Braga: dichterlijke mengelingen. 1844(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Van de Maan: aan de Maan: naar de Maan. Een ziel, die jaar en dag haar aanzijn hier ontkende, En nimmer eenig blijk Van ziel gaf noeh van zielsgelijk, Vond eindlijk in het doodenrijk Verlossing, zoo als 't heet, van al haar lijfsellenden; - Zoover ging alles goed: de rust van 't stomme graf Hielp de arme ziel van 't verder malen af. Maar zie! op eenmaal klinkt door de onderaardsche dreven Het wonderlijk bevel: ‘de zielen zouden leven!’ - O nood! wat toen gedaan? De raad was kort: zij vroeg verplaatsing naar de maan. - ----- Sints, zegt men, bidt een zielloos prulpoëet haar aan, Zoodra hij 's avonds, met zijn narigheid begaan, Kweelt van een rust op aard noch onder de aard te vinden, En van de bleeke maan, wier melk- en waterglans (Zoo smeekt hij in aandoenlijken kadans) Hem tot één brakken traan, en niets meer moge ontbinden! - Ach! Vorige Volgende