| |
| |
| |
Harme van Kamp Afdruk in het kussen
‘Harry,’ riep de man in de richting van de barkeeper, ‘geef die blonde fee aan de bar ook een glas champagne.’
De vrouw die naast me aan de bar zat keek geschrokken over haar schouder.
‘En geef haar moeder ook maar iets,’ lalde de man verder.
‘Moeder’ had de klootzak geroepen. Waarom moet ik daar steeds weer aan worden herinnerd?
Ik keek nu ook achterom. In het midden van het restaurant waren tafeltjes tegen elkaar geschoven waaraan een aantal mannen in overwegend donkerblauwe kostuums zat. Bij de meesten hing het colbert over de rugleuning van hun stoel. Op de rommelig uitziende tafels stonden beslagen koelemmers. Een van de mannen, zijn glas geheven, keek naar de vrouw naast me. ‘Jullie mogen wel gezellig hier komen zitten, hoor,’ riep hij.
Het adrenalinegehalte in mijn bloed schoot omhoog. De vrouw op de kruk naast me zei niets maar bleef de man met een hulpeloze uitdrukking op haar gezicht aankijken.
‘Bedankt voor het aanbod,’ riep ik zo afstandelijk mogelijk, ‘maar wij hebben geen enkele behoefte aan uw champagne en al helemaal niet aan uw gezelschap.’
Naast me hoorde ik de vrouw gniffelen. ‘Dat je dat durfde te zeggen,’ fluisterde zij even later vlak bij mijn oor. Haar haren kriebelden tegen mijn wang.
‘Ach, dat gezeik van die kerels. Als ze wat ophebben en met een groep zijn, durven ze, anders doen ze hun mond niet open.’
‘Bob zou zoiets gelukkig nooit doen,’ zei ze.
Ik trok mijn wenkbrauwen op. ‘Bob?’
| |
| |
‘Dat is mijn man. Ik weet zeker dat hij zich nooit zo onbeschoft zou gedragen.’
Ik hoop het voor je, dacht ik, en ik vroeg me af wat ze in de bar van dit hotel deed. ‘Wil je iets van me drinken?’
‘Sinaasappelsap graag,’ antwoordde ze.
Het glas met een restje jus, dat vóór haar op de bar stond, dronk ze snel leeg. Ze zette het voor me neer. Ik zag een knokige hand, een trouwring en afgekloven nagels. Toen ze zag dat ik naar haar hand keek, trok ze hem snel terug, deed haar armen over elkaar en stopte haar handen onder haar oksels.
‘Ik ben Anna,’ zei ik, omdat ik zo snel niets zinvollers kon bedenken.
‘Ik heet Larisa.’
Het blonde haar was met een speld slordig opgestoken en hing in pieken in haar nek omlaag.
‘Heb je hier een kamer?’ vroeg ik.
‘Ja, voor één nacht. Mijn moeder woont in een verpleeghuis een paar straten hiervandaan. Om de drie weken ga ik een hele dag naar haar toe. Ik woon te ver om 's avonds nog terug naar huis te gaan.’
‘Waar woon je dan in godsnaam helemaal?’ vroeg ik.
‘In een gehucht in Friesland waar na acht uur 's avonds geen openbaar vervoer meer rijdt. Bovendien plak ik er de volgende dag meestal nog een ochtendje stadten aan vast. En waarom ben jij hier?’
In gedachten zag ik haar in een overall en met een rode zakdoek om haar hals de koeien melken. ‘Voor mijn werk. Ik maak voor een uitgever van reisgidsen een fotoserie van een aantal Nederlandse steden. Ik blijf hier waarschijnlijk een dag of twee, drie.’
‘O, je bent fotograaf. Dan slaap je zeker wel vaker in hotels?’
‘Tamelijk vaak, maar meestal alleen in het buitenland.’
