| |
| |
| |
Didi de Paris
Report from Cyberspace
(over elektronisch publiceren)
Dat elektronische publikaties in opmars zijn, daaraan twijfelt dezer dagen, op enkele hoogbejaarde uitzonderingen na, niemand meer. Op de Londense boekenbeurs werd erover gecongresseerd en op de Frankfurter Buchmesse werd er een heel paviljoen voor gereserveerd. Ook verschijnen al enkele jaren op rij, in het ‘licht’ van de Antwerpse boekenbeurs, berichten die de lezer moeten geruststellen: ‘Het boek heeft een toekomst’ weet De Morgen van 2 november ll. ons te vertellen. De Standaard van diezelfde dag klinkt nog kordater: ‘Het boek heeft wel degelijk toekomst’. Signalen die veeleer wijzen op het omgekeerde. In Het Laatste Nieuws van 4 november had Christian Van Thillo, de directeur-generaal van De Persgroep, het zelfs onomwonden over de ‘Multimediale dreiging voor traditionele nieuwsdragers’. En enkele weken later blokletterde De Financieel-Ekonomische Tijd: ‘Het papierloze tijdschrift is een feit.’ (22.01.94, p. 7).
Mogelijk kan dit alles weggelachen worden als het resultaat van een tomeloze kruisbestuiving tussen manische euforie en SF-adeptie. Vast staat dat elektronische publikaties langzaam maar zeker hun entree maken in het alledaagse leven. Er is de ARIDISC-treingids van de Belgische Spoorwegen en de Nederlandse NCRV presenteert haar omroepgids op diskette. Wetteksten, vormingspakketten, wetenschappelijke publikaties en informatie waarvoor slechts een klein, maar veelal hooggekwalificeerd publiek wordt gevonden, presenteert men tegenwoordig bij voorkeur op
| |
| |
flop. Verder zijn er in het onderwijs de educatieve pakketten en voor onze allerkleinsten zijn er de interactieve Musti-diskettes; tot overmaat van ramp verschijnen het woordenboek Hedendaags Nederlands en het Groot Synoniemen woordenboek van Van Dale nu ook al in een elektronische versie. (De Morgen, 08.02.94, p. 17)
Misschien is het kenschetsend dat ik mijn beweringen in dit verband moet staven aan de hand van vluchtige bronnen: kranteartikels. Het belang van de recentste evoluties in de elektronica ziet men ook weerspiegeld in het stijgend aantal (traditionele) publikaties over die nieuwe media. Blikvangers zijn de Amerikaanse tijdschriften Mondo 2000 en Wired. In het Nederlands verschijnen Andere Sinema, Mediamatic, V/H De Paardekennelbode, De Boom van Jules Verne en Blvd.
| |
Elektronische publikaties
Natuurlijk zit u nu al ettelijke nanoseconden te popelen om te weten wat elektronische publikaties zijn. Het gaat hier om niets meer of minder dan virtual books. In elektronische ‘boeken’ wordt de tekst gedematerialiseerd. De informatie verschijnt ontastbaar op het computerscherm. Je vindt er geen bladzijden. Door op een bepaald woord te klikken krijg je de ‘voetnoot’ te zien. Met zoekfuncties ga je razendsnel door de tekstbestanden. In zulke publikaties beweeg je niet noodzakelijk van begin naar einde. Belangrijker zijn de keuzes die de lezer maakt. Beweging, bestuurbaarheid en flexibiliteit worden doorgaans geclassificeerd onder de noemer navigatie. Opdat de ruimtelijke desoriëntatie niet totaal zou zijn maakt men de lezer aan de hand van een grafiek of d.m.v. nummerieke tellers duidelijk hoeveel schermen een tekst bevat en waar men zich bevindt.
| |
| |
| |
| |
Soms kan de gebruiker een bladwijzer installeren, zodat men bij een volgende lezing het ‘boek’ opent waar men het voorheen ‘dichtklapte’. Facultatief biedt men nog andere mogelijkheden: notities maken, auteursinformatie op vragen, etc.
