der antwerpsche rederykkamer, van 't brusselsch Tael- en Letterkundig genootschap, der Verbroedering en des Taelverbonds, des werkelyk verdienstvollen en nog altyd met den belangeloosten yver als voorsitter des Wyngaards, uitgever van het Vaderland, sekretaris van het Taelkundig genootschap, ens., werkenden M.J.T. Vander Voort; verder die onser dichteressen mevr. Courtmans en Van Ackere, die van Vleeschouwer, Pietersz, Mertens, Roelands, Michiels, Boucquillon, Dodd, Wolf, Hoogeveen-Sterck, Ecrevisse, Van de Velde, Sleeckx, Stroobant, die der componisten abt Vooght te Mechelen, Robrecht en Evarist van Maldeghem te Brussel, ens. Geerne souden wy desen brief in syn geheel hebben geplaatst, maar het belang onser lesers soude er onder geleden hebben, en dus sagen wy ons tot ons grootste spyt verpligt, ons by dit uittreksel te bepalen.
(Gebrek aan plaats dwingt ons de mededeeling van eenige andere artikels onser Mengelingen voor de volgende aflevering uitestellen).