| |
| |
| |
*{ Jan Louter
Brieven uit Los Angeles
Een van de grootste dromen van filmmamaker Jan Louter was het maken van een documentaire over leven en werk van John Fante. Na vele jaren soebatten en overleggen is het hem gelukt: in december van dit jaar gaat A sad flower in the sand in première. Tijdens zijn meest recente werkbezoek aan Los Angeles schreef hij een aantal brieven aan een van de redacteuren van Bunker Hill. Op gepassioneerde wijze schrijft hij over de vrienden van Fante, zijn weduwe en zoon, de stad vol stof en vervlogen dromen, maar natuurlijk vooral over de schrijver zelf, die nu eindelijk ook zelf op celluloid vereeuwigd zal worden.
Beste Jasper,
Als ik op reis ben, heb ik altijd een draagbare cd-speler bij me. Boeken en cd's zijn mijn metgezellen; je bent nooit alleen. Als ik jaren later dezelfde muziek weer hoor, verschijnt er een keur aan beelden die zonder die muziek nooit uit hun sluimerend bestaan zouden zijn opgewekt. Net als het Madeleine-koekje in A la Recherche du temps perdu van Marcel Proust. Hier in Los Angeles draai ik altijd de Messiah van Händel met Elly Ameling als sopraan. Voor het eerst in 1989, de tweede keer dat ik in Los Angeles was. In de L.A. Weekly stond een interview met de schilder David Hockney waarin hij vertelde waarom hij zo van L.A. hield en er was gaan wonen. Ook vertelde hij over een passie van hem: in het namiddaglicht door de Mojave-woestijn rijden, de ramen van de auto open en keihard de Messiah draaien. Als je ooit in L.A. bent, moet je dit doen. Het is een zielsverrukkende ervaring. De schitterende muziek van Händel, de bij- | |
| |
belse teksten uit onze drieduizend jaar oude Joods-Christelijke cultuur en het stof van de Mojave-woestijn. Het stof dat door vlagen wind wordt meegenomen om in de straten van L.A. neer te dalen. Het stof dat fluistert, dat weet heeft van de magische dingen van het leven. Het stof dat in Ask the Dust zo'n belangrijke rol speelt. Ask the dust on the road! Ask the Joshua trees standing alone where the Mojave dessert begins. Ask them about Camilla Lopez, and they will whisper her name.
Herken je het citaat? Het komt uit The prologue to Ask the Dust, die ik je een aantal maanden geleden heb toegestuurd. Zoals je weet, postuum uitgegeven in een bibliofiele editie met een beperkte oplage. Toen ik in mei vorig jaar Joyce wederom bezocht, kreeg ik een exemplaar van haar cadeau. Hoewel ik een kopie bij me heb, hoop ik dat je me het binnenkort terugstuurt. Ik ben er zuinig op. Heeft Joyce je inmiddels toestemming gegeven om de rechten te kopen? Het zou prachtig zijn om het in een nieuwe Nederlandse vertaling van Ask the Dust op te nemen, het zijn tenslotte niet meer dan vijfentwintig pagina's. In het stuk schrijft Fante onder andere over de titel van zijn meesterwerk. Ask the Dust is zo'n betekenisvolle titel, je hebt geen idee! Literatuurvorsers zouden er hun tanden op breken. De biograaf Steve Cooper vertelde me in het interview dat ik een paar dagen geleden met hem had voor de film, dat de Noorse schrijver Knut Hamsun (1859-1952) Fante's lievelingsschrijver was. (Ken je diens roman Honger? Moet je absoluut lezen.) In Pan, een andere roman van Hamsun, komt de zin voor: ‘Vraag het aan het stof.’ Ask the Dust is volgens Steve Cooper - naast vele andere betekenissen - een eerbewijs aan Knut Hamsun. En dan is er natuurlijk de bijbelse connotatie: ashes to ashes, dust to dust. Het staat ook voor het levenloze: stof waar niets op kan groeien, zeker niet iets dat van buiten komt. Het stof dat op de schoenzolen van al die mensen die in Los Angeles hun droom kwamen verwezenlijken meegenomen is om in de straten van L.A. achter te blijven. Ik citeer een passage uit Ask the Dust. Een passage die ik zeker in de film zal gebruiken. I went up to my room, up the dusty stairs of Bunker Hill...Dust and old buildings and old people sitting at windows...The old folk
from Indiana and Iowa and Illinois, from Boston and Kansas City and Des Moines...they came here by train and by automobile to the land of sunshine, to die in the sun. And when they got here they found out that other and greater thieves had already taken possesion, that even the sun belonged to the others: Smith and Jones and Parker...You'll eat hamburgers year after year and live in
| |
| |
dusty, vermin-infested apartments and hotels, but every morning you'll see the mighty sun, the eternal blue of the sky, and the streets will be full of sleek women you never will posses, and the hot semitropical nights will reek of romance you'll never have. but you are still in paradise, in the land of sunshine. As for the folks back home, you can lie to them, because they hate the truth anyway, because soon or late they want to come to paradise, too. Dat is toch niet mis. En toch is op het onvruchtbare zand van de woestijn Los Angeles gebouwd, the factory of dreams. De stad die nog altijd een magische aantrekkingskracht heeft; de stad waar dromers nog steeds hun heil zoeken en de hopelozen hoop koesteren. Los Angeles ademt, leeft. De een sluit zij in haar armen, de ander niet. Waarom? Ik heb geen idee. Ik ben er van overtuigd dat de Stad van de Engelen Fante lief had als een moeder en hem in moeilijke tijden troostte. Ik weet zeker dat ze zich aan hem openbaarde door het stof: dat ze hem zinnen toefluisterde, zinnen die we in Ask the Dust kunnen lezen. Ik kan ze je stuk voor stuk aanwijzen.
