| |
| |
| |
Peter ten Hoopen
Mijn broer de inboorling
De schrijver slijpt zijn messen voor een avond vol moordlust, vervoering, zelfverloochening en ongeremde lustbeleving, hij mengt zijn personages als een heks en kookt in een bouillon van hartstocht. Zijn rekje staat vol koriander, cardamom en laos, oregano, massala en natuurlijk cayennepeper. Exotische ingrediënten - cognitieve en emotionele - dat is waarvan we het in ons metier moeten hebben. Alleen enige zeer getalenteerden zijn erin geslaagd met gekookte aardappelen en dagelijkse sleur geliefd te worden.
Toch hebben we ook inheemse smaakmakers als zout, suiker en azijn binnen bereik, en spelers die al vertrouwd zijn voor ze zijn geïntroduceerd - omdat ze in alledaagse dingen net zo zijn als wijzelf; in al hun leugentjes, droomwensen, nederlagen en heldendaden en vleugjes van brille. En omdat ze voelen zoals wij: ons koesteren van de kinderen, onze verbondenheid met moeder en hunkering naar vader, ons smachten naar de geliefde, onze hoop op redding en sprakeloos ontzag voor het onkenbare.
Het vertrouwde gekruid met het onbekende, dat is het recept. Daarom zijn we gul met het uitzinnige dat de geest buiten bekende kaders dwingt, met de rush van verrassing, de overrompelende lustgevoelens en de injecties met adrenaline die het nog heel spannend kunnen maken bij de openhaard: ‘Willems dook op de revolver af. Aïssa schoot langs hem heen en gaf hem onverhoeds een duw die hem van de boom af deed wankelen. Ze pakte het wapen op, hield het achter haar rug en riep -’ (Joseph Conrad, The Outcast of the Islands) of: ‘Hij ging de seripigari raadplegen, die ging met de saankariet spreken en kwam terug: “De enige plaats waar je een vrouw voor je zoon kunt vinden is in het land van Choncoite,” zei hij. “Maar wees voorzichtig. Je weet waarom.”’ (Mario Vargas Llosa, El Hablador)
| |
| |
Het geheim van het recept is de dosering. In reisverslagen kan het niet exotisch genoeg, en blijken zelfs de eerzaamsten (zoals de eerder bijna zalig verklaarde Bruce Chatwin van In Patagonia) soms toe te geven aan de verleiding tot overdrijving. In populaire lectuur kunnen tranen, bloed en sperma door de goten kolken, en kan elke emotie worden opgeklutst tot een paroxysme. Maar in een roman moet het vertrouwde sterker aanwezig zijn dan het onbekende, anders kunnen we aan het verhaalde niet relateren. De essentie van de relatie met de hoofdfiguren is inlevingsvermogen. Empathie met verbeelde medemensen - o, wat hebben we met onze hersenen toch knap leren spelen!
Enige bladzijden met wuivende palmen en schetterende hibiscus, dan wel sleehonden en berenvallen, inlandse schonen met bloemenkransen en ijlende sjamanen kunnen in de schone letteren daarom wel worden toegelaten, maar ze mogen niet de overhand krijgen, want dan wordt het Land- en Volkenkunde. In Nederland wordt het dat overigens al heel gauw, want al wat de grens overschrijdt is in beginsel verdacht. De vaderlandse verering van het ‘gewoon doen’ doet veel lezers boeken begeren die spelen op het kantoor, de boerderij of het woonerf, dan wel in de buurt van een bruin café.
De literaire exotiek beperkt zich overigens niet tot het uitheemse. Ook in de eigen cultuur zijn opmerkelijke fenomenen en extreme levensvormen die hieronder gerekend moeten worden. Een treffend voorbeeld van exotiek uit de Westerse wereld is William Burroughs' The Naked Lunch: ‘“Hij heeft me verlinkt,” zei ik treurig. Ik kwam dichterbij hem staan en legde mijn vuile junkienagels op zijn gesatineerde mouw: “En wij zijn bloedbroeders in dezelfde vuile naald. Ik kan je in vertrouwen melden dat hij aan de beurt is voor een hot shot.”’ (Noot: dit is een capsule met giftige junk die een verslaafde wordt verkocht om hem te liquideren. Meestal bestaat de hot shot uit strychnine omdat dit net zo smaakt en er net zo uitziet als junk.)
Dit is onversneden exotiek, compleet met noten van de auteur. Landen Volkenkunde van de asfaltjungle. En met razend talent geschreven. Toch lezen minder mensen nu Burroughs' meesterwerk Junkie, dan Gone With the Wind, of zelfs, als we het hogerop willen houden, Madame Bovary. We kunnen ons minder makkelijk verplaatsen in een lamlendeling zonder uitzicht, willoos ten prooi aan zijn zwakheden, dan in een egoïste die aan virulente zwakheden, met passie omhelsd, ontkleed ten onder gaat.
| |
| |
Hij of zij die de liefde niet vindt, of juist wel vindt maar verliest; die een leven lang vecht voor een doel maar op het eind ontnuchterd raakt, of vereerd wordt voor zijn inzet; die zich kuis houdt voor de verre geliefde die ooit of nooit terugkeert, of dit juist niet doet en liederlijk van het leven geniet - al dezen zijn ons bekend en sluiten wij in de armen bij de eerste ontmoeting.