De elektronische publikatie kan louter uit tekst bestaan (text-based), of het tekstmateriaal kan worden ondersteund met kleur, geluid, bewegend beeld, grafiek (al dan niet driedimensioneel), video, animatie, etc. Teksten kunnen met elkaar in verbinding staan via soft links. Indien gewenst kan men het tekstmateriaal afdrukken.
Elektronisch publiceren biedt vele voordelen. Niet het minst omdat men hier te maken heeft met een uiterst snelle produktiewijze waarbij produktiekost, drukkost en distributie gevoelig kunnen worden gereduceerd. Bovendien kan een uitgever, zonder het risico te lopen met overschotten te blijven zitten, zich wagen aan moeilijk verkoopbaar werk, b.v. van debutanten en experimentelen, of van minder in de marktliggende genres zoals theater en poëzie.
Uit veiligheidsoverwegingen haast ik mij om de neofoben onder u erop te wijzen dat het allerminst de bedoeling is het boek te verdrijven. Vermoedelijk zal men altijd de sensatie willen kennen om in een boek te bladeren, eraan te ruiken, te voelen. Het boek zal blijven bestaan, al was het maar als fetisj.
| |
E-Mags
Mijn belangstelling gaat uit naar een bepaald type elektronische publikaties: de elektronische magazines of E-mags. Wereldwijd verschijnen er een paar honderd. De meesten kennen een zekere periodiciteit. Ze worden verspreid op computerdiskettes of on-line. Dat laatste betekent dat ze
| |
| |
via modems kunnen worden gedownload van B.B.S-en - Bulletin Board Systems - en netwerken, dit zijn databanken die met elkaar in verbinding staan.
Elektronische teksten behoren meestal tot het publiek domein. D.w.z. dat ze ofwel gratis zijn, freeware, ofwel dat ze kunnen bekomen worden als shareware. Via modem sla je ze op in je eigen computer, of je kopieert de diskette, en daarna stort je het geld - hum, hum.
Volledigheidshalve wijs ik erop dat er ook publikaties verschijnen op geavanceerde informatiedragers zoals CD-ROM en CD-I. Ze vergen van de computergebruiker een bijkomende, vaak niet geringe investering; bovendien bedraagt de prijs van dit soort CD's meestal een tienvoud van die van een diskette. Dat maakt dat ze niet in ieders bereik liggen. Diskettes of on-line publikaties zijn democratischer.
Er zijn nog twee andere technologische innovaties die op middellange termijn, en op grote schaal, hun entree zullen maken in de wereld van de E-mags: artificiële intelligentie en virtuele realiteiten.
Voor nadere informatie verwijs ik naar de literatuurlijst en geïnteresseerden kunnen met ons contact opnemen. De artistiekelingen onder u zullen alvast een vette kluif hebben aan de doctoraatsscriptie van Frank Hellemans, waarin het multimediale totaalkunstwerk van een zogenaamde ‘virtuele realiteit’ beschreven wordt als het ironisch resultaat van tweehonderd jaar avant-gardistische poëtica.
Wie meent dat deze verschijnselen voorlopig alleen maar te zien zij bij Mr. Spock en zijn Star Trek-kornuiten heeft het mis. Want op deze terreinen evolueren de computerwetenschappen met rasse schreden. Op diverse plaatsen - o.a. aan de V.U.B. - werkt men koortsachtig aan de ontwikkeling van toegepaste artificiële intelligentie. Maar dé toverspreuk is ‘virtuele realiteiten’. Het betreft hier elektronisch
| |
| |
gegenereerde ruimten, voorwerpen, personen... Hiervan bestaan al meer toepassingen dan je zou denken. Op Zaventem krijgen aspirant-piloten hun opleiding met vluchtsimulatoren. Chirurgen kunnen aartsmoeilijke operaties eerst oefenen in een virtuele omgeving. Een exclusieve meubelzaak biedt haar klanten de mogelijkheid een foto van de huiskamer in te scannen om dan zelf te oordelen of die Picasso-tafel wel past bij de Vichy-gordijntjes, of waar dat poepdure bankstel moet staan binnen de driedimensionaliteit van de eigen huiselijke knusheid. Zakenlui besparen tijd en inspanningen door via teleconferenties en virtual realities met elkaar te vergaderen... Nadat de koop beklonken is kijken ze elkaar breedlachend aan en schudden handjes: de een vanuit Vancouver, de ander vanuit Tokyo.