‘Werk je ook in het buitenland?’ Ze dronk haar glas leeg, veegde met de rug van haar hand langs haar mond en vroeg: ‘Vind jij hotelkamers ook zo ongezellig?’
Ik dacht aan mijn huis. Aan de leegte die er heerste sinds Rachèl er niet meer was, aan de stilte die ik zoveel mogelijk ontvluchtte. ‘Nooit zo over nagedacht,’ antwoordde ik. ‘Ik blijf meestal rondhangen in de stad waar ik mijn werk moet doen, of in de bar van het hotel.’
Ze luisterde aandachtig, haar mond een klein stukje open. Toen kneep ze haar ogen tot spleetjes, alsof ze diep nadacht, en ze vroeg: ‘Ben je voor je werk weleens in Rusland geweest?’
| |
| |
‘In Rusland?’
Ze knikte.
‘Ja, toevallig een aantal maanden geleden nog,’ antwoordde ik. ‘Maar waarom vraag je dat?’
Even bemerkte ik in haar lichtblauwe ogen een waakzaamheid die ik alleen van honden ken. Toen antwoordde ze schouderophalend: ‘O, zomaar. Rusland interesseert me gewoon, ik zou er graag eens naar toe gaan.’
‘Ik ben alleen in Moskou en Sint-Petersburg geweest, maar dat zijn wel prachtige steden. Ik heb foto's bij me, als het je interesseert mag je ze wel zien.’
‘Ja, dat lijkt me leuk,’ antwoordde ze zonder na te denken.
‘Ik heb ze boven op mijn kamer. Wil je ze daar bekijken? Dan hoeven we ook niet langer in deze rotherrie te zitten.’
‘Oké,’ zei ze, ‘mij best.’
Toen we naar de deur liepen die toegang gaf tot het hotel, hoorde ik achter ons roepen: ‘Wel direct gaan slapen hoor dames!’
Zittend op de rand van het bed bekeken we de foto's van het Bolshoi Theater, het Rode Plein en de Hermitage. Larisa beet voortdurend op haar nagels. Ze was enthousiast over de foto's en was vooral geïnteresseerd in de straatbeelden van Sint-Petersburg.
Onverwacht zei ze: ‘In de oorlog hebben de Duitsers de stad van 1941 tot 1943 belegerd en bijna uitgehongerd. In die tijd heette de stad nog Leningrad. Mijn moeder woonde er toen.’
‘Is je moeder dan een Russin?’ vroeg ik.
‘Ja, ze moest met het Rode Leger mee richting Duitsland. Ze was kok.’
Terwijl ze sprak bleef Larisa naar de foto in haar hand staren waarop de afbeelding stond van een gebochelde, oude vrouw achter een lege kinderwagen.
‘Toen de oorlog was afgelopen, heeft ze mijn vader ontmoet. Hij was in Duitsland tewerkgesteld. Ze is toen met hem meegegaan naar Nederland. Eigenlijk weet ik heel weinig van die tijd. Toen mijn moeder zwanger was van mij, is mijn vader overleden. En nu zit ze hier.’
Even onverwacht als ze over haar moeder was begonnen, zweeg ze weer. Met een zucht stond ze op en ze liep de badkamer in. Ik liet me achterover op bed vallen en luisterde naar de geluiden van een lopende kraan en van Larisa, die langdurig haar neus snoot.
| |
| |
Toen ze na een paar minuten terugkwam, zei ze: ‘Ik heb jammer genoeg geen ligbad, die zijn er, geloof ik, alleen in de duurdere kamers. Thuis ook niet. Bob zegt altijd dat als het nieuwtje eraf is, het toch niet meer wordt gebruikt. Hij geeft niets om dat soort dingen.’
Dat was ik vergeten, maar het bestaat dus nog steeds: getrouwde mensen die voor elkaar beslissen. ‘Als je zin hebt mag je hier wel een bad nemen.’
Larisa bloosde en sloeg haar ogen neer, alsof ik haar een oneerbaar voorstel had gedaan.