Veel van de vroege bestsellers verhaalden van de bizarre wezens die reizigers naar verre continenten ontmoetten, en van inboorlingen met gewoonten zo buitenissig dat ze de lezer deden rillen van opwinding. De titels alleen al konden doen huiveren, zoals in 1557 Hans Staden's Ware Geschiedenis en Beschrijving van het land der Wilden, Naakte en Lelijke Mensenetende Volkeren van de Nieuwe Wereld Amerika. De belangstelling voor deze nieuwe werelden vol enge dingen was onbegrensd en de gruwelverhalen uit oerwoud, woestijn en wereldzee werden aan de hoven genoten als prikkelstoffen; aphrodisiaca, net als de nieuwe, van verre gebrachte specerijen. Aan de ongeletterden, de landlozen in hun plaggenhutten, werden ze mondeling overgebracht.
Er viel met de sterke verhalen destijds zoveel te verdienen dat veel schrijvers het allemaal nog veel exotischer maakten dan het al was. Percy Adams' Travelers and Travel Liars 1660-1800 geeft hiervan sappige voorbeelden. Maar nu, in deze tijd van satellietbeelden uit de verste uithoeken der aarde, door de wijdverbreide kennis van land en volk, werkt exotiek op zich niet meer zo sterk. We willen dieper geraakt worden, niet alleen op kennisniveau maar ook emotioneel.
We genieten nu minder van wat de inboorling en de stedeling scheidt, en meer van wat hen verbindt. Elke lezer wet zo langzamerhand wel hoe het is om door India te reizen, iedereen weet dat je in donker Afrika olifanten en bosjesmannen op het pad kunt vinden. Wat ons nu aangrijpt is te zien hoe mensen in het verre land net als wij worstelen met hun familie, hun identiteit, persoonlijke transformaties, hun verdriet en liefdes, welke teleurstellingen ze verwerken, hoe ze hun overwinningen vieren, de overgave bereiken.
Ben Okri's Booker Prize-winnende The Famished Road boeit miljoenen, niet door alle pagina's met magie en demonen, maar door de strijd van het kind om zijn wereld te duiden. Door zijn schaamte om de manier waarop zijn vader wordt afgebeuld bij het dragen van zakken, zijn liefde
| |
| |
voor de moeder die altijd wel iets te eten voor hem heeft. Door zijn rondhangen bij de heks Madame Koto waar andere werelden voor hem opengaan, en iets wordt ontsloten dat maar niet meer dicht wil. Door zijn gedeisde opstelling uit angst om zijn angst en onzekerheid te tonen. Zelfs in zijn vrees voor demonen kunnen we nog een eindje meegaan. Als zo'n jochie daar nou eenmaal mee opgroeit... Maar wie slaat er geen stukken over als: ‘Het wapen van de oude vrouw met de voet van een leeuwin was roodgoud geworden. Een van de hoofden van de geest was op de rivier van spiegels gerold en zijn ogen staarden met ziedende verwondering naar de eeuwigheid van weerkaatsingen.’
Het werk van Okri raakt ons, niet door die mumbo-jumbo, maar door de nuchtere kleine zinnetjes waarin zoveel actie, emotie en beschouwing zit samengepakt: ‘Ma rende naar buiten, kookte water, kwam terug en legde warme compressen op pa's gezicht. Het kwam niet bij haar op dat zijn kneuzingen iets kouds behoefden.’ Scènes die je zo zou kunnen transponeren naar een boerenerf in de Achterhoek, een villa in Laren of zelfs een nieuwbouwwijk in Appelscha. De fysieke pijn, de goede bedoelingen, het misverstand, het onvermijdelijk leed van alledag... Dat is van ons, daar gaan we in mee.
Het mooiste is het natuurlijk, als je de exotische elementen die je in beeld brengt tegelijk als drager gebruikt voor de overdracht van stemmingen en andere emotionele lading. Joseph Conrad was hierin zo'n grootmeester dat hele generaties bij hem in de leer zijn gegaan. Uit Heart of Darkness: ‘De bossen stonden onverstoord, als een masker - zwaar, als de gesloten deur van een gevangenis - ze keken met die aanmatiging van verborgen kennis, van geduldige verwachting, van ongenaakbare stilte.’
Naipaul, die van niemand ooit iets heeft geleerd, maar alles van zichzelf heeft, doet het in A Bend in the River op soortgelijke wijze, zij het minder volleerd: ‘De flat, de winkel, de markt buiten de winkel, de Helleense Club, de barretjes, het leven van de rivier, de boomkano's, de waterhyacinthen - ik kende het zo goed. En vooral op hete zonnige middagen - dat harde licht, die zwarte schaduwen, dat gevoel van verstilling - het leek zonder verdere menselijke belofte.’