Op je vraag waarom de titel van mijn film A sad flower in the sand is, het volgende. Het is een zinnetje uit Ask the Dust, waarin Fante onverbloemd zijn liefde voor de stad beschrijft. Los Angeles give me some of you! Los Angeles come to me the way I came to you, my feet over your streets, you pretty town I loved so much, you sad flower in the sand, you pretty town. Prachtig. Toen ik in 1989 met Fante's zoon Jim voor het eerst in downtown was, op zoek naar plekken uit Ask the Dust, en ik de bovenstaande zinnen citeerde - we stonden op Bunker Hill, ongeveer waar het Alta Vista-hotel moet hebben gestaan waar Fante woonde, en dat in 1968 afgebroken is om plaats te maken voor kolossale wolkenkrabbers - rolden de tranen over Jims wangen. Met een brok in de keel vertelde hij dat zijn vader hem een keer had meegenomen naar downtown, in 1969. Jim vertelde me dat zijn vader zich vervreemd voelde. Dat de metamorfose van Bunker Hill hem pijn deed. En dat alles wat nog wel tastbaar aanwezig was, hem ook droef stemde. Ik herinner me nog goed dat ik tegen Jim zei dat ik dat wel begreep. Dat de pijn te maken had met iets dat moeilijk onder woorden te brengen is. Dat het met de tijd te maken heeft, tijd die ongrijpbaar was geworden. Zoiets. Jasper, ik weet niet wat het is, maar als je in de Mojavewoestijn rijdt en de Messiah schalt uit de luidsprekers van de auto dan voel je de vergankelijkheid tot op je botten. Er stroomt dan een aangenaam soort melancholie door je aderen, het stemt je niet droef, eerder verlossend. Jezus, ik hoop dat het allemaal niet te hoogdravend is wat ik
| |
| |
je schrijf. Ik neem nog een flink glas tequilla en ga slapen, terwijl jij nu langzaam wakker wordt.
Groeten,
Beste Jasper,
Het is nu 6.30 uur in de ochtend, een heerlijk tijdstip. De stad is nog fris van de nacht. Aan het eind van Beverly Boulevard kleurt het rood van de opkomende zon de gebouwen en de nog verlaten straat. Naast mijn hotel is een nogal hippe ontbijtzaak, Swingers. De meisjes die hier bedienen dragen allemaal dezelfde ultrakorte blauwe rokjes en laarzen tot de knie. Sommigen dragen er - alsof het allemaal nog niet voldoende is - een wit broekje onder dat met kant is afgezet en waarvan het randje net onder het rokje uitsteekt. Overigens niets dan goeds over de bediening hier, daar kunnen ze in Nederland niet aan tippen. De cliëntèle is tussen de dertig en veertig jaar en hebben veel gemeen: ze zijn bijna allemaal getekend door tatoeages. Er is zelfs een jongen wiens hele gezicht bewerkt is. In L.A. is alles extreem, niets gewoon. Je denkt misschien dat het een verzinsel is, maar bijna iedereen is hier bezig een script te schrijven of volgt lessen om acteur te worden. Aan een tafeltje achter mij is op dit moment het gespreksonderwerp...je raadt het al. Kortom, everybody is on their way to be someone else.
Wat A sad flower in the sand betreft: gisteravond hebben we prachtige opnames gemaakt in een vervallen kamer in het Barclay-hotel op de hoek van Mainstreet and 5th met uitzicht op een enorm billboard, waarop een verleidelijke vrouw in sexy lingerie staat afgebeeld. De opnames gaan in de film het verlangen van Bandini verbeelden, het verlangen om rijk te zijn en mooie vrouwen te bezitten. Want zoals je weet zijn ze in Ask the Dust voor Bandini onbereikbaar. Hij is zo arm als de neten en de vrouwen keuren hem geen blik waardig. Herinner je je de scène op bladzijde 12? I was passing the doorman of the Biltmore hotel, and I hated him at once, with his yellow braids and six feet of height and all that dignity, and now a black automobile drove to the curb, and a man got out. He looked rich; and then a woman got out, and she was beautiful, her fur was silver fox, and
| |
| |
she was a song across the sidewalk and inside the swinging doors, and I thought oh boy for a little of that, just a day and a night of that, and she was a dream as I walked along, her perfume still in the wet morning air. Wat een prachtige laatste zin, hè, vier regels lang. Het Biltmore-hotel bestaat nog steeds, het is misschien nog wel chiquer dan in Fante's tijd. Ik ben er een paar dagen geleden nog in de lobby geweest. In vergelijking met de jaren dertig is alleen de ingang verplaatst, niet meer gelegen aan Persingh Square. Misschien hadden ze last van de vele zwervers die op het plein op bankjes liggen te slapen en 's avonds tegen de gevel van het imposante gebouw pissen.
Op je vraag waarom Ask the Dust zo'n bijzonder boek is en John Fante zijn tijd vooruit was, is mijns inziens geen eenduidig antwoord te geven. Het heeft natuurlijk in de eerste plaats te maken met het feit dat John Fante een geboren schrijver is. Gedreven door een quivering wound uit zijn jeugd. (Ik schrijf je daar nog over, het heeft alles met de inhoud van de film te maken.) John Fante schreef uit het hart, in een stijl zonder opsmuk en dat was in 1939 absoluut niet gangbaar. Het is moeilijk te doorgronden waarom Ask the Dust nog altijd niets van zijn kracht verloren heeft en het lijkt of de roman gisteren is geschreven. Ik ben geen exegeet, je moet het dus met deze huis-tuin-en-keukentheorie doen. Een feit is dat er steeds weer een nieuwe generatie lezers is die zich met Arturo Bandini kan identificeren. Zoals dat ook in een bepaald opzicht met De Avonden van Gerard Reve het geval is of The Catcher in the Rye van J.D. Salinger. Terwijl ik je dit schrijf, bedenk ik me dat ik zeven jaar bezig ben geweest de VPRO te overtuigen van het belang om een film over John Fante te maken. Zou ik mijn tijd ook vooruit zijn? Films maken bestaat voor een groot deel uit het hebben van veel doorzettingsvermogen en geduld. Zonder deze eigenschappen kun je het vergeten! Ik herinner nog goed het briefje dat Cherry Duyns me schreef. (Ik had hem voor de zekerheid naast een synopsis ook Ask the Dust opgestuurd. In 1993 was er in Nederland niet meer dan een handjevol mensen bekend met het werk van Fante.) ‘Beste Jan, hoewel het een boeiende roman is en ook het leven van de schrijver er mag zijn, ziet de redactie geen dwingende reden tot het nemen van documentaire maatregelen.’ Tja, met zulk soort onzin word je soms afgescheept. Tevergeefs heb ik het hem in 1998 nog een keer voorgesteld. Gelukkig was Hans Maarten van den Brink een paar maanden later wel enthousiast.