| |
Multimediale interactiviteit
Afhankelijk van opzet en mogelijkheden van de initiatiefnemers treft men binnen in een elektronische publikatie een aantal specifieke kenmerken aan. Een eerste belangrijk aspect is het multimediale. D.w.z. dat men diverse impulsen met elkaar probeert te combineren. Bijvoorbeeld tekst, geluid en bewegend beeld. Procédés die in agogische processen al voldoende hun deugdelijkheid bewezen hebben. Op diskette is dat voorlopig nog niet sterk ontwikkeld, wat wel het geval is op de hierboven geciteerde gesofistikeerde informatiedragers.
Een ander sleutelwoord is interactiviteit. Daar draait tegenwoordig alles om.
Van het geflopte zapexperiment Schermen, het tv-babbelprogramma van Jan Van Rompaey, (Jan Van Rompaey is zoals de meeste andere televisiepersoonlijkheden een cyborg, een kunstmatig in leven gehouden wezen, half mens,
| |
| |
half bionisch, een machine die er al jarenlang hetzelfde uitziet) tot t.v.-zenders die de mogelijkheid bieden te kiezen tussen het ene kanaal waarop de western gedubt is in het Duits - àf-schu-we-lijk! - en het andere kanaal waarop men de film in de originele versie uitzendt. Met interactieve t.v., waarbij de kijker dus intervenieert, is men het verst gevorderd in Japan.
Interactiviteit, een verschijnsel dat bij de meesten hun leven binnensijpelt via de beeldbuis, is geenszins een geïsoleerd fenomeen. Interactie is alomtegenwoordig. De burger kiest partijvoorzitters en stelt verkiezingslijsten samen. In datzelfde Schermen kon men onlangs via televoting beslissen of de Serviërs nu al dan niet moeten worden gebombardeerd. Als men daarbij bedenkt dat er ook meer en meer een tendens is naar elektronisch stemmen, dan begrijp je dat men niet ver meer af is van de Romeinse arena waar men met een simpel gebaar van de duim zijn mening kon te kennen geven. Met een beetje slechte wil kunnen we extreme situaties, zoals abortus en euthanasie, beschouwen als de ultieme vorm van interactiviteit.
Zowel het multimediale als het interactieve vielen samen in het populaire t.v.-programma Morgen Maandag van Marc Uytterhoeven. Verschillende informatiedragers werden erbij betrokken. Er werd zelfs gespeeld met verschillende televisiekanalen. Men zond uit buiten de normale zenduren. Tegelijk werd het publiek tot actie aangepord en werden activiteiten rond het programma georganiseerd. Zo vonden er in de ijzige kilte van de maandagochtend, langs de autosnelwegen, heuse fileconcerten plaats. Professionele afscheidnemer Xavier De Baere gaf conferences op de propvolle forensentreinen. Morgen Maandag introduceerde - met succes - een Morgen Maandag-groet. Het huis van wantrouwen, een vorige t.v.-reeks van dezelfde ploeg,
| |
| |
werkte ooit met verborgen camera's in de huiskamer, een sublieme multimediale-interactieve vondst, maar terzelfdertijd een verschijnsel dat ik voorheen uitsluitend dacht terug te vinden in het werk van George Orwell.