‘Ik vind het niet erg als je ja zegt.’ Mijn stem klonk bitser dan ik wilde.
Schutterig draaide Larisa met haar voet cirkels op de vloer. ‘Oké,’ zei ze toen, ‘maar dan moet ik wel eerst even wat spullen van mijn kamer ophalen.’
Toen ze weg was, belde ik naar de bar en ik vroeg om een fles rode wijn en twee glazen.
Net had ik mijn glas volgeschonken, toen er werd geklopt. Vrijwel direct daarna ging de deur een klein stukje open en Larisa stak haar hoofd door de kier. Toen ze mij zag, zwaaide ze de deur verder open en stapte de kamer binnen. Ze had een toilettas bij zich en over haar arm hing een badlaken. ‘Ik was bang dat ik de verkeerde kamer zou binnenlopen,’ zei ze.
‘Je wist toch welke het was.’
‘Ja, maar toch. Stel je voor dat ik bij een van die mannen uit het restaurant zou binnenstappen.’
Midden in de kamer bleef ze staan. Vanaf het badlaken grijnsde Minnie Mouse mij toe. ‘Heb jij wijn op de kamer?’ vroeg ze verbaasd.
‘Ja, die heb ik laten brengen.’ Ik ging op het bed zitten en schonk het andere glas vol. ‘Hier, dit is voor jou.’
Larisa pakte het glas aan en keek naar de wijn. ‘Ik word altijd zo slomerig van wijn,’ zei ze.
Slomerig, dacht ik, zou dat Fries zijn? ‘Maakt toch niet uit? Je kan straks uit bad zo je bed inrollen, dus neem nou maar.’
Ze kwam naast me op bed zitten en schopte haar schoenen uit. ‘Goed,’ zei ze. ‘Je bent ook zo aardig voor me, ik kan gewoonweg niet weigeren.’
Ik zag hoe ze met kinderlijk genoegen aan de wijn rook en er een klein slokje van nam. Daarna sloeg ze haar ogen op naar het plafond en ze maakte met haar mond proevende bewegingen. Ze tuitte haar lippen en
| |
| |
zei: ‘Mm, lekker zeg. De wijn die ik soms in de supermarkt koop, smaakt vaak zo zurig. Heb jij verstand van wijn?’
‘Niet echt,’ zei ik. ‘Waarom is je moeder eigenlijk in dat verpleeghuis?’
De vraag overviel haar. Ze wendde haar gezicht van me af en keek naar de wijn die ze in haar glas liet ronddraaien. ‘Ik lees haar veel voor uit haar lievelingsboek Anna Karenina, of vertel over Bob en de kinderen. Aan het einde van de dag help ik haar met eten en stop haar in bed. Soms doe ik haar in bad... Ik hoop dat mijn kinderen me later ook komen opzoeken als ik oud ben.’
Terwijl ze sprak, kreeg haar gezicht een weemoedige uitdrukking. Haar duimnagel had ze zo ver afgebeten dat er langs de nagelrand een streepje bloed te zien was.
‘Heb jij kinderen?’ vroeg ze.
‘Ja. Een dochter van negentien.’
Toen stokte het gesprek.
Na een tijdje zei ze: ‘Goh, een volwassen kind al, hoe oud ben jij dan?’
‘Zesenveertig.’ Maar ik voel me zo oud dat ik vanbinnen al dood ben. Godverdomme, ik wil dit soort gesprekken niet.
Larisa bekeek aandachtig mijn gezicht. ‘Zou je niet zeggen,’ zei ze toen.
Abrupt stond ik op van het bed. ‘Kom op, drink je glas leeg en schenk ons nog een keer in, dan laat ik het bad vast vollopen.’
