorden luide stemmen beneden. Een man en een vrouw die tegen elkaar schreeuwden. De man was meneer Hogue.
‘Ik ga de politie bellen, Bob,’ zei de vrouw.
Daniel en Christy keken elkaar aan. Ze stonden op en begonnen haastig hun kleren bij elkaar te zoeken. Daniel stak het flesje glijmiddel in zijn zak. Toen gingen ze naar beneden.
Toen ze de keuken in kwamen, zagen ze meneer Hogue te midden van honderden weggerolde spijkertjes op de grond liggen met zijn handen om zijn kin. Er sijpelde bloed tussen zijn vingers door dat langs zijn hals op de madrasruiten van zijn jasje druppelde. De liggende koperen pasja,
| |
| |
het pingpongbatje, de Space Needle en alle andere spullen die hij gestolen had, lagen om hem heen over de vloer verspreid. Een knappe vrouw met een rode bril, die Daniel herkende als mevrouw Hogue, zat op haar knieën naast hem met een betraand gezicht en veegde met een stuk keukenpapier over de snee in zijn kin.
‘Christy,’ zei ze. ‘Dag Daniel.’
Ze glimlachte spijtig en keek naar meneer Hogue, die kermde en verwensingen fluisterde tegen de plavuizen vloer.
‘Is het ernstig?’ vroeg Daniel met een gebaar naar de makelaar, die, zag hij nu wel, geen vreemde was in deze beladen vertrekken.
‘Dat mag ik hopen. Ik heb hem zo hard geslagen als ik kon.’ Mevrouw Hogue depte de wond teder met het keukenpapier en keek toen om zich heen naar de keuken die ze met zoveel kosten en moeite had gerenoveerd. ‘En,’ zei ze, ‘wat vinden jullie van het huis?’
Daniel keek naar Christy. Ergens in de loop van hun worsteling boven was ze haar sjaal kwijtgeraakt. Haar gezicht leek wel één grote veeg van uitgesmeerde lippenstift, uitgelopen mascara en het stralende bloed in haar wangen.
‘Perfect,’ zei hij.
|
|