De Brakke Hond. Jaargang 12
(1995)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
1Toen Blauwnagel na veel geknoei zijn shot gezet had en de rest van de wijn aan Driewieler doorspeelde kwam er een melkwitte wolk voor de zon geschoven. Hij spoot zijn spuit leeg en ging languit liggen. Driewieler zat in zijn rolstoel te knikkebollen en zag zijn vriend langzaam aan gelukkiger worden. De kleine dosis alcohol, intraveneus ingespoten, deed haar werk en maakte van Blauwnagel een beminnelijke dwaas die oeverloos kon lullen over de kankergenezende eigenschappen van schorpioenegif of de kleur van een pasgestorven raaf. Driewieler luisterde urenlang, geduldig en zwijgzaam. Blauwnagel, die lezen noch schrijven kon, had al die wetenschappelijke bagage te danken aan Driewieler. Driewieler had zijn broze brein volgestopt met manke theorieën en halve waarheden. Zijn magere armen ten hemel gestrekt, schreeuwde hij alchemistische formules en namen van giftige planten terwijl hij zwakke scheten liet en af en toe zijn roodgevlekte schedel krabde. Blauwnagel had alles van hem geleerd, behalve vechten en jagen want dat kon hij zelf als de beste. Vandaag eten we ekster, zei Nagel. Hij stak zijn beste katapult tussen zijn borst en zijn gescheurde hemd en gaf Driewieler een flinke schouderklop die de rolstoel een paar centimeter dichter bij de Prachtige Afgrond bracht. Eigenlijk ging Blauwnagel niet graag op eksters jagen. Dan nog liever op zwarte raven of merels. Eksters waren als priesters met een dikke witte buik en zwart-violette flanken. Als je de bleke vlek in hun schou- | |
[pagina 108]
| |
ders kon raken, mocht je gerust van hun borstvlees eten zonder dat je de kans liep rare zweren op je tong te krijken, had Driewieler gezegd. Het vergde heel wat mikwerk om die vlek te raken en van de drie eksters die Blauwnagel schoot moest hij er twee laten liggen voor de raven. Driewieler had zijn wekelijkse portie ekstervlees nodig, anders begon hij afschuwelijk te gillen in zijn kar. Driewieler was zwaar verliefd op Blauwnagel. Nagel, die sinds hij wist dat Luchtmatrasje gestorven was zijn schedel, drie weken lang, traag maar grondig insmeerde met een mengsel van ranzig ezelsvet en restanten van blauw en zwart schoensmeer. Hij glom en stonk als een skunk. Drie weken lang droeg hij een smerig deken dat met een touw rond zijn bekken vastgesnoerd zat. Als hij genoeg kaalkop-paddestoelen op had kon hij dagenlang blijven dansen als een derwisj, draaiend rond zijn eigen as. Dan begon hij dauwdruppels te kussen en jonge padden te likken tot zijn ogen karmijnrood werden. Het gebeurde dat Blauwnagel van rotsen dook op plaatsen die door andere Portugezen vermeden werden. De paarse littekens die zijn beide schenen doorploegden waren eretekens, gewonnen in de Bijtende Zeewier Oorlog. De brede, rode streep die zijn neus doorkliefde was een afdruk van de leisteen die een boer uit Tras-os-Montes hem als afscheidscadeau genadeloos achterna had geworpen. Het geschreeuw van Nagel was nog nachtenlang te horen geweest in de heuvels. Vooral als er mist hing en de echo's verzwakten. Maar dat alles had hem alleen maar sterker gemaakt. Driewieler wist dat Nagel met buit ging terugkomen. Hij zou onderweg al genoeg droog hout bijeengeraapt hebben om de vogel te braden en de geur van ekster zou weldra in de avondlucht hangen. | |
[pagina 109]
| |