Mensen konden ongezouten hun mening kwijt in de Gisteren Zondag-krant. Een gratis Morgen Maandag-postkaart kon in elk Vlaams postkantoor worden afgehaald. Na de tv-reeks kon de CD niet achterwege blijven. En daarna kon men alles nog eens op videotape bekijken. Mooie herinneringen aan avonden van sedatief tv-plezier. Inderdaad, dames en heren, formidabel, dank u vriendelijk en tot hartelijke interactieve wedergenoegdoening!
| |
Cyberspace
Voor wie nog steeds zweert bij ‘the sky is the limit’ heb ik slecht nieuws. Recentelijk werd de hemel vervangen door de cyberspace of Matrixruimte. Dat is de elektronische ruimte, of het virtueel gebied in de telecommunicatie, waar men communiceert via modems.
De term duikt voor het eerst op in Neuromancer (Zenuwmagiër), een roman uit 1984 van William Gibson:
‘Matrixruimte. Een poly-zintuiglijke hallucinatie waaraan dagelijks miljoenen zich overgeven, van legitieme operators, overal ter wereld, tot en met kinderen die zich vertrouwd moeten maken met wiskundige concepten... Een grafische weergave van gegevens die zijn ontleend aan de databanken van alle computers in het wereldwijde netwerk. Onvoorstelbare complexiteit. Oplichtende lijnpatronen in de nonruimte van de geest, clusters en knooppunten van data. Als de lichten van een nachtelijke metropool, van veraf gezien, steeds verder...’
(Gibson, W., Zenuwmagiër, Meulenhoff, Amsterdam, 1989, p.56)
| |
| |
Een goeie eerste kennismaking met de cyberspace wordt geboden door het project De Digitale Stad. Een initiatief van kunstencentrum De Balie (Amsterdam) en Netwerk Hacktic (collectief van Techno-anarchisten). Via modems kan men er informatie over uiteenlopende artistieke en politieke onderwerpen vergaren. Indien gewenst kan men er deelnemen aan diverse discussies. Het is een interessante ‘plaats’ om contacten te leggen.
(E-mail: Stikker Hacktic.NL)
| |
Het elektronisch communicatiemodel
Tegen de achtergrond van de matrixruimte ontwikkelen zich nieuwe communicatievormen. Afgezien van het feit dat men alom in cyberspace geschreven boodschappen kan nalaten is er ook de rechtstreekse communicatie. Men kan er babbelen, keuvelen, buurten, kortom, ‘chatten’ over de hele wereld en dat in een mum van tijd. Hiermee komt de planeet een stukje dichter bij de global village. Bovendien hoeft het gesprek niet beperkt te blijven tot twee partijen. Chatten kan men met verschillende mensen tegelijk.
Indien gewenst kan een auteur vanuit de rust en de beslotenheid van het schrijfkabinet, met meerdere mensen op hetzelfde moment aan een tekst werken. Of hiermee de individuele kunstenaar uit de literaire Hof van Eden verdwijnt zal de tijd uitwijzen.
Los van de sprongen die de technologie in de nabije toekomst nog zal maken - b.v. inzake beeldtransmissie en spraakcomputers - wordt een goed gesprek in cyberspace voorlopig nog altijd onmiddellijk neergeschreven. Met dit ‘schrijf-spreken’ vervaagt het onderscheid tussen gesproken woord en geschreven tekst. Het is dan ook evident dat binnen deze ‘conversatie’ het belang van schrijven toeneemt.
| |
| |
Wie het snelst zijn ideeën helder en bevattelijk weet te formuleren heeft het overwicht in de communicatie. Maar dat is geen exclusiviteit voor cyberspace. Een merkwaardig fenomeen binnen de schriftuur van cyberspace zijn de emoticons. In het diskmagazine Brain Drain nr.2 stelt Jan Moens dat het met het toetsenbord getypte hiëroglyfen zijn. Ze dienen bekeken te worden met het hoofd 90o naar links. Ze functioneren om emoties over te brengen. Enkele voorbeelden.
