Braga: dichterlijke mengelingen. 1844(1844)– [tijdschrift] Braga– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Tranen. Soms trekt van deze aarde de vochtige dauw In nevelgedaanten naar boven, Vormt wolken op wolken aan 't heldere blaauw, Omsluijert den hemel in 't dompige graauw En doet er het zonlicht verdooven. In 't end, door 't gewigt van die dampen bezwaard, Ontlaat zich de lucht in den regen, Dan vallen verkwikkende drupplen ter aard, Maar ras als voorheen is de hemel geklaard En blinkt ons het zonlicht weêr tegen. Soms kwellen op aarde, die wijkplaats der smart, De rampen den smachtenden boezem, De hemel van voorspoed omfloerst zich in 't zwart; Verdoofd is de gloed van de vreugde in het hart, Verstorven de hoopvolle bloesem. Maar schijnt ons dan alles zoo somber omhoog En 't zonlicht der vreugde te duiken, Dan drupplen de tranen der smart uit ons oog, De bloesem der hope, verdorrend en droog, Begint als voorheen weêr te ontluiken. Is ooit onze boezem door droefheid verscheurd, De zon zal voor altoos niet tanen: Eens zien we weêr frisscher dien bloesem gekleurd En neevlen vervlieten; - dank, sterfling, die treurt, Dank innig den hemel voor tranen! Vorige Volgende