Braga: dichterlijke mengelingen. 1844
(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
II. Een Encouragement.Op, me jongen,
Schraap je longen,
Grijp de vedel van den wand;
Fiks voor 't vuistje, --
Sla een kruisje
Dat den stotterduivel bant.
Op, me jongen,
En gezongen
Dat het zoo je lever raakt, -
Ferm in 't honderd
Losgedonderd,
Dat er 't firmament van kraakt.
Geen bedenken, -
't Mogt je krenken
En belemren in je vaart:
Kan je lijmen, -
Kan je rijmen, -
Kringen ringen om je staart;
Kan je kraaijen, -
Ommezwaaijen, -
En verdraaijen naar den smaak.
Altoos woorden
In akkoorden
Overboorden, mis of raak;
Op, me jongeu,
Taal verwrongen,
Puren bombast uitgebraakt!
Wisser lauwer,
Hoe je flaauwer
Van je flaauwigheden kwaakt.
Stoor u nimmer
Aan wie slimmer
Heeten wil in de eêle kunst,
Aan poëeten,
Die niet weten
Dat de kunst ligt aan de gunst.
Gunst, - een tiekje
Van 't publiekje,
Dat u overheerlijk vindt,
Mits uw zangen
Hijgen, hangen,
Vol verlangen en vol wind!
Zonder talmen
Dan aan 't walmen,
Met een hemelwierookgeur, -
Lieflijkheden
Opgesneden...
En gewaweld zonder kleur!
Laat maar vloeijen,
Oversproeijen
En doorgloeijen - zonder end! --
Klare stroomen,
Nare droomen,
En zoo verder, - wel bekend.
Toe maar, vrindje,
Vlak voor 't windje,
Zonder omzien - zonder zorg -
En geprezen
Zal je wezen
Om de volheid
Van je dolheid -
Vrind ten Kate blijft je borg.
Op me jongen
En gezongen -
En je nimmer gegêneerd, -
Inspiratie...
Malle statie
Waar men niets meê produceert; -
Wie maar streek houdt
Schoon 't geen steek houdt,
Wordt ten leste
Als de beste -
Op zijn beurt -
Gedecoreerd!!
|
|