Zo gaan die dingen. Zo'n tien jaar daar- | |
| |
voor had ik al iets dergelijks meegemaakt. Toen bij de VPRO-radio. Ik besloot te stoppen als freelance-interviewer en documentairemaker voor het programma Boeken. Ik wilde films gaan maken. Er stond echter nog een wens op mijn lijstje: een radiodocumentaire maken over John Fante. ‘Wie is in hemelsnaam John Fante!’ was zo ongeveer de reactie van de redactie. Daar moet je het dan mee doen. Meer dan een schamel honorarium van 1500 gulden - voor minimaal zes weken werk - had de VPRO er niet voor over. Kortom, met eigen geld voor reis- en verblijfskosten, vloog ik naar L.A. Spijt heb ik er nooit van gehad. Ik ontmoette er Joyce, de vrouw van John, met wie ik onvergetelijke uren heb doorgebracht in de keuken van haar villa in Malibu. (Ik heb daarover op jouw verzoek in Bunker Hill nummer 3 een stuk geschreven.) Delen van de gesprekken heb ik in de radiodocumentaire verwerkt. Ook heb ik toen Robert Towne ontmoet, in zijn kantoor op Second Street in Santa Monica, met uitzicht op de oceaan. Hij is in Hollywood onaantastbaar. Hij heeft Chinatown geschreven, je weet wel, die onvergetelijke film van Roman Polanski met Jack Nicholson en Faye Dunaway in de hoofdrollen. Robert heeft er een Oscar voor gekregen, het was geloof ik z'n tweede. Zijn eerste kreeg hij voor The Last Detail, ook met Jack Nicholson. Robert vertelde me dat hij de rechten had gekocht om Ask the Dust te verfilmen. Ook had hij samen met Francis Ford Coppolla de rechten voor The Brotherhood of the Grape. Peter Falk, beter bekend als detective Columbo, had de rechten in handen van My Dog Stupid, Martin Sheen van Dreams from Bunker Hill. Het geld stroomde binnen, Joyce kon alleen al van alle opties en filmrechten riant leven: de bedragen zijn hier niet mis! Misschien begrijp je nu waarom ik de
radiodocumentaire John Fante: the hottest dead writer in Hollywood heb genoemd. Jasper, ik moet stoppen. Erik en Bert komen eraan. We gaan opnames maken van palmbomen, op Bedford Drive in Beverly Hills. De shots draaien we vanuit een convertible, zodat Erik de camera verticaal kan houden, uiteraard terwijl de auto langzaam rijdt. Het worden enigszins surrealistische beelden. Wat ik ermee wil bereiken, zie je in november wel als de film in première gaat. Nu ik het over palmbomen heb, moet ik onmiddellijk denken aan die paar regeltjes uit Ask the Dust wanneer Bandini verhaalt over zijn eerste pogingen om in zijn hotelkamer in downtown L.A. te schrijven. Ik ken ze uit mijn hoofd. Arturo Bandini in front of his typewriter two full days in succession...not one line done, only two words written over and over across the page, up and down,
| |
| |
the same words: palm tree, palm tree, palm tree, a battle to the death between the palm tree and me, and the palm tree won.
Groeten,
Beste Jasper,
Nee, A sad flower in the sand wordt geen biografisch schrijversportret. Het wordt een visuele film. Een confrontatie van heden en verleden, van droom en werkelijkheid. Een film in de geest van Arturo Bandini, lover of man and beast alike! Een gepassioneerde film dus. Nu begrijp je er waarschijnlijk nog niets van, neem ik aan. Hoewel ik tijdens het opnemen vaak twijfel of het wel goed wordt, groeit tegelijkertijd de overtuiging dat A sad flower...een van mijn beste films wordt, misschien wel beter dan They destroyed all the roses, over Jean Rhys. Het klinkt misschien paradoxaal, toch is het zo. Om toch nog even op de inhoud van de flm in te gaan, het gaat ook over het hebben van een droom. En over Los Angeles, de stad voor dromers. En dan gaat het ook nog over haat, liefde, armoede en racisme. Ja, er kleeft wellicht een smetje op het blazoen van onze lievelingsschrijver. Het zal in de film als een addertje onder het gras een rol spelen. Vanmiddag was ik bij Steve Cooper, de biograaf en samensteller van de onlangs verschenen - nooit eerder gebundelde - verhalen van Fante, The Big Hunger. (Daar komt Knut Hamsun weer om de hoek kijken.) Het zijn verhalen die ooit in onder andere The Atlantic Monthly - je weet wel, het literaire tijdschrift van H.L. Mencken - en The New Yorker hebben gestaan. Steve vertelde gedurende het interview iets curieus. Tijdens de verhuizing van Joyce - een jaar geleden moest zij vanwege haar gezondheid het huis op Cliffside Drive waar zij samen met John vanaf 1956 heeft gewoond, verlaten - zijn in de kelder drie nooit eerder gepubliceerde verhalen gevonden. In overleg met uitgever John Martin van Black Sparrow Press heeft Steve de verhalen niet opgenomen. Ze bevatten racistische elementen, die verkeerd uitgelegd kunnen worden. Het zou de reputatie van Fante kunnen schaden, terwijl het niets aan zijn literaire oeuvre
toevoegt. Dat is, kort samengevat, de reden dat ze niet in The Big Hunger zijn opgenomen. (Misschien is het een aardig idee om ze een
| |
| |
keer in Bunker Hill te publiceren. Ik zal het er eens met Joyce over hebben.) Hoewel ik de verhalen niet gelezen heb, kan ik me Steve's beslissing wel voorstellen. De verhalen zijn al oud, ze dateren van voor de oorlog. Tegenwoordig heeft de term discriminatie wellicht een andere lading dan vroeger. De betekenis van woorden verandert in de loop der tijd. Maar het is wel een interessant gegeven. Want in veel van Fante's werk kom je racisme of discriminatie tegen. Neem alleen al Ask the Dust, wat je daar niet aantreft. Als zoon van een Italiaanse immigrant, met een enigszins donker uiterlijk, heeft Fante discriminatie aan den lijve ondervonden. When I was a kid back home in Colorado it was Smith and Parker and Jones who hurt me with their hideous names, called me Wop and Dago and Greaser, and their children hurt me...they hurt me so much I could never become one ofthem, drove me to books, drove me within myself, drove me away from that Colorado town, and sometimes, Camilla, when I see their faces I feel the hurt all over again. And sometimes I am glad they are here, dying in the sun, uprooted, tricked by their heartlesness...fulfilling the emptiness of their lives under a blazing sun.
