Braga: dichterlijke mengelingen. 1844(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 33] [p. 33] Dichterlijke Passe-partout. Ach, ***! wat hebt ge toch begonnen? Eer door der Parken slaperige hand Uw levensdraad nog half is afgesponnen, Droogt ge uit als hooi op 't kaalgeschoren land. Het zielsverdriet zal uw gelaat verteeren, De dolk der droefheid snijdt uw polsaêr af, Smart zal de rust van uwe sponde weeren, Miskend Genie! dan zinkt ge in 't zwijgend graf. Rampzalig hij, wie dichter is geboren, De bleeke rouw omhult zijn jammerschreên, Ach, waarom hebt ge uw godenlier doen hooren En wierpt uw parels voor de verkens heen? Ach, ***! wat hebt ge toch begonnen? Reeds wet de nijd den stompgestooten dolk. - Met hemelteugen uit uw dichtaêrbronnen Laaft gij vergeefs 't ondankbaar Neerlandsch volk: Geen Laarman zal uw jeugdig aanschijn vragen, De Gids zelfs roept u nimmer in zijn bent, Geen Harderwijk smeekt u om bij te dragen, Schoon elk u noemt en uwen bondel kent; Neen, 't is vergeefs het strijdperk in te treden, Waar winnen dwaas, - verliezen schande heet, Wat baat, ach arme! een uur van zaligheden, Verdronken in eene eeuwigheid van leed? Ach, ***! wat hebt ge toch begonnen? Drink water, blusch 't verteerend dichtervuur, Onmeetbre staartster in de rij van zonnen, Thans prijkende aan 't poëtenlucht-azuur; Europa zal van uwen naam gewagen En knielend beidt ze uw tooverzoet gezang, Wat zoudt ge een plaats bij onze dichters vragen? Betrek uw post en neem den eersten rang! - Uw naam gedrukt, - dat bolwerk is gewonnen! En in de krant! - wat luister wilt ge meer? Ach, ***! wat hebt ge toch begonnen, Beken maar schuld en doe het nimmer weer! - Vorige Volgende