Zolang Luchtmatras voor het geld zorgde, leefden Driewieler en Blauwnagel als prinsen. Elke dag was een feestdag en alle dagen was het feest. Luchtmatras verdiende in twee uur tijd achtduizend pesetas, ruim voldoende om een ganse dag decadent te feesten in de kroegen van Sevilla, de stad van vijftig kerken en vijfhonderd bordelen. Na de dood van Luchtmatras was het uit met rondhangen en niets doen. Voortaan moesten ze het zelf rooien en dag na dag in vuilniscontainers graaien op zoek naar etensresten die de Vette Stad te bieden had of in de bossen boven de Prachtige Afgrond gaan stropen. Als ze hazen of konijntjes te pakken kregen verkochten ze die aan een cafébaas voor een halve krat goedkope wijn. De smaak had geen belang. Alleen het alcoholpercentage telde. Blauwnagel spoot het spul rechtstreeks in een gat in een van zijn aders en de smaakpapillen van Driewieler waren definitief verwoest door zelfgestookte medronho die in de bergen verkocht werd. Luchtmatras die niet van Duitsers hield, maar zich jaar na jaar gespecialiseerd had in het verleiden van Hansen en Wolfen was een vleesgeworden engel met bliksemblond krulhaar en waanzinnig wiegende heupen. Ze stamde af van een adelijke Britse familie die uitgestrekte landerijen bezat in Cornwall en Devon. Ze vertelde graag over haar vader die haar meenam in zijn tweemotorig vliegtuigje voor adembenemende tochten hoog boven de grillige kusten en verlaten tinmijnen. Ze dronk muskaatwijn uit bierglazen, maar ze had stijl en danste zelfs in half-comateuze toestand als een dame, met noblesse en elegante trots. Zolang luchtmatras, Nagel en Driewieler in Sevilla rondhingen konden ze vieren en rotzooien, doen wat ze het liefst van al deden: vieren en rotzooien. Na een paar weken | |
[pagina 110]
| |
had zich een klein legioen straatslapers rond het trio verzameld. Junks, vuurspuwers, een drietal stinkende straatmuzikanten en een geschifte, door rijk klootjesvolk achtergelaten Doberman volgden constant hun spoor door de kronkelende middeleeuwse steegjes van heet Sevilla. Luchtmatras hield ervan briefjes van tienduizend pesetas uit haar hoerenvestje te toveren en de hele bende op tequila te trakteren. Na drie joints werden de gitaarkisten geopend en begon de Doberman zachtjes te janken. Hielen stampten het ritme van de flamenco in versleten laarzen. Opgezwollen handen klapten perfect in de maat. Blauwnagel draaide pirouttes op de wankele tafels, als een derwisj rond zijn as. In de kelders van Sevilla, de mooiste dochter van Andalucia, zoals Driewieler haar noemde, werd gevierd en gerotzooid. Tot Nagel op het onzalige idee kwam om een van de gevaarlijkste pooiers van de stad twee tanden uit zijn bek te slaan omdat hij Luchtmatras bijna vergiftigd had met zwaar versneden cocaïne. Blauwnagel had een hekel aan geknoei met glasscherven en TL-buizen. Hij snoof zelf graag een lijntje en gunde Luchtmatras haar dure hobby met veel plezier maar hij had een grondige hekel aan knoeiende dealers. Vooral als ze Italiaanse schoenen droegen en dure aftershave gebruikten. De man in kwestie kon op het nippertje ontzet worden door twee van zijn Spaanse vrienden maar Nagel had hem bijna vermoord in volle daglicht in de hectische drukte van de Sierpasboulevard. Drie dagen later werd Luchtmatras met scheermesjes bewerkt en Driewieler met een baseball-bat uit zijn rolstoel geslagen. Rond die tijd zat Nagel al lang veilig buiten schot in de villa van een Engelse residente waarmee hij op een terras | |
[pagina 111]
| |