Duidelijker kan het niet. (Waarom heeft er in Bunker Hill nooit eens iemand over dit aspect in Fante's oeuvre geschreven; het is een actueel, universeel onderwerp.) Dan is er nog de sleutelscène van de roman, althans, dat vind ik. Het gaat over de blanken die naar Los Angeles zijn gegaan en wier dromen nachtmerries zijn geworden; blanken die uit frustratie naar beneden trappen en alles wat van buiten komt verachten: Mexicanen, Filippino's, Italianen. I have vomited on their newspapers, read their literature, observed their customs, eaten their food, desired their women, gasped at their art. But I am poor and my name ends with a soft vowel, and they hate me and my father and my father's father and they would have my blood and put me down, but they are old now, dying in the sun and in the hot dust of the road, and I am young and full of hope and love for my country and my times, and when I say Greaser to you, Camilla, it is not my heart that speaks, but the quivering of an old wound...Een oude wond, daar heeft het allemaal mee te maken. Dat is volgens mij de bron van Fante's schrijverschap. Als je aan mij vraagt of hij een racist was, dan zeg ik volmondig ja! Er schuilt mijns inziens in ieder mens een racist. (Hetgeen overigens niet wil zeggen dat een ieder het zich kan permiteren zich racitisch te uiten of te gedragen.) Ik ben ervan overtuigd dat Fante dit eeuwenoude fenomeen heeft willen doorgronden met zijn nimmer voltooide roman
| |
| |
The Little Brown Brothers, waar hij na Ask the Dust jaren lang aan heeft gewerkt. Ik denk dat hij er niet uitkwam, dat hij verstrikt raakte in de complexheid ervan. Zijn toenmalige uitgever, die hij een paar hoofdstukken had toegestuurd, vond het een depressing, rascist story. Niet iets om uit te geven. Fante was, zoals je misschien weet, diep gekwetst en heeft jarenlang nauwelijks meer geschreven. Nu ik je dit alles schrijf, herinner ik me een uitspraak van Robert Towne toen ik verleden jaar bij hem op bezoek was. (Volgende week ga ik twee dagen met hem opnemen - ik zal je dan meer over hem berichten.) Robert schonk mij vorig jaar een exemplaar van zijn script Ask the Dust. Hij heeft het in 1993 in een maand geschreven. Hij vertelde me wat tot nu toe de reacties zijn van de studio's in Hollywood: een depressing, rascist story. In 1993 was het bijna rond, Sean Penn zou Bandini gaan spelen. Waarom het uiteindelijk niet is doorgegaan, blijft onduidelijk. Hij mompelde iets over geld. Dat het een period piece is en dus kostbaar. Op de stoelen van beslissers zitten bijna altijd de verkeerde mensen, zoveel is mij in het leven wel duidelijk geworden. Zij hebben de macht, zij zijn belangrijk en gaan er met de meeste poen vandoor. Nu je een vaste baan hebt als redacteur bij de Bezige Bij, voel je je misschien aangesproken, dat is niet mijn bedoeling. Of wel. Het is wederom laat. Ik slaap niet meer dan vier of vijf uur per nacht.
Groeten,
Beste Jasper,
Is het waar dat jullie Chump Change van Dan Fante gaan uitgeven? En als dat zo is, komt het dan in het fonds van de Bezige Bij of in het fonds van Bunker Hill Press? Een paar uur geleden heb ik Dan bij hem thuis geïnterviewd. Hij woont in Santa Monica, in een sober appartement. Een woonkamer met open keuken en een slaapkamer. Toen Erik en Bert het licht aan het opzetten waren, hebben we broederlijk naast elkaar op zijn bed gelegen. Drie wanden van zijn slaapkamer zijn bedekt met foto's en posters van Marilyn Monroe. Wonderlijk, ik vind het helemaal niet bij hem passen. Dan vertelde me dat hij net terug was van een promotiereis door Italië. Chump Change is er goed ontvangen. Ik begreep van hem dat
| |
| |
jullie per email contact hebben. Ik heb hem verteld dat je een aardige jongen bent, bezeten van literatuur (dus een slecht zakenman) en volkomen te vertrouwen. Waarop hij reageerde met de opmerking dat uitgevers nooit te vertrouwen zijn. Is dat zo?
