Braga: dichterlijke mengelingen. 1843
(1842-1843)– [tijdschrift] Braga– AuteursrechtvrijI. Recept voor eene recensie in de Letteroefeningen.(Eén uit duizend.)
Vervaardigd tot nut van adspirant-kritikastertjens. Recensent moet eerst verklaren,
Dat hij voor een tweetal jaren
't Aangekondigd boek ontfing,
Maar door duizend bezigheden,
Die 't lancet niet rusten deden,
Nog geen uurtjen kon besteden
Aan de sectie van het ding.
't Loopt met aanbesteede stukjens
(Lof en laster, à contant,)
Tegenwoordig in ons land
Dan ook zoo verbazend drukjens,
Dat Patroon de Drommel weet,
Hoe een Criticus nog eet!
Na dit wèl gesteld proloogjen,
(Is dat niet het Modewoord?)
Neme Recensent een toogjen,
En ga dan verfrischt weêr voort.
Eerst, een eed, dat àl zijn ijver
Liefde is voor het Schoone en Goed',
Die slechts Waarheid hulde doet:
Want dat hij Mijnheer den Schrijver
Nooit of nimmer heeft ontmoet!
Dan copieert hij 't inhoudslijstjen,
En betuigt bij kras en kris,
Dat dit voor 't modique prijsjen
Afgestampt veel koopwaar is. -
Maar - geen rozen zonder doornen!
Want helaas! wel twintig maal
Moet zich Recensent vertoornen
Over 't schenden van de Taal:
't Schreeuwt om wraak! twee e's in vreezen,
Fonklen met een v te lezen!....
Heeft dat Siegenbeek vergund? -
En die komma voor een punt!...
Neen, dàt kan geen drukfout wezen;
Schoon die anders ook in 't boek
Vrij wat gluren uit den hoek!...
Maar - enfin! Ab omni parte
Nemo, zelfs geen boek, volmaakt!
Slechts wenscht Recensent van harte,
Dat voortaan de Schrijver waakt,
En de Spraakkunst, niet verzaakt!
Hij heeft aanleg, 't kan niet missen.
Heel veel aanleg! Recensent
Zoû zich-zelven sterk vergissen,
Wierd hij niet in 't schrijfconvent
Metter tijd met lof bekend.
Maar de jonge man studeere:
Dat wil zeggen declineere,
Conjugeere, castrigeere,
Vijle, schave, zonder end,
| |
[pagina 22]
| |
Zoo als wij dat zijn gewend!
Doet hij 't, hij wordt meel met eere,
Doet hij 't niet, hij blijft maar kaf....
Hiermeê tantum. 't Stuk is af!
| |
II. Lentelied van een Recensent.Ei, al lente?.. hm, dat 's vroeg!
En dat gaat maar zonder vragen!
Vreeslijk lengen toch die dagen!...
't Had waarachtig tijd genoeg!...
't Endjen zal de last wel dragen! -
Nu; het ligt er toe.... 't Is frisch...
Brrr! als dàt nu zefier is!
Hiet dat warm? het vriest, pot doomen!...
En wat zie ik aan die boomen?
Zoû dat ook al meê gaan doen?...
Al zijn leven! ze zijn groen! -
Hoortme daar dien leeuwrik gillen!
Kermisdeuntjens, anders niet!
Daar 's geen metrum in zijn lied!...
Die zoo jong ook zingen willen...
Och, dat loopt totaal in 't riet!...
En slaat daar geen filomeeltje?
Watte bombast-melodie!
Ware dolhuispoëzie!...
Dat heet nu Natuur, verbeeld-je!...
't Is wel jammer van het keeltje,
Maar 't blijft een mislukt genie! -
Kijk de zon!... wat malle staatsie!
Is me dat nu rozenkleur?
Ook is 't eeuwig de oude sleur:
Op en onder! nooit variatie!....
En die arrogante maan!
Zij is klinkklaar imitatie:
Als de zon niet had bestaan,
Waar' ze nimmer opgegaan!
Neen! zoo 't dan toch Lent' moest wezen,
('t Was het lang genoeg voor dezen!)
'k Had het beter overleid!
't Heele boeltje is miserabel....
Enkle brokken zijn passabel:
Maar dat 's alles ook gezeid!
|
|