Bunker Hill. Jaargang 4 (nrs. 12a-15)(2001)– [tijdschrift] Bunker Hill– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] P.C. Evans ∼ vertaling: j. eijkelboom Gebed voor Abercynon Rennend over het veld met varens Waar geen paden zijn Varens hoog boven het hoofd Blind rennend Over pollen en keien Als een hert Racend hals over kop De berghelling af En terechtkomen Waar het gras zich herneemt Buiten adem boven Een droog-stenen muur En jaren later, als jongemannen, terug Omhoog klimmen naar First Peak Vanwaar je langs het dal Kunt zien Hoe de rivier verdwijnt Voorbij de kleine ronde keien Die een oever van straatkeien vonden In de hoek van de rivier Onder de ogen van de afvalbergen kool Die zich richten op de zee, Die de pijl van de glinsterende rivier Richten op de zee, Gespannen getrokken uit de pijlkoker Van de Baai van Cardiff En afgeschoten. [pagina 20] [p. 20] Ik dacht alleen aan land zonder afscheiding Geen systeem van eigendom en heggen Ver van de linten van patchwork-terrassen Die het dal zo te schande zetten Dat ik nauwelijks kon toegeven Dat ik ertoe behoorde Maar nu met Holland als een ketting om mijn nek Dat weelderig land ook Welig van zaad Met zijn duizelingwekkende behoefte Aan comfort en zekerheid Kijk ik terug naar het land Waar atrofie staart uit het gelaat van elk mens Hun levens op de verscheurde straten Van grijze steen en lei Tussen bouwvallige kerken, kroegen en Werklieden-clubs Slechts verlicht door de weerkaatsing Van hun technologische Recreatie [pagina 21] [p. 21] En hoewel iedere generatie Terugsterft Als afvalvlees In de donkere grond Waar de zaden verstrooid raken Of de nieuwe scheuten verschrompelen Komt dat alleen door gebrek aan geloof Geloof dat als water valt Op de slapende grond Water onbesmet door de leugens Van de munt en het kruis En het gevoel van mislukking En al waaien de winden gemeen op de berghellingen En op de huizen beneden Waar de dorpelingen schuilen Laat hun levens vlammen Met een simpele trots Dat de rivier opnieuw Leven mag brengen Want dit is geen dode grond Dit is braakliggende grond. [pagina 22] [p. 22] William Henry Price Hij liep iedere dag op de berg Ik hoog op zijn schouders rijdend Jack Russells renden heel de tijd Naar links en naar rechts van het pad Wegschietend en terugschietend Uit het bos. En ik die de heuveltjes Die langs het pad liepen Op en neer holde Naar Pen Parc Hoeve. Nu en dan verdwijnen de honden En ik verstop me in de bosjes, speel soldaatje Tot ik terug word gebracht door een breekbare uitbarsting Van geluid om hem doornstruiken neer te zien slaan Met een stok. Een hond rende wild de doornstruiken in Jankende snuit besplinterd met bloed Zijn snuit opengehaald aan de stekels van een egel. Aardappelschillen koken op een zwarte kachel Klam als de keuken neem ik een stok En meng er meel in voor de kippen Op het erf; Waar een hok staat bij een moddervijver En een rij bijenkorven aan de andere kant van de omheining Met appels op een hoop ligt in buurmans tuin. Ik leg een jong hondje neer op een platte plavuis Hij jankt omdat zijn staart is weggesneden En opgevreten door het gaas van een kooi met fretten. [pagina 23] [p. 23] Een kapotte klok hangt aan de muur Boven de stoel, een halo van hout Of een schelp of een oude scheepskist Verkondigt het uur boven zijn hoofd Zijn oude tatoeages gespleten als wede Of koolschrammen gewonden in de textuur van zijn huid. Hij vertelt van zijn tijd als soldaat Vechtend voor de Britten als jonge jongen in Rusland ‘Nee, dat deed je niet; dat was een burgeroorlog’ Hij trekt slijm omhoog in zijn ijzeren keel Ik hoor en zie het vuur sissen. Er was een foto van hem uit de Woestijnoorlog Een sergeant met een half-track erachter Barstend van geweld nauwelijks ingehouden Wreed, trots, machtig En als ik hem eens verschrompeld heb gezien Ter bezichtiging bij een begrafenisondernemer Juichende fontein van leven afgeknapt En vingers gespreid in angst of pijn Wie anders kan dan de aard herscheppen Van iemand die hem toen geleidde. Vorige Volgende