Verleden jaar heb ik Dan voor het eerst ontmoet, in Juniors Deli, een lunchroom voor the white middle class op de grens van Santa Monica en Beverly Hills. Waarom hij daar wilde afspreken, is mij nog steeds een raadsel; hij contrasteerde volkomen met alle andere klanten. Hij heeft iets weg van een punker op leeftijd. Kort grijs haar, een gouden ringetje in zijn linkerneusvleugel. Hij droeg een donker T-shirt en een wijde Amerikaanse militaire broek, waarvan de ondergrond donkergroen is en waarop in twee tinten bruine vlekken zijn geprint. Hij heeft het gedrongen postuur van zijn vader. Zijn gezichtsuitdrukking is permanent die van een vulkaan die ieder moment kan uitbarsten. Toen ik hem sprak verkeerde hij in een lichte staat van opwinding: Chump Change was toen net in Amerika verschenen en er liep een toneelstuk van zijn hand dat lovende kritieken had gekregen. Later bleek dat hij in veel meer opzichten op zijn vader lijkt: hij is driftig en gepassioneerd. Ook hij heeft problemen met drank en is natuurlijk schrijver. (Wist je dat de oudste zoon Nick een paar jaar geleden aan de gevolgen van drank is gestorven?) En zoals zijn vader een haat-liefdeverhouding had met diens vader - het staat allemaal in The Brotherhood of the Grape - geldt dat ook voor Dan. De geschiedenis herhaalt zich. Overigens, Joyce is niet blij met het boek. Ze vindt het te grof, vertelde ze me. Ze is bang dat Dan misbruik maakt van zijn vaders reputatie, iets dergelijks. Ze hebben een tijdje geen contact met elkaar gehad, maar inmiddels is het weer zoals het een moeder en zoon betaamt. Als je Dan ontmoet - hij komt toch in november naar het Crossing Border Festival? - zal je merken dat hij snel spreekt, zonder haperingen. Fraaie korte zinnen, die passen bij zijn temperament. Ik heb een heel goed interview met hem gedraaid. Heel openhartig. Hij vertelde dat Chump Change een ode aan zijn vader is en dat hij nu veel beter
zijn vaders gevoel begrijpt een outsider te zijn, nergens bij te horen. Volgens Dan was zijn vader 99% schrijver en 1% vader. Dan vertelde ook over de betekenis van de vriendschap tussen zijn vader en Robert Towne. De laatste weken voor zijn dood was John vaak niet bij bewustzijn. Op een middag kwam Robert op bezoek om afscheid te nemen. Fante was ijlende. Dan fluisterde in zijn vaders oor dat Robert er was. John was plotseling
| |
| |
voor een minuut of vijf glashelder, een wonder. Naast de vriendschap, stond Robert ook voor geld, roem, erkenning.
Na het gesprek sloeg Dan een arm om mijn schouder; hij is heel lijfelijk, waarschijnlijk door het Italiaanse bloed. Een moment later stopte hij een pijp van zijn vader in mijn hand; de krassen van zijn tanden geëtst op het mondstuk. Het is een van de pijpen die John gedurende de laatste jaren van zijn leven rookte. Allemachtig, Jasper, ik wist even niet wat ik moest zeggen. Weer een moment later kreeg ik een vel geel papier. John Fante heeft het laatste boek dat hij zelf geschreven heeft, The Brotherhood of the Grape, op zulk papier geschreven. Het restant kreeg Dan van zijn vader, hij had toen nog niets gepubliceerd. Dan heeft er Chump Change op geschreven. (Nu ik je dit schrijf, besef ik pas de essentie van Johns gebaar. Je moet er maar eens over nadenken.) Als ik ooit een roman ga schrijven, begin ik op deze nu nog blanke. gele pagina. Misschien dat er dan een vonkje overschiet. Wie weet?
Groeten,
Beste Jasper,
De laatste vier keer dat ik in L.A. was heb ik in het Beverly Laurel-hotel gelogeerd. Alle kamers zien er hetzelfde uit; dat geeft een vertrouwd gevoel. Het is telkens of je thuis komt, in plaats van arriveert. Terwijl ik je dit schrijf staat de tv aan, over een uurtje komt er een samenvatting van de beslissende wedstrijd voor het NBA-basketbalkampioenschap tussen de Indiana Pacers en de L.A. Lakers. Dat leeft hier enorm, misschien het beste te vergelijken met de voetbalfinale van de Champions League. Hoe is het met de Oranje-gekte? Ik heb het begin van die collectieve waanzin nog net meegemaakt.
Vandaag hebben we het openingsshot van de film gedraaid, het is precies het shot geworden dat ik voor ogen had. Prachtig! Prachtig! Ik heb de plek mei vorig jaar ontdekt toen ik onderzoek deed voor het schrijven van het script. Het is een brede zandweg in de Mojave-woestijn, een kilometer of zestig buiten de stad. Een zijweg van de Pearl Blossom Highway, voorbij het plaatsje Little Rock. Om je een idee te geven van het shot, zal ik je het
| |
| |
begin van A sad flower in the sand beschrijven. Op het doek verschijnen de jou wel bekende zinnen ‘Los Angeles give me some of you! Los Angeles come to me the way I came to you...’enzovoort. Je hoort dan natuurlijk ook muziek. (Paul M. van Brugge gaat deze speciaal voor de film componeren.) Eronder staat, in een kleiner corps, ‘John Fante, Ask the dust, 1939’. Dan verschijnt het openingsshot. Het is magic hour, het tijdstip waarop de dag overgaat in de avond. Je ziet de woestijn, rotsen, cactussen, het volkomen verlaten landschap, dat doorsneden wordt door een glooiende weg. Op de achtergrond de bergen waarachter L.A. ligt. Alles is overdekt met een oranje-blauwe gloed. (Dit soort opnames zijn lastig te maken, spannend ook, want je hebt niet meer dan een half uur de tijd. Daarna is het te donker.) Na een tiental seconden zie je in de verte langzaam een wolk stof ontstaan, heel mysterieus. Je weet absoluut nog niet wat het is. Dan verschijnt van achter een heuvel de voorkant van een Greyhound-bus, eerst alleen de bovenkant, pas