had zitten drinken tot het nacht werd. Ze leed aan chronische bronchitis en was bijna vijftig, maar ze zag er nog aantrekkelijk genoeg uit om in Nagel de jonge Portugese stier wakker te maken. Haar turkooizen oogschaduw verbrokkelde tot kleine, glazende korstjes als ze 's avonds bij het haardvuur het lichaam van Blauwnagel bespiedde terwijl hij met trage armbewegingen takken aloëhout en eucalyptusbladeren in de vlammen wierp. De villa was jarenlang verwaarloosd en de schoorsteen deed het alleen maar als het hevig waaide zodat de living meestal vol dikke wolken zwaar geurende rook hing. Maar daar hielden ze allebei van, net zoveel als van de stofferige spinnewebben die in alle hoeken van het huis hingen en de familie veldmuizen die over de borden met etensresten renden en 's nachts driftig copuleerden tussen de broodkruimels en de vetkorsten op het beschimmelde aanrecht. Madame zat zwaar aan de sherry en ze had een rothekel aan koken. Om de twee dagen liep Blauwnagel naar het dichtst bij gelegen dorp om proviand te halen: vettige pikante worst, drie broden, olijven, look en eieren, wijn en sherry. Op weg terug naar huis, met zijn mand op zijn schouder, stapte hij een cafeetje binnen om een glas koele wijn te drinken want hij had barstende hoofdpijn en een kurkdroge mond. In een donkere hoek van de keet zat de Vuurspuwer strak voor zich uit te kijken. Zodra hij Nagel herkende stormde hij naar de toog en sloeg hem recht op de neus. Blauwnagel wankelde en belandde tussen de bierkratten en de zakken met houtskool. De Vuurspuwer hielp hem vloekend overeind en bestelde twee brandy's. Hij vertelde Nagel over de smerige vergeldingsacties tegen Luchtmatras en Driewieler, over de scheermesjes en de baseball-bat en schold hem uit voor laf- | |
[pagina 112]
| |
bek en Portugese klootzak. Blauwnagel dronk zijn glas in een teug leeg, keek de Vuurspuwer recht in de ogen en begon te kokhalzen. Hij veegde het bloed van zijn neus en stond recht. Zonder een woord te zeggen gaf hij de mand proviand aan de Vuurspuwer en wandelde traag in de richting van de deur. Eens buiten, snoof hij zijn longen vol lucht en zette het op een lopen in de richting van Sevilla. Na een kwartier was hij uitgeput en ging in de schaduw van een kurkeik zitten hijgen. Toen hij waker werd was het bijna avond. Hij stond even te rillen, spuwde krachtig in het zand en begon te stappen. Toen hij de buitenwijken van Sevilla bereikte was het al donker en in de drukte van de avondspits ging hij steeds zenuwachtiger lopen en botste daarbij verscheidene malen tegen mensen aan. De verwensingen die ze hem achterna riepen hoorde hij niet. Zijn ogen zochten koortsachtig naar de roodgevlekte schedel van Driewieler. Toen hij aan de Santa Maria de la Sede even bleef stilstaan stond hij plotseling oog in oog met zijn vriend. Driewieler was lelijk toegetakeld. Zijn rechteroog zat helemaal dicht en zijn magere handen trilden onophoudelijk. Luchtmatras is er erg aan toe, zei hij, ze helpt in de keuken van Ramon. Blauwnagel mompelde iets onverstaanbaars en duwde Driewielers rolstoel voor zich uit, op weg naar de Gouden Inktvis, het restaurantje van Ramon, de Catalaan. Er zaten al drie verdwaalde Duitse meisjes in de Inktvis toen Blauwnagel de rolwagen tussen de gammele tafels door naar de keuken rolde. Luchtmatras stond over een enorme rijstketel gebogen en zag er tien jaar ouder uit. Nagel kon zijn tranen niet bedwingen toen ze zich ter- | |
[pagina 113]
| |