Ik liep snel naar de badkamer, deed de stop op de afvoer, draaide de kranen open en liet wat badolie in het water druppelen. Met mijn handen leunend op de wasbak, keek ik in de spiegel. Er zaten rode vlekken in mijn hals, en de rimpeltjes rond mijn ogen en mond waren dieper dan anders. Ik bleef net zolang naar mijn gezicht kijken tot het langzaam vervaagde. Tot de spiegel beslagen was.
Ik voelde een hand op mijn schouder.
‘Is er iets met je?’ vroeg Larisa.
Ik schudde mijn hoofd en zei dat ze wel vast in het bad kon gaan.
De vanzelfsprekendheid waarmee ze zich uitkleedde en haar kleding achteloos op de grond liet vallen, verbaasde en ontroerde me. Ze had een zeer lichte huid en moedervlekken over haar hele lijf. Voorovergebogen, met haar billen naar mij toe gekeerd, controleerde ze met haar hand de temperatuur van het water en vervolgens stapte ze er voorzichtig in. Terwijl ze schoksgewijs ademhaalde, liet ze zich langzaam in het dampende water glijden. Haar borsten waren zwaar, de tepelhof licht van kleur en gerimpeld.
| |
| |
‘De stralenkrans van de moeder,’ had Rachèl gegrapt, toen ze op de middelbare school had geleerd dat tepelhof in het Latijn areola mammae was.
Eén voor één raapte ik de kledingstukken van de vloer en ik hing ze over het handdoekenrek. Toen ik haar blouse oppakte en haar even tegen mijn gezicht drukte, rook ik een zweem van transpiratie.
‘Wat is dat zalig,’ zei Larisa met gesloten ogen. Ze liet haar lichaam zover mogelijk onder water zakken.
Toen er genoeg water in het bad was, draaide ik de kranen dicht. De plotselinge stilte benauwde me. Ik liep naar de kamer, pakte mijn glas en dronk het leeg. Vanuit de deuropening keek ik naar Larisa. Met gesloten ogen lag ze in het bad. Het water stond tot aan haar kin. Op haar wangen was een blos en haar wimpers leken versierd met pareltjes. Ik pakte een van mijn camera's uit de fotokoffer en deed er een film in.
‘Anna, zou je mijn toilettas even willen aangeven?’ riep Larisa.
‘Ik wil wat foto's van je maken,’ zei ik, toen ik terug was in de badkamer.
Ze keek me verschrikt aan. ‘Van mij? Hier in het bad? Naakt?’
Ik gaf geen antwoord, maar schoot snel een aantal foto's. De lens was juist genoeg beslagen om het effect te krijgen dat ik beoogde. De vage bangheid die op het gezicht van Larisa zichtbaar was, maakte haar pupillen iets groter.
‘Doe je haar eens los,’ zei ik op een toon die geen tegenspraak duldde. Ik was weer bezig met mijn werk en vergat de wereld om me heen; alleen Larisa en mijn camera bestonden nog.
Even aarzelde ze. Toen haalde ze een aantal spelden uit haar haar. Ze schudde met haar hoofd, zodat het haar omlaag viel, en wilde het kapsel wat in model duwen.
‘Nee, laat zitten zo,’ zei ik. ‘Niet meer aankomen. Leun maar weer wat achterover, en iets meer op je zij. Deze kant op. Trek je benen een beetje omhoog.’
Met haar tong bevochtigde ze haar lippen en ze keek recht in de lens, bijna schaamteloos. Het haar hing gedeeltelijk voor haar gezicht. Het was alsof er plotseling een andere vrouw in het bad zat. Een vrouw van de wereld, niet uit een gehucht in Friesland.
Toen het filmpje vol was, trilden mijn benen. Het zweet stond in mijn handen, en het bloed bonsde achter mijn slapen. Ik liep de badkamer uit, legde de camera op bed en ging terug. Snel kleedde ik me uit en ik stapte
| |
| |
bij Larisa in het bad. Een paar seconden keek ze me recht in mijn ogen, zonder dat ik ook maar enig idee had wat er in haar omging. Toen zei ze: ‘Goh, wat ben jij mooi slank.’