als hij op de top van de glooiing is zie je ook het licht van de koplampen. (De bus is door onze locale producer Cristina Berio, inderdaad de dochter van de componist Lucciano, bij Hollywood Film Rental vijf dagen voor ons vertrek getraceerd. Aanvankelijk zou Greyhound een bus leveren, maar wegens verzekeringsperikelen kon dat niet doorgaan. Kortom, ik zag mijn openingsshot in stof opgaan. Cristina is geweldig.) De bus golft over de weg en komt langzaam dichterbij, wolken stof achter zich latend. Als de bus niet al te ver meer van je af is, wordt het verlichte raampje met bestemming ‘Los Angeles’, steeds scherper. Als de bus de camera passeert, vult een reusachtige wolk stof het beeld, dat na ongeveer twintig seconden langzaam weer helder wordt. Heel bijzonder. Over dit beeld komt de titel. Het shot heeft een lengte van anderhalve minuut! Na de
titel verschijnen de eerste beelden en hoor je de stem van Bandini. (Waarschijnlijk gaat Sean Penn, die goed bevriend was met Bukowski, de fragmenten uit Ask the Dust inspreken.) De eerste woorden van Bandini in de film zijn: It was five months ago, the day I got to town by bus from Boulder Colorado with a hundred and fifty dollars in my pocket, a typewriter and big plans in my head. De beelden waaronder de stem komt, hebben een heel eigen stijl. (Een suggestie van cameraman Erik van Empel met wie ik goed bevriend ben.) Al deze shots draait Erik vanaf de schouder of vanuit de heup. Heel dynamisch. Ze worden bewust ‘lelijk’ gedraaid, de kaders altijd vreemd. Het effect dat ik wil bereiken, is dat je met de ogen van Arturo Bandini kijkt,
| |
| |
dat je bij wijze van spreken met hem over Mainstreet, Broadway, Thirdstreet of Bunker Hill loopt. Deze shots worden allemaal op twintig beelden per seconde gedraaid, in plaats van vierentwintig, waardoor ze een beetje schokkerig worden, zoals 8mm-film. In de afwerking gaan we het beeld korrelig maken en zullen de kleuren flink bewerkt worden. Het voert nu te ver hier diep op in te gaan, maar elementen uit deze beelden keren op andere momenten in de film terug. Ze zijn dan echter heel stylistisch gedraaid. Ik wil ermee verbeelden dat wat Bandini/John Fante zag, als je goed kijkt nog steeds te zien is. Jasper, het is nu middernacht. Ik heb het schrijven een uurtje onderbroken om naar het nieuws te kijken. De overwinning van de L.A. Lakers wordt uitbundig gevierd, maar er zijn ook rellen. Jongeren staken auto's in brand en plunderden winkels. Ze zijn allemaal gekleurd, waarschijnlijk straatarm en zonder dromen. Om de boel niet te laten exploderen (een paar jaar geleden stond hier immers de hele stad in brand) verscheen de sterspeler van het team, een multimiljonair, in beeld. Een kale neger met enorme oorringen. Of zijn woorden effect hebben, zullen we morgen pas weten. In de buurt van de rellen waren wij gisterenavond nog aan het opnemen. (Het stadion van de Lakers is in downtown.) Wij worden daar altijd omgeven door Ray, onze security gard. Een beer van een vent. Zonder hem zouden we al lang overvallen zijn. Downtown is een behoorlijk heavy buurt. Vooral 's avonds moet je er uitkijken. Overdag valt het wel mee, dan is het er enorm druk: de trottoirs zijn bevolkt door een mengeling van rassen, vooral Mexicanen. Uit de honderden winkeltjes met goedkope kleding, schoenen en elektronica dreunt muziek. Tijdens het lunchuur tref je er veel kantoormensen, downtown is namelijk ook een belangrijk business district. Het vreemde is dat downtown helemaal niet lijkt op het beeld dat je van Los Angeles hebt. Het heeft eerder
iets weg van New York. In downtown vind je nauwelijks palmbomen, geen prachtige neonreclames, geen peperdure cabriolets, Mercedessen, Porsches. Geen winkelstraten waar de beroemde modehuizen hun nieuwste designs in de etalages uitstallen. Niets van dit alles! Zelfs het prachtige Californische licht is er anders, het doet pijn aan je ogen. Een uur nadat de kantoren uit zijn, the white middle class zich heeft teruggetrokken in hun beveiligde wijken, de facades van de winkeltjes met stalen luiken de uitstraling hebben van een onneembare vesting, verandert downtown in een open inrichting. Je weet niet wat je meemaakt. Uit het niets verschijnen brallende dronkaards, bede- | |
| |
lend om whiskey. Gewetenloze dieven op weg naar een buit. Hologige junkies hunkerend naar verdoving. Jammerende krankzinnigen, gekweld door hallucinaties. Het is een ongekende melange van ‘nuttelozen van de nacht’. Een straat verder dan Mainstreet - waar het al tricky is - liggen honderden zwervers in kartonnen dozen op straat. Nog een straat verder en je kunt er zeker van zijn dat je het slachtoffer wordt van een gang. Mijn God, wat een ellende!
En dan te bedenken dat onze held in die buurt dagen lang achter zijn typemachine zijn verhalen zat te schrijven, wegens geldgebrek slechts levend op twee sinaasappelen per dag. Daar schreef hij ook zijn brieven aan H.L. Mencken en ontmoette hij Camilla Lopez. Als je er nu rondloopt is dat soms allemaal moeilijk voor te stellen. En toch ook weer niet. Ik heb er op dit moment geen woorden voor om het uit te drukken. In Fante's tijd moet downtown schitterend zijn geweest. Prachtige artdecogebouwen, kolossale barokke bioscopen. Tegelijkertijd was er veel armoede; het waren immers de nadagen van de Great Depression. Toch denk ik dat het een andere armoede was, anders dan nu. Toen was iedereen arm. Overigens hebben de gebouwen nog steeds een overweldigende schoonheid. het is alleen de schoonheid van verval.