:-) = humor
:/)= niet grappig
'-) = knipoog
:-x = zoentjes
:-*= oei! (met de hand de mond bedekkend)
Marshall McLuhans' ‘the medium is the message’ indachtig, kan men rustig stellen dat het materiaal waarmee ‘geschreven’ wordt zoniet determinerend is voor de boodschap dan toch er een essentiële invloed op uitoefent. Schrijf je met krijt op een bord, met een griffel op een lei, of in uiterst gesoigneerd handschrift met ganzeveer op perkament of schildert men met een penseeltje in een fraai Japans dagboekje, of op Tibetaanse gebedsvlaggen, of verkies je ervoor de teksten op een mechanische machine te typen - Nietzsche was een van de eersten die zich eraan waagde -, of zie je ze liever ingetikt - of ingescand - op een alfanumeriek klavier om je écritures onmiddellijk daarna te laten verschijnen op een elektronisch scherm, om ze slechts bij hoge uitzondering af te drukken; of verkies je te ‘schrijven’ op een computer met stem-input? Het heeft allemaal een neerslag op wat er geschreven wordt. In dit verband verwijs ik naar Dr. Luc Van Waes. die onderzocht welke invloed er van de computer uitging op het schrijfproces, en in het bij- | |
| |
zonder van de tekstverwerker op het pauze- en revisiegedrag van schrijvers.
Een antwoord op de vraag wanneer de beïnvloeding van de literatuur door de technologie begon, vind je in Frank Hellemans' doctoraatsscriptie Mediatisering en literatuur. In Wat heeft god gewrocht? (Over telegrafie, literatuur en telegramstijl), (in: Brain Drain Diskmagazine nr. 1, februari 1992) schrijft hij: ‘Voor Friedrich Kittler beginnen de elektronische media die de moderne literatuur zo'n parten spelen rond 1880.’
Afgezien van de vraag of de elektronische media de letterkunde inderdaad ‘parten spelen’ signaleer ik even dat voor de Westberlijnse filosoof en programmeur Werner Künzel de beïnvloeding van de literatuur door de computer al van in de middeleeuwen plaatsvindt. ‘Een verwijzing in een Amerikaans boek bracht hem op het spoor van de dertiende-eeuwse Spaanse priester Raymundus Lullus. Deze uitvinder/missionaris ontwikkelde een schema voor een symbolische machine die als ‘tekstmachine’ combinaties van betekenissen genereert.’ (uit: Eldorado. Maandblad, jaargang 1, nummer 1, april 1993. p. 10) Ook de Amerikaanse socioloog Jeremy Rifkin, specialist van de ‘nanosecondecultuur’, beschouwt de middeleeuwse benedictijnen als voorlopers van de huidige computerfreaks.
Een laatste en misschien belangrijkste aspect van de communicatie in de elektronische ruimte is het sociale. Achter deze dialoog schuilt er immers een enorme subversieve kracht. De communicatie in cyberspace kan het mediamonopolie van mediamastodonten als CNN doorbreken. Het is trouwens markant dan persmagnaat Rupert Murdoch (He's some kind of King Midas. Everything he touches turns to shit - dixit Attila the Stockbroker) probeerde het wereldwijde Internet op te kopen. Dat computernetwerken
| |
| |
emancipatorisch kunnen werken bewijst het volgende: berichten over eventueel wangedrag van Belgische para's in Somalië circuleerden al maanden op de B.B.S.-en, nog voor er verontrustende berichten over ‘onze jongens’ doorsijpelden in de traditionele kanalen. Graag verwijs ik hier naar het verdienstelijke Knooppunt-B.B.S. in Gent. Je vindt er 24 uur op 24 alternatief nieuws van over heel de wereld.