Ieder aan een kant, met onze gezichten naar elkaar toe, zaten we in het bad. Op het water dreven vette kringetjes van de badolie. De benen van Larisa lagen tussen die van mij, en ik zag mijn roodgelakte teennagels onder water naast haar billen schemeren. Lange tijd zeiden we niets tegen elkaar, geen enkel woord.
‘Kom,’ zei ik uiteindelijk, toen het water begon af te koelen, ‘ik zal je haar wassen.’
Larisa stapte uit het bad, zette de douche aan en ging onder de waterstraal staan.
Ik stond achter haar en zag hoe het schuim van de shampoo van onder mijn handen over haar schouders spoelde, omlaag langs haar rug, hoe het zich een moment hechtte aan haar billen en daarna verdween in de afvoer. Ik sloeg mijn armen om haar heen en drukte mijn gezicht tegen het natte haar. Een moment voelde ik haar lichaam verstijven, toen deed ze haar armen naar achteren en drukte me nog dichter tegen zich aan. Roerloos bleven we onder de waterstraal staan.
Hoe vaak had Rachèl aan mij gevraagd of ik haar haren wilde wassen? Het lange haar van mijn dochter waarop ik zo trots was. Waarvan niets meer over was na die avond in januari.
Terwijl we op bed zaten, borstelde ik Larisa's haar en liet het tussen mijn vingers door glijden. Het was bijna donker in de kamer. Het licht dat door een kier van de badkamerdeur naar binnen viel, wierp een bleke streep op de vloerbedekking.
‘Eigenlijk moet het iedere dag honderd slagen,’ zei ze. ‘Zelf doe ik dat nooit, maar toen ik jong was, deed mijn moeder het iedere avond voordat ik naar bed ging. Mijn moeder heeft ook lang haar. Ze draagt het in een knoet, al zolang ik me kan herinneren. Vroeger een dikke zwarte, nu een dunne grijze. Op een dag was de meester van mijn school ziek en mochten we direct weer naar huis. Toen ik de keuken wilde binnenstappen, zag ik door het raam van de keukendeur een vrouw die met het hoofd voorovergebogen, haar lange, donkere haar stond te borstelen. Ik herkende haar niet als mijn moeder maar dacht dat er een vreemde vrouw in de keuken stond. Ik schrok daar zo erg van dat ik me in het schuurtje achter in de tuin verstopte. Pas een hele tijd later had ik de moed naar het huis
| |
| |
terug te gaan. Ik heb het haar nooit durven vertellen.’
Larisa haalde haar neus op, alsof ze huilde. Ik probeerde haar ogen te zien, maar haar gezicht was te veel in het donker.
‘Wat voor haar heeft jouw dochter,’ vroeg ze na een korte stilte.
‘Vroeger had ze net zulk lang haar als jij, net zo blond ook. Ik waste het vaak.’
‘Heb je een foto van haar bij je?’
Even aarzelde ik, toen pakte ik uit mijn portemonnee de foto van Rachèl. Ik had hem ruim twee jaar geleden genomen op de avond van haar negentiende verjaardag. Haar laatste. In haar hand heeft ze haar witte, pluchen konijn, waarmee ze uitbundig zwaait. Een plukje haar is voor haar gezicht gewaaid, zodat het linkeroog enigszins bedekt is. Haar lachende lippen hebben dezelfde roze kleur als de laag uitgesneden jurk die ze draagt. Een jurk van glimmende zijde die we samen hebben gekocht en die nog altijd tussen haar andere kleding in de kast hangt.
Larisa keek lang naar de foto. Toen zei ze: ‘Ze is mooi, jouw dochter.’
Met een vertroebelde blik schonk ik de fles leeg en terwijl we ieder met onze eigen gedachten naar de foto keken, dronken we de wijn.