Nu ik aan Camilla Lopez denk, schiet me iets te binnen dat je zal interesseren. Ik heb archiefmateriaal uit de jaren vijftig waar de Columbia Buffet uit Ask the Dust op voorkomt, je weet wel, de bar waar Camilla werkte. Ze was een prachtige meid, ik kan het weten. want Joyce heeft me een foto van haar laten zien. Als we in downtown aan het opnemen zijn, zie ik haar soms ineens op straat lopen. Of ze staat in een flits achter de kassa in een van die goedkope textielwinkeltjes. Godallemachtig, Jasper, sommige Mexicaanse vrouwen bezitten een schoonheid die je niet voor mogelijk houdt. Het is een schoonheid die trots verraadt, waardoor ze ongrijpbaar worden, als je begrijpt wat ik bedoel. Joyce vertelde me afgelopen maart (ik heb toen alle interviews met haar gedraaid) dat de liefdesaffaire tussen Bandini en Camilla ongeveer gebeurd is zoals John het heeft beschreven. Camilla heeft echt bestaan. Ze was een prachtige Mexicaanse en ze is in de woestijn verdwenen. In de nalatenschap heeft Joyce die foto van Camilla gevonden; het enige dat zij niet verteld heeft aan Steve Cooper, de biograaf. Joyce vertelde me dat ze in alles heel openhartig is geweest, Steve heeft alles mogen inzien. Maar ze wist dat als zij hem de foto zou laten zien, hij deze zou willen publiceren. Ik herinner me
| |
| |
nog letterlijk de woorden van Joyce, ze zei dat sommige dingen te pijnlijk zijn. John heeft Camilla gedurende de eerste jaren van hun huwelijk nog een aantal malen ontmoet. Op mijn vraag hoe het Camilla verder is vergaan, antwoordde Joyce met een in zichzelf gekeerd glimlachje en veel gevoel voor drama: ‘Ask the dust.’
Groeten,
Beste Jasper.
Voor 250 dollar mochten we 2 uur filmen in de lobby van het Baltimorehotel, downtown L.A. Het is op de hoek van Los Angeles Street and 3th. De meeste mensen wonen er permanent, ze huren een kamer voor een jaar of langer. (Dat is in L.A. heel normaal. In de dertiger jaren leefde Fante ook een tijd lang in hotels.) ‘Daily, weekly and monthly rates’, vind je vaak in grote letters op de kale zijmuren van de immense hotels geschilderd. Het totaal vervallen Million Dollar Hotel heeft meer dan duizend kamers. Ze zijn te goor om er een stap binnen te zetten. Ik ben er een paar dagen geleden met Cristina gaan kijken of het een geschikte locatie zou zijn. Niet dus. De bewoners van het Baltimore zijn bijna allemaal blanken wier dromen niet in vervulling zijn gegaan, die niet door de stad zijn omarmd, Ze zijn 60 jaar of ouder. Doffe ogen in bleke gezichten, de wangen ingevallen, veelal ongeschoren. In de lobby staarden enkelen uitdrukkingsloos naar de tv. Anderen speelden kaart. Weer anderen lagen te slapen in de versleten fauteuils. Je maag krimpt ineen van de eenzaamheid die in hen huist. Ze wachten er op hun dood. Weet je waar de warme maaltijd uit bestaat, die het merendeel van de hotelgasten nuttigt? Uit een verwarmd piepklein blikje Campbell-soep, dat je voor 1 dollar uit een automaat haalt. Er is keuze uit drie soorten puree met groenten Eet smakelijk! Als je het etiket ziet, moet je al kotsen. En dan kunnen zij nog eten kopen en zich een kamer veroorloven; een kamer van 25 dollar per week. Je hoeft niet veel voorstellingsvermogen te hebben om bij voorbaat jeuk te krijgen. Maar de meeste zwarten die in downtown dolend door het leven gaan, hebben helemaal niets. Of je moet een kartonnen doos om in te slapen ook als bezit beschouwen. Mijn kamer is schoon, het bed zacht. Ik ben moe.
| |
| |
Het is inmiddels diep in de nacht. Als je schrijft vergeet je de tijd.
Groeten,
Beste Jasper,
Ik heb je beloofd nog over Robert Towne te schrijven. Hoewel ik erg moe ben, zal ik een vluchtige poging ondernemen. Robert is een imposante man met half lang grijs haar en een grijze baard. Hij is 65 jaar. Hij heeft de scenario's geschreven voor onder andere Shampoo, The Last Detail, Chinatown, The Godfather, Red, The Firm en Mission Impossible. De laatste paar films heeft hij, als ik het goed heb, in samenwerking met anderen geschreven. Robert geniet een grote reputatie in Hollywood. Hij woont in een fantastisch huis in de wijk Pacific Pallasides, niet ver van de oceaan. Je hebt er geen last van smog en er waait bijna altijd een verkwikkend briesje. Ik heb Robert voor het eerst ontmoet in 1989. In de jaren die volgden ben ik een paar keer bij hem op bezoek geweest. We kunnen het goed met elkaar vinden. Waarom ik altijd welkom ben, weet ik niet. Ik schrijf je dit, omdat hij zelden of nooit op verzoeken voor interviews reageert. Hij heeft bijvoorbeeld alle brieven van Steve Cooper onbeantwoord gelaten. Toen ik Steve vertelde dat Robert een belangrijk aandeel heeft in A sad flower in the sand, wist hij niet wat hij hoorde. Hij begreep er niets van. Het is sneu voor Steve dat hij nooit met Robert heeft kunnen praten. Hij heeft vijf jaar aan zijn biografie gewerkt. Als je dan zo'n belangrijke informatiebron niet kunt raadplegen, is dat natuurlijk zonde. Maar ja, het is Robert z'n goed recht. Hij leeft nu eenmaal teruggetrokken, samen met zijn vrouw Louisa, van Italiaanse afkomst, en zijn achtjarige dochterje Ciara. Het is heerlijk om met een glas wijn in de hand op het terras naast het zwembad met Robert te praten. Vooral over John Fante natuurlijk. Hij heeft in de loop der tijd heel wat anekdotes opgediept. Een paar ervan memoreerde hij in het interview dat we vanmiddag gedraaid hebben. Meesterlijk, hoe Robert formuleert,
bedachtzaam trekkend aan zijn Davidoff-sigaartje. Op mijn vraag of hij ooit met John Fante over Camilla Lopez had gesproken, begon hij te grinniken. Weet je wat John zei? ‘Bob, she was a dyke!’ Een hilarische uitspraak van Fante.