(09/225-81-43) (E-mail: KnoopptKnooppt.Hacktic.NL)
| |
Close Encounters
Cyberspace is een totaal nieuw forum, waar heel wat heilige huisjes sneuvelen, nieuwe paradoxen opduiken en nieuwe fenomenen zich aanbieden. Allereerst is er hypertext. Eenvoudig gesteld kan men zeggen dat het een veredeld en ver doorgedreven voetnotensysteem is. Met dien verstande dat de voetnoten op hun beurt via soft links ook met elkaar in verband kunnen worden gebracht. De mogelijkheden die de cyberspace biedt zijn haast onuitputtelijk. Eén tekst kan b.v. in verbinding geplaatst worden met diverse wereldwijd verspreide bibliotheken.
Een ander product van cyberspace is cybertext. Hiermee worden verhalen en romans bedoeld die ontstaan in de communicaties op B.B.S.-en en op netwerken. Iemand begint een verhaal, anderen werken er aan verder, verzinnen een nieuw begin of een slot, of zetten het verder waar de oorspronkelijke tekst eindigde. Met dit procédé komen concepten als ‘auteur’, ‘tekst’ en ‘lezer’ volledig op losse schroeven te staan. Van een verhaal circuleren totaal verschillende versies. Zo vertoont cybertext veel affiniteiten met de middeleeuwse manuscripten en met de orale traditie bij zogenaamd primitieve culturen. Het is bizar dat de high tech, met zijn futuristische connotaties, verhalen genereert zoals die ontstonden in de prehistorie.
| |
| |
Voor verdere informatie verwijs ik naar Jan Moens, Hypertext, de estethiek van het ambivalente in Brain Drain nummer 5. Eveneens aanbevolen lectuur is Hypertext van Dirk Van Weelden in Mediamatic 7 £ 1, p. 82-83.
| |
Don't believe the hype!
In cyberspace is het niet al rozegeur en maneschijn. De intenties zijn er, maar er werd nog maar bitter weinig van de alom bezongen technologieën gerealiseerd. Voorlopig heeft iedereen de mond vol over ‘artificiële intelligentie’ en ‘virtuele realiteiten’. Iedere rechtgeaarde snob laat die begrippen om de haverklap over zijn lippen rollen omdat ze nu eenmaal bon ton zijn. Laat mij u geruststellen: het staat allemaal nog maar in de kinderschoenen. Al te vaak zijn de propagandisten van deze bejubelde technieken simpelweg blaaskaken en charlatans.
Gelijktijdig met de hippe mediabelangstelling voor deze fenomenen, constateert men een schrijnend computeranal-fabetisme. Redacties van kranten, weekbladen, radio, televisie, mensen die betrokken zijn bij beleidsinstanties hebben allemaal een ding gemeen: ze beschikken nauwelijks over computeruitrusting. Het computorologisch inzicht blijft beperkt tot weten waar de knop staat om de machine aan te zetten. De witte raaf die over een computer beschikt weet doorgaans niet te zeggen om welk soort computer het gaat. Laat staan dat ze kunnen vertellen welke diskettes erin moeten.
| |
Don Quixote rides again
De vraag waarom iemand nu in godsnaam vanuit de literatuur met een E-mag begint kunnen we best beantwoorden
| |
| |
door eerst licht te werpen op een stand van zaken binnen de Nederlandse Letteren.
Graag eerst twee citaten:
‘De literatuur lijkt langzamerhand in onwrikbare hokjes te zijn verdeeld, het ene hokje moppert op het andere, maar in ieder hokje apart is het even gezellig. De literatuur gaat niet langer tekeer, de literatuur is sedentair geworden, in zichzelf gekeerd, bezonken, met een ernst die louter braafheid is.’
(Humo, 10 februari 1994, p. 35.)
‘In de literatuur heerst er tegenwoordig een hang naar gelul.’