gend traag omdraaide en met haar droevige, blauwe ogen in zijn richting keek. Hij wreef over zijn litteken en gaf haar een kus op haar voorhoofd, dat door een rode streep in twee gelijke driehoeken werd verdeeld. Morgen gaan we naar Lissabon, zei hij bijna fluisterend, morgen zijn we hier weg. Driewieler nam een lange teug uit de fles Malaga die hij in de keuken had zien staan en begon goedkeurend te knikken. Hij gaf een krachtige ruk aan zijn rolstoelwielen, draaide rond zijn as, kwam tussen de overvolle vuilnisbakken terecht en gierde het uit van het lachen. | |
2En nu gaat dat vriendje van jou een eindje wandelen met zijn kreupele maat, zei de truckchauffeur terwijl hij zijn hand over Luchtmatras' knie liet glijden. Met veel geschok parkeerde hij de vrachtwagen onder eucalyptusbomen aan de rand van de stoffige parking en nam haastig een paar slokken uit zijn zakflesje brandewijn. Zichtbaar tegen zijn zin stapte Nagel uit, maakte de laadruimte open en haalde Driewieler en zijn rolstoel uit de camion. Ze waren nog maar net vertrokken toen het plots pijpestelen begon te regenen. Vloekend reed Blauwnagel de rolwagen onder een grote kurkeik en ging zitten wachten. Ze luisterden zwijgend naar het gekletter van de regen en het kraken van de bomen. Na een kwartier stapte Luchtmatras met rode ogen uit de truck, stak een sigaret op en begon te hoesten. Die klootzak rijdt niet naar Lissabon, riep ze, haar gezicht tot een grijns vertrokken. Hij rijdt maar tot Beja, verdomme. Geeft niet, bromde Blauwnagel, liften we verder | |
[pagina 114]
| |
tot Milfontes. In Vila Nova de Milfontes ken ik een maffe visserstent, echt iets voor Matras. Iedereen is daar goed gek en de baas is de grootste mafkees van de Alentejo. Laat ons naar de vrachtwagen terug lopen voor die zak van een chauffeur de plaats poetst, zei Nagel en hij zette de rolstoel met zijn slaperige vracht in beweging. De cabine stonk naar zuur zweet en alcohol. Geeuwend startte de trucker zijn Turbo Intercooler en de ruitewissers begonnen traag over de vuile voorruit te krassen. Hij duwde een cassette van Adamo in het deck en probeerde hoog en vals ‘Tombe la neige’ mee te zingen. Het ging nog harder regenen. Nadat hij het zakflesje aan Luchtmatras doorgegeven had begon hij, af en toe luid boerend, te vertellen over zijn gastarbeidersleven in het Noorden. Les filles Belges sont les plus chaudes, grinnikte hij terwijl hij naar zijn gulp tastte. Toute chaude la culotte. Oui, oui. Chaude la culotte! Blauwnagel keek zwijgend naar het voorbijglijdende landschap terwijl Luchtmatras, goed dronken, haar hand op de rechterbil van de chauffeur liet zakken. Achterin de donkere laadruimte droomde Driewieler van pas geopende wijnflessen en eeuwig volle glazen van Boheems kristal. Toen ze in Beja aankwamen regende het nog steeds, maar Nagel en Matras waren blij van het gezeur en de zweetvoeten van de Spaanse trucker af te zijn. Ze verlosten Driewieler uit het donker en gingen opnieuw staan liften, richting Milfontes. Toen ze twee uur later nog steeds op dezelfde plek stonden, drijfnat en scheel van de honger, besloten ze naar het busstation te stappen en op de eerste bus naar Villa Nova de Milfontes te wachten. In een cafeetje bij het station kochten ze een fles tafelwijn en drie bifana's. Nog steeds nat, maar opgewekt en grappen makend stap- | |
[pagina 115]
| |