| |
| |
Hierdoor leer je je pappenheimers kennen. Gisteren zijn we met Robert naar het graf geweest. Een soort bedevaart. John Fante is begraven op een katholiek kerkhof, The Holy Cross Cemetry, gelegen aan Slausun Ave. Het is een mooie scène geworden. Robert zit in zijn auto, een zwarte Infinity, en vertelt onderweg naar het graf dat hij Ask the Dust ontdekte toen hij onderzoek deed voor Chinatown. (Die film speelt zich af in de jaren dertig, net als Ask the Dust.) Toen Robert Ask the Dust voor het eerst las, werd hij verpletterd door de roman, die de stad van zijn jeugd beschrijft. Het Los Angeles dat nauwelijks nog bestaat, dat onder een dun laagje stof verdwenen is. Ask the Dust toverde het Los Angeles van Roberts jeugd bladzijde voor bladzijde weer te voorschijn. In Ask the Dust zag hij zijn liefde voor de stad weerspiegeld. Het was het begin van een hartstochtelijke liefde voor een roman. Het begin ookvan een vriendschap met John Fante, die duurde tot diens dood in 1984. Jasper, ik heb je al eerder geschreven: de film gaat over het hebben van een droom, en de droom van John Fante was schrijver worden. Maar om een droom werkelijkheid te laten worden, moet er vaak hard worden gewerkt. Het is even een zijspoor, maar de moeite waard. Er schiet me iets te binnen. Een passage uit John Fante & H.L. Mencken, A personal correspondence 1930-1952. 22 Jaar hebben ze gecorrespondeerd en elkaar nooit ontmoet. Dear Mr. Mencken, Will you answer a question for me? In the past thirty days I have written 150.000 words. I know a writer with a reputation does not do that many, but is a man just starting supposed to do that much? I certainly feel the effects, for, being broke throughout, I ate very little and lost a
pound a day, which is thirty pounds now...Dat is wat je noemt gedrevenheid. Misschien moet je dat die jonge schrijvers uit je fonds eens voorhouden. Weet je waarom ik Robert graag mag? Hij heeft nog dromen. Ook al heeft hij een schitterend huis, miljoenen op zijn bankrekening. Zorg dat je altijd een droom hebt, daar gaat het in het leven om, het doet er niet toe wat. Roberts droom is Ask the Dust te verfilmen. En het gaat hem lukken. Een paar weken geleden heeft hij met de hoofdrolspeler, Colleen Farrel - ik weet niet of ik het goed schrijf - gesproken. Hij is een aanstormend acteur, 23 jaar. Iedere studio wil hem contracteren. En hij wil dolgraag Bandini spelen. Robert zei, als een kind zo blij: ‘I got my man!’ Ik hoop dat Joyce het nog kan meemaken, dan is ook haar laatste droom werkelijkheid geworden.
Groeten,
| |
| |
Beste Jasper,
Morgen vertrek ik naar Amsterdam, twaalf uur vliegen. De volgende dag bijna eenzelfde aantal uren met de auto naar mijn huis in Frankrijk, waar ik sinds drie jaar woon. Dan ligt L.A. weer achter me, ben ik weer midden in de natuur. Dan word ik weer omgeven door stilte en door een vorm van eenzaamheid waarvan ik houd. Ik kan niet meer zonder. Nu de opnames gedaan zijn - we komen terug met 56 rollen film, prachtig materiaal - mis ik plotseling mijn vrouw en zoontje heel erg. Als ik naar zijn foto kijk, krijg ik tranen in m'n ogen van ontroering. (Het interesseert me niks dat je dat sentimenteel vindt.) Er is dan alleen nog het verlangen om ze voor eeuwig tegen me aangedrukt te houden en de tijd stil te zetten. Heb jij als je op reis bent iemand die op je wacht, die er naar uitziet dat je weer thuiskomt? Eigenlijk is dat het belangrijkste in het leven, al het andere is bijzaak.
En wat gebeurde er een paar uur geleden? Het scheelde een haar of ik lag met een andere vrouw in bed. Ik had een afspraak met Alicia, die nog wat archiefmateriaal van downtown gaat traceren. Ik had haar nog nooit ontmoet. We hadden afgesproken in Swingers, dat ontbijtzaakje, schuin onder mijn hotel. Ze komt aanlopen en ik ben van slag. Voor alle duidelijkheid: zij ook. Hoe het verder afliep zal ik je besparen. Ze komt in september naar Parijs. We hebben afgesproken elkaar daar te ontmoeten. Ik weet nog niet of ik ga.
Jasper, de maanden september, oktober en november ben ik bezig de film af te werken: monteren, geluidsnabewerking, kleurcorrectie, enzovoort. Misschien gaat A sad flower in the sand op het IDFA in première. Dat zou leuk zijn, goed ook voor de publiciteit. Het hangt af van de vraag of de film op tijd klaar is en voor het festival geselecteerd wordt. We zien wel. De VPRO gaat de film waarschijnlijk in het eerste kwartaal van volgend jaar uitzenden. Ik houd je op de hoogte, broeder. Want zo mag ik je toch wel noemen, we maken tenslotte deel uit van de Fante-family. In december ben ik onbereikbaar, ik weet nu al dat ik dan ontwenningsverschijnselen zal hebben. Ik moet dan afscheid nemen van John Fante. Meer dan een jaar heb ik de adem van hem in mijn nek gevoeld, heeft hij op mijn schouder gezeten. Ik zal hem missen!
Groeten, |
|