(Jules Deelder in Trendenz)
Wellicht is het een Homerische overdrijving te stellen dat de democratie dood is. Het minste wat je erover kan zeggen is dat een en ander niet naar behoren functioneert. En dat een aantal instellingen zoals b.v. rechtspraak en parlement zwaar onder vuur komen te liggen. De schandalen zijn talrijk: een verloederende rechtspraak en een politieke besluitvorming die bepaald worden door lobbyisten en maffiosi.
Tegen deze achtergrond moet het dan ook weinig opzien baren dat de persvrijheid, zo ze al niet dood is, toch niet lang meer te gaan heeft. Dat er voor waarheid weinig manoeuvreerruimte overblijft wordt duidelijk als men zich realiseert hoe de financiële structuur van de pers in Vlaanderen eruit ziet. Dit kwam goed uit de verf in de 10-delige reeks die vorige zomer in De Standaard verscheen. Ik meen hieruit te mogen concluderen dat de situatie dramatisch is.
Uiteraard hebben de toestand van de democratie en de persvrijheid verregaande repercussies voor de artistieke vrijheid.
| |
| |
De tere frêle schone letteren bevinden zich in de wurggreep van de commercie. Het minste wat je kan zeggen is dat literatuur zich in een isolement bevindt. Natuurlijk is dat elders ooit nauwelijks anders geweest, maar de vercommercialisering neemt verontrustbarend toe. De greep van de commercie is zo stevig dat de Artistieke Vrijheid dood is. Net zoals ik het niet meer mogelijk acht om tot een tegencultuur te komen, zo is het ook niet meer mogelijk om tot een nieuwe literaire stroming te komen. De laatste poging hiertoe waren, in 1988, de Maximalen.
Een hele trits jonge Nederlandse auteurs zoals Dalstar, Bart Brey, Frank Starik, Pieter Boskma... brengen werk van de bovenste plank, maar worden door de gezamenlijke Nederlandse kritiek gestigmatiseerd, zo ze al niet doodgezwegen worden, omdat ze zich achter het maximale vaandel geschaard hadden. Hen werd branie, brallerigheid en vooral mediageilheid verweten. Een eigenaardige redenering in een overgemediatiseerde samenleving.
Daarnaast is er ook de vaststelling dat literatuur haar maatschappelijke relevantie verloren heeft. Graag geef ik enkele voorbeelden van hoe het naar mijn gevoel wél moet.
Toen de Chileense dichter Pablo Neruda tijdens de staatsgreep van 1972 vermoord werd gingen ondanks de meedogenloze repressie de fabrieken dicht en trokken de mensen de straat op. Als je met mensen uit de buurt van Aalst praat, dan kom je vroeg of laat op L.P. Boon, zelfs met mensen waarvan je niet meteen verwacht had dat ze een boek ter hand nemen. Herman Brusselmans' De man die werk vond stemt perfect overeen met het banale nooit eindigend verhaal van tienduizenden die dag in dag uit hun leven slijten in Brusselse kantoren.
Dat soort relevantie treft men in de huidige letteren slechts bij hoge uitzondering aan. Daarnaast neemt het
| |
| |
maatschappelijk isolement waarin de literatuur zich bevindt hand over hand toe. Het is nauwelijks een boutade wanneer ik zeg dat Nintendo, Sega en MTV stuk voor stuk populairder zijn dan literatuur.
| |
Brain Drain Diskmagazine
Sinds 15 februari 1992 verschijnt Brain Drain Diskmagazine, een cultureel tijdschrift op computerdiskette. Aangezien ondergetekende er de hoofdredacteur van is, lag het al min of meer voor de hand dat het nillens willens erg zou afwijken van al de rest.