Toen de glazen leeg waren, geeuwde Larisa. ‘Ik voel me een beetje aangeschoterig van de wijn,’ zei ze.
Ik stond op en sloeg het dekbed aan mijn kant terug. ‘Blijf vannacht maar hier slapen,’ zei ik.
Zonder tegenwerpingen kroop ze onder het dekbed. Ik stopte de foto zorgvuldig terug en ging naast haar liggen. Ze kwam dicht tegen me aan liggen, haar huid tegen die van mij. Ik sloeg mijn arm om haar heen en streelde haar rug.
Liggend op mijn zij luisterde ik naar haar regelmatige ademhaling. Toen ik dacht dat ze allang sliep, hoorde ik haar zachtjes zeggen: ‘Mamoshka.’
Ik werd wakker van het zonlicht dat op mijn gezicht scheen. Met ingehouden adem luisterde ik of ik Larisa in de badkamer hoorde, maar het was doodstil. De stilte waarvoor ik steeds op de vlucht was. Wild draaide ik mijn gezicht naar links en ik zag in het kussen naast me de afdruk van haar hoofd. Ik voelde hoe de stilte zich naar binnen vrat, hoe de angst mijn maag omhoog drukte. Nog juist op tijd bereikte ik de badkamer en ik kotste in het koude badwater.
| |
| |
‘Gaat u daar maar even zitten, er komt zo iemand bij u,’ zei de vrouw.
Het kunstleer van de fauteuil voelde koud aan mijn benen. Tussen de bladeren van de ficus die naast mij stond, had een spin een web geweven. In het midden hield ze de wacht.
Na een paar minuten kwam een verpleegster de ontvangsthal binnen, die naar de vrouw achter de balie liep. Ze wenkte me.
‘Deze zuster zal u naar mevrouw brengen,’ zei ze.
Ik bedankte en liep zwijgend, als een braaf kind, achter de verpleegster aan door een lange gang. Aan het eind van de gang bleef de verpleegster voor twee openstaande, glazen deuren staan. ‘Dit is de recreatiezaal. De vrouw die daar bij het raam zit, is mevrouw Elzeman. Zij is de moeder van Larisa. Bent u familie?’
‘Ik ben een goede vriendin van Larisa,’ antwoordde ik en ik liep de zaal in.
De vrouw bij het raam was klein en zag er ouder uit dan ik me had voorgesteld. Haar jurk was tot boven haar knieën omhoog gekropen, de donkere steunkousen zaten gedraaid. Toen ik naast haar ging staan, reageerde ze niet. Ze hield haar blik strak naar buiten gericht. Vanboven keek ik op het dunne grijze haar. Iedere avond voor het naar bed gaan honderd slagen.
De handen van de vrouw lagen rusteloos in haar schoot. Met haar ene hand wreef ze onophoudelijk over de ander. Ik ging op mijn hurken voor haar zitten en trok haar jurk iets omlaag. Door de magerte van haar benen leken de kniegewrichten op de knoesten van een paardenkastanje. Langzaam keerde ze haar gezicht naar me toe en wezenloos keek ze me met haar lichtgrijze ogen aan. Vanaf haar mondhoek liep een glimmend streepje naar haar kin.
‘Ik ben Anna,’ zei ik, ‘een vriendin van La-ri-sa.’ Ik sprak de naam langzaam uit.
De vrouw bleef me aankijken, met dezelfde nietszeggende uitdrukking in haar ogen. Ik kwam overeind, pakte een stoel en plaatste die tegenover haar. Haar hoofd ging met kleine, bijna onmerkbare knikjes op en neer. Naast haar in de vensterbank lag het boek van Tolstoi waarover Larisa had gesproken. Ik pakte het en sloeg het open bij de pagina's waartussen een treinkaartje als bladwijzer was gestoken. Toen ik wilde gaan voorlezen, zag ik dat de tekst in het Russisch was. |
|