ten ze de rammelende autobus op die hen naar het stadje aan de monding van de Mira zou voeren. In Milfontes scheen de zon. Twee meter hoge golven kwamen uit de grote oceaan gerold en vulden de ijle lucht met jodium en de geur van zeewier. De vissershaven lag een eind van het stadje vandaan, maar de weg die langs de kliffen liep bood een adembenemend zicht op het golvenspel in de grotten beneden. Aan het eind van die weg leidde een smal paadje, dat tussen hoog riet naar beneden kronkelde, naar het cafeetje dat Blauwnagel zocht. In de barak stonden enkele roestige tafels en stoelen temidden van grote aquaria vol krabben en kreeften. Achter de toog kon men een keukentje zien, vol dampende aluminium ketels. De geur van gekookte vis en in olie gebakken look vermengde zich met de medronhogeur die de vissers verspreidden. Het liep tegen de avond aan en er lagen er al met hun laarzen aan op de visnetten langs de kade te slapen, moe van de vangst en stomdronken van het feest na de vangst. Maar de stoersten van de vloot bleven aan de gang. Blauwnagel werd onmiddellijk door drie compadres tegelijk op medronho getrakteerd. Driewieler was opnieuw in slaap gedommeld in zijn rolstoel. Aan een tafeltje zat Luchtmatras in gebroken Engels met een getaande, jonge visser te praten. Tussen hen in stond een halflege fles koele, witte wijn. De visser, die Chico heette, was duidelijk in de ban van Luchtmatras' uitdagende charme. Na een half uurtje was de fles zo goed als leeg en bestelde Chico een portie krabbepoten en een nieuwe fles wijn. Lachend trok hij de kurk uit de hals, vulde de glazen bij en ging naast Luchtmatras zitten. | |
[pagina 116]
| |
[advertentie] | |
[pagina 117]
| |
Blauwnagel amuseerde zich best en vertelde schunnige moppen aan de toog. Het gezelschap was behoorlijk beneveld en na elke grap werd er luid gebruld en op de vloer gestampt. Om de haverklap werden de kleine glaasjes medronho bijgevuld en voor hij het wist was Nagel lazarus. Met dubbelslaande tong probeerde hij nog een bord gedroogde inktvis te bestellen, maar hij viel met zijn kop op de toog in slaap. Traag snurkend bleef hij op de wankele barkruk hangen, totaal van de kaart. Toen hij uit zijn roes ontwaakte zat Driewieler naast hem in zijn rolstoel, een halflege wijnfles in zijn hand. Matras is er vandoor met die visser, meesmuilde Driewieler. Die zien we vannacht niet meer terug... Met die fokstier van een Chico?, vroeg Nagel woedend. Hij sloeg met zijn vlakke hand op de toog en begon zijn maat luidkeels uit te schelden. Nu zijn we ze voorgoed kwijt, onnozele mankepoot, brulde Nagel en ging tegen de wielen van de rolstoel schoppen. Aan een tafel bij het venster begonnen een paar vissers te grinniken. Blauwnagel ramde de rolstoel met diens inhoud in een hoek van de barak, vloekte en liep waggelend naar buiten. Hij probeerde het steile paadje op te lopen maar moest na een poos stoppen om tussen het riet te gaan kotsen. Godverdomme, Luchtmatras... zuchtte hij. Rotwijf! Na drie dagen was dat rotwijf nog altijd spoorloos. Blauwnagel werd haast gek bij de gedachte dat Luchtmatras voorgoed uit zijn leven verdwenen zou zijn. Hij bleef Driewieler naar het hoofd slingeren dat het zijn schuld was dat Luchtmatras ervandoor was. Chico was niet meer komen opdagen voor de nachtelijke vangst en niemand had nog iets van hem gehoord. | |
[pagina 118]
| |