Iedere schrijver werkt met omgevingselementen, al dan niet met toegevoegde symbolische lading, voor het oproepen van specifieke emoties (zie bijvoorbeeld G.K. van het Reve's De Avonden) maar in overzeese set- | |
| |
tings valt het ons eerder op. Wat dat aangaat heeft Nederland een vrij lage exoticadrempel. Het is al gauw veel. Gevoelsmatige palmen en krissen mogen in Nederland wel wuiven, maar we zijn toch meer een volk van schaamte, minderwaardigheid, lafheid, smorende haat, drankzucht en algehele ontreddering. Rioolputjes, zeg maar, verstelde sokken, gasfornuizen, en de voor grofheid en lompheid onontbeerlijke klompen. De Land- en Volkenkunde van de Lage Landen behelst dan ook voornamelijk de exotiek van de binnenkamer, gedocumenteerd tot in het detail, en natuurlijk die eeuwig onuitputtelijke oorlog.
Hierbij valt op dat we meer exotica kunnen verdragen van een inboorling dan van iemand uit eigen kring. Als A. Alberts in De eilanden net zulke tropische kleurrijkheid aan de dag had gelegd als de Nigeriaan Okri, was hij uitgelachen. En dit thema heeft een achterkant: veel van de kleurrijkheid in de beschrijvingen van het uitheemse, in Rudyard Kipling's Plain Tales from the Hills en E.M. Forster's A Passage to India bijvoorbeeld, had (al dan niet bewust) als subversief doel de inlanders belachelijk te maken, een volk dat je niet serieus kon nemen en dus terecht overheerste.
Dit is ook de kern van de klacht van de Moslims tegen Salman Rushdie - niet dat hij dit of dat onwaars of schandelijks heeft geschreven, maar dat hij de Islam belachelijk maakte - en nog maakt, op onbewaakte momenten. Zo was er het onvergetelijke beeld van die Kasjmiri dokter in Midnight's Children, die zijn toekomstige vrouw als patiënte leerde kennen - stukje bij beetje, omdat hij alleen betroffen lichaamsdelen mocht onderzoeken middels een gat in een laken. Exotisch, Land- en Volkenkunde, absoluut. Maar ook opzettelijk gekscherend. Onderschat die ‘misdaad’ niet in de ogen van betroffenen: er is niets dodelijker dan ridiculisering. Zelfs de Sovjetstaat is eraan ten onder gegaan.
Over de uitheemse ‘kleurrijkheid’ en ‘koddigheid’ als wapens van onderdrukking, over de bewuste kleinering van de ‘Oosterling’, heeft Edward Said met tot een fijn puntje gezogen woede geschreven in zijn monumentale aanklacht Orientalism. ‘Nou ja, het waren ook wel een stelletje mafkezen,’ antwoordde David Landes in The Wealth and Poverty of Nation, zij het in kieser woorden. Vooral de inefficiëntie van de Oosterling/Zuiderling en de gevolgen van exotisch geloof en bijgeloof werken in het Westen/Noorden altijd weer op de lachspieren. Goed voor de verkoop. Op het Indiase subcontinent wordt het India-bashing onder de New Raj dan ook driftig voortgezet, niet alleen door Rushie. Er is een
| |
| |
hele vleugel van de Indiase literatuur ontstaan die teert op het uitmelken van de ironische koe, vaak geestig gedaan, maar steeds meer voorspelbaar.
Wat misschien juist daardoor Vikram Seth's A Suitable Boy zo goed doet aanvoelen, is het ‘gewone’ van de beschrijvingen - wel exotisch in alle details van het Indiase dagelijks leven, 1350 pagina's lang, maar volkomen vertrouwd op het emotionele vlak, van familieverwikkelingen en godsdienstkwesties via politiek geschipper tot de veranderingen van het moderne leven. Hetzelfde geldt voor het werk van Nobelprijswinnaar Naguib Mahfouz, wiens kleinburgerlijke Egypte van Het begin en het einde ons ondanks alle kijkjes binnen de hoge witte muren toch zo vertrouwd aandoet als de wereld van Vestdijk - en ons daardoor zo sterk aanspreekt.
Maar het meest exotisch van al is natuurlijk de liefde. Tegelijk is die intiem vertrouwd, als iets dat wij allen als potentie in ons dragen. De grote, allesomvattende Liefde, gepredikt door de heiligen en universeel begeerd, die zo moeilijk te beleven is. De Liefde waarin erotiek, mystiek en naastenliefde vervloeien, de heilsstaat waarin alle mensen van elkaar houden en met elkaar gelukkig zijn.
Daarom werd de wereld ook zo geraakt door Paul Gaugain's Noa Noa: ‘Mannen en vrouwen zijn kameraden, eerder vrienden dan minnaars, die vrijwel voortdurend aan elkaars zijde blijven, in pijn en in lusten, en de hele notie van misdaad is hun onbekend.’
Dit is zeer uitheems, heel anders dan het bij ons is. Utopisch en onwerkelijk, een droom die aan de fantasie van een schrijver lijkt te zijn ontsprongen. Tegelijk is het volkomen vertrouwd; want zo, weten we in ons hart, zou het bij ons ook moeten zijn. |
|