Braga: dichterlijke mengelingen. 1843
(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– AuteursrechtvrijI. De Rijmelaar.Hij is een klankenkluis, een lettergrepenteller,
Een taalmans ongerief, een knullig woordbekneller,
Een nagelbijtig beest, een pennezuigend dier,
Een onzinmakelaar, een vorst van scheurpapier,
Een pronkziek paauwenkind, die met zijn staart wil prijken
En allen domöors doemt, die naar zijn beenen kijken,
Een koekkoeks kiekenbroed, een opgebarsten klok,
Die d'ouden klank herhaalt bij elken nieuwen schok.
Hij neemt een vel papier en gaat zijn veêr vermaken,
Hij woelt vast op zijn stoel dat boêl en binten kraken,
Hij krabt zich achter 't oor, hij vingert in zijn pruik,
Hij spreekt de glazen aan en slingert met de kruik.
Hij noemt zich-zelv' een vos: wij mogen 't gaarne lijden,
Maar doen de v er af, - dan weêr op andre tijden
Roemt hij zich roer der kunst: we ontkennen 't evenmin,
Maar glijden voor 't gelijk die v hier midden in.
Hij is een hongerbuik, maar walgend van goed eten:
Hij haakt niet naar den ham, als 't ciersel is vergeten,
En zoo de haringbek hem 't groen maar tegenhoudt,
Dan kaauwt hijze voor nieuw, schoon zeven jaar gezout.
Hij is een valsche veêl, een basviool met gaten,
Een kille kelderkeel, het hoofd der holle vaten;
Een minus in de reeks, een sterflijkheid's bewijs;
Een die op 't drooge kruipt en die verzuipt op 't ijs.
Hij richt zijn kruin omhoog gelijk de ragebollen,
En roept citroenen uit bij voosgevrozen knollen.
Hij is der gekken gek, een kind der duisternis;
Hij is niet wat hij waant, en waant niet wat hij is.
Hij voelt den looden last des rijmtyrans wel drukken,
Maar woelt als water voort, want palmen zal hij plukken.
Hij rost zijn steigrend ros en rekt en reikt alreê,
Maar 't is een hobbelpaard: hij komt niet van de steê.
Hij helpt den winkelier, als kaars- en olie-bruiker,
En kladt er zakjens bij voor koffij, thee en suiker.
't Is een die altijd zoekt en nimmer iets verliest,
Maar tijd verliezen leert die hem te lezen kiest.
Hij is een raauwe raaf, een doove doedelzakker,
't Gebrom verveelt zijn vrouw en kweelt zijn kinders wakker;
't Gestamp maakt buurgerucht en de uitgebarsten blaas
Verdooft het marktgeschreeuw en kleppermansgeraas.
Hij is een wijsheidsbeul, een slop der dichtkunstsloopers,
Een rakkert voor de taal, een vloek voor boekverkoopers,
Een walgdrank voor 't verstand, een galgplank voor 't gevoel,
Een allemans-verdriet, een vuile kikkerpoel,
Een beeld der razernij, maar uit zijn nis gebroken,
Een ongelikte beer in 't dandy's-kleed gestoken,
Een kleien Sint Niklaas, een langoor zonder toom,
Een dommigheid bij dag, een drekbeeld in den droom. -
Kijkt slechts uw venster uit, gij zult die vreemde dieren,
Ja zonder muilband zelfs, langs ieder pad zien zwieren. -
Gelukkig Nederland, gezegend volk der aard!.......
Maar - is het sop de kool, het vleesch de wortels waard?...
|
|