Toen er na twee weken nog altijd geen nieuws was nam Blauwnagel het besluit de hele zaak te laten voor wat ze was en alsnog naar Lissabon te trekken. Desnoods moest Driewieler maar in zijn rolwagen gaan zitten bedelen, maar in Milfontes wou hij geen dag langer blijven rondhangen. Het zou nog twee jaar duren voor ze Luchtmatras in Beja opnieuw tegen het lijf liepen. Ze zag er niet te best uit. Ze sjouwde een kleuter met een vuile snotneus achter zich aan en stonk naar de drank. Haar gezicht was flink opgezwollen en in haar sensuele mond ontbrak een voortand. Ze praatte verward en sprong voortdurend van de hak op de tak. Chico was de beste ‘lover’ die ze ooit gekend had, zei ze, haar ogen op de grond gericht. Zijn ouders woonden in Beja en hij ging hen opzoeken om een kleine som geld te lenen. Hij was zijn vissersbaan kwijt en het kind had honger. Blauwnagel maakte een grimas en haalde vijfhonderd escudos uit zijn broekzak. Matras gaf hem een kus, draaide zich meteen om en verdween met haar kind in de menigte. Het was de laatste kus die Nagel van Luchtmatras zou krijgen, want toen hij een dik jaar later tijdens een bezoek aan de haven van Milfontes naar haar informeerde werd het akelig stil in de vissersbarak. Ze is dood. Ze heeft zich verhangen, zei de kroegbaas terwijl hij met zijn handen een denkbeeldige strop dichtknoopte. Driewieler begon onmiddellijk te huilen en gedempt te vloeken terwijl Nagel aan de grond genageld bleef staan tot iemand hem een glas voor de neus zette. Hij dronk het in een teug leeg en begon te lachen en te wenen tegelijkertijd. Luchtmatras had er een eind aan gemaakt. Ze had geregeld ruzie met Chico, die nog meer dronk dan zij, vooral | |
[pagina 119]
| |
sinds hij als pistoolschilder in een garage werkte. Ze woonden in een kleine barak op het erf van een groenteboer en Matras kreeg veel slaag van haar agressieve minnaar. De laatsten maanden was ze constant dronken. Tot Chico haar bengelend aan een touw gevonden had toen hij op een ijzige morgen stomdronken thuiskwam. Nagel luisterde emotieloos naar de droevige verhalen die zijn vrienden over Luchtmatras vertelden en liet zijn glas constant bijvullen. Hij bleef drinken tot alles wazig werd en niets meer hoorde noch voelde. De volgende morgen werd hij wakker van de pijn. Zijn lijf zat onder de blauwe plekken en hij miste een tand. Driewieler vertelde hem dat hij de vorige nacht amok gemaakt had in de barak tot hij door vier vissers buitengegooid was. | |
3Terwijl Driewieler zat te wachten tot zijn vriend met buit terug ging komen, liep Nagel de hele tijd aan Luchtmatras te denken. Hij kon zich niet concentreren op de ekstervangst en had na een halve dag jagen nog niets gevangen. Moe en zenuwachtig kwam hij op de open plek in het bos boven de Prachtige Afgrond aan. Zonder eksters, zonder brandhout. Driewieler die alweer dronken was begon Nagel uit te schelden en verweet hem de hele namiddag op een rustig plekje te hebben liggen slapen. Gelijk heb je, zei Nagel met een grijns, ik heb een lekker uiltje gevangen. Hij gaf Driewieler een flinke schouderklop en de rolstoel een krachtige duw zodat hij de Prachtige Afgrond intuimelde. Zonder in het ravijn te kijken ging hij naast zijn ransel zitten, nam de rest van de wijn en begon zijn spuit te vullen. Toen hij klaar was met zijn shot ging hij liggen en viel meteen in coma. Alles werd rood voor zijn ogen. | |
[pagina 120]
| |
Hij lag in de Atlantische Oceaan, totaal uitgedroogd en vreselijk verbrand door de genadeloze zon. Onontkoombaar werd de luchtmatras door de sterke stroming en de aflandig gierende wind verder de oceaan in gedreven. |
|