Braga: dichterlijke mengelingen. 1844(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Vaarwel aan Mina. Qui bene distinguit, bene docet. Vaarwel, gij lief meisje, Wier helderblaauwe oogen Ons als in een spiegel Een engel doen zien; Men denkt aan iets hemelsch Bij 't lieflijke ontmoeten Dier vriendlijke blikken, En leest in uw ziel. Vaarwel in den vreemde, En laat om uw lippen 't Aanminnige lachje, Dat onschuld verkondt, Steeds leven en zweven, Gelijk om de rozen Het dartele witje Steeds zweeft in het rond. Dat lachje nog zachter Dan 't witje gevlogen, Nog witter dan 't witje, (Ook noem ik het wit,) Dat lachje dat ge erfdet Van 't zorgloos klein meisje Dat Minatjen heette, Zegt: Rein als een kind. Vaarwel in den vreemde; Hier hebt gij, voor immer, Een plaatsje gevonden In 't kloppende hart Van allen, die hechten Aan droomen der aarde, Aan droomen en meisjes Vol hemelschen zin. Gij zult het niet weten Hoe menigen boezem Uw beeld zal bewaren, - Toch zal het zoo zijn. De glanzige lokken Eenvoudig gescheiden Langs de effene slapen,.... Zoo stel ik me u voor! Zoo zag ik u eenmaal Voor 't eerst in mijn leven, Zoo zult ge mij blijven, Zoo waart ge mij schoon; O, blijf ze zoo dragen, -- En blijf in uw boezem Uw vroomheid bewaren, Zoo waart ge mij lief! Vaarwel in den vreemde, En geef ons geen tranen, O, geef ons een lachje Voor laatste vaarwel. Men kan aan een meisje Veel tranen vergunnen, Maar vergt van een engel Bij heengaan en scheiden Een lagchenden groet. Vorige Volgende