Inhoudelijk verschilt het blad grondig van de bestaande diskettetijdschriften die hun aanbod beperken tot public domain software, sex en spelletjes. Brain Drain richt zich tot de cultuurgeïnteresseerde computergebruiker. Het blad beoogt een verbreding van de maatschappelijke basis waarin de literatuur moet kunnen gedijen. Het magazine wil twee groepen samenbrengen die vaak lijnrecht tegenover elkaar staan: computergebruikers en cultuurgeïnteresseerden. De vooroordelen, de geringschatting en het wantrouwen langs beide kanten zijn hardnekkig.
Daarnaast koestert Brain Drain de hoop dat de literatuur uit haar maatschappelijk isolement raakt door de confrontatie aan te gaan met andere artistieke disciplines, en de verwachting dat de letteren nieuwe impulsen krijgen vanuit de technologische innovaties.
Hierbij gaat de aandacht niet uit naar high tech an sich, wel naar de praktische toepassingen ervan. Men wil onderzoeken wat de literatuur kan doen met die nieuwe technologische verwezenlijkingen. Naast onderwerpen die betrekking hebben op de computerwereld presenteert Brain Drain Diskmagazine ook gedeelten die gewijd zijn aan ge- | |
| |
luid, beeld en woord. Uiteraard dient cultuur hier ruim opgevat te worden: strip, film, video, televisie, rock, literatuur...
Ook vormelijk is Brain Drain een buitenbeentje. Het is een van de zeldzame tijdschriften die niet zuiver text-based zijn. Veel aandacht gaat uit naar de grafische presentatie.
Vanzelfsprekend liep de weg niet altijd over rozen. Het eerste nummer was een zuivere ASCII-file. Hierin werd er naar gestreefd een staalkaart te geven van wat er op dat moment binnen het Vlaamse cultuurlandschap bloeide. Een breed spectrum van uitgelezen auteurs werkte eraan mee.
In nummer twee, een hypertext-bestand, ging de aandacht uit naar Nederlandse underground. Het bevatte naast eenvoudige geluidstoepassingen en dito grafiek een vertaling door Kamiel Vanhole van Het verhaal van de kleine erwtjes van Raymond Queneau (ook al eens in DBH verschenen). Het verhaal ontwikkelt zich naargelang de keuzes die de lezer maakt.
Het derde nummer bracht een keur van internationale avant-garde kunstenaars. Voor het eerst werd het blad opengesteld voor andere artistieke disciplines. Men zoekt het literaire in strips, film, video, (pop)muziek, etc. Opmerkelijk is dat de eerste drie nummers elk op zich bijna even veel informatie bevatten als de volledige jaargang van welk ander respectabel tijdschrift ook.
Vanaf het vierde nummer werd de grafiek meer geïntegreerd. De navigatie verliep nog wat stroef en de inhoudelijke invulling liet nog te wensen over. Euvels waaraan vanaf nummer 5 verholpen werd. Mac- en PC-versies zijn, op een paar details na, gelijk. Wij hebben nu haast het maximum uit onze software gepuurd, beschikken over voldoende know-how om snel nieuwe nummers te maken en oudere nummers om te bouwen tot volwaardige hoog technologische produkten.
| |
| |
In de nabije toekomst wil Brain Drain on-line gaan. Het ligt in de bedoeling een virtueel tijdschrift te worden, niet meer materieel te zijn. Hoesjes, diskettes, en verpakking verdwijnen. Brain Drain zal dan 24 uur op 24 bereikbaar zijn. Om het even waar, om het even wanneer, onmiddellijk bij u thuis!
Geïnteresseerden:
- Snail mail: Beosierlaan 28
B-3010 Kessel-Lo
- Voice: 00-32-(0)16/26.17.77
- Fax: 00-32-(0)16.40.73.56
- Cabdriver B.B.S.: + 32 16 22 36 34
Message Area Brain Drain
- Compuserve: 100113,2477
| |
Man bespreekt eigen werk te K.-L.!
Tot slot wil ik nog even duidelijk maken in welke mate al het bovenstaande mijn recent werk beïnvloed heeft.
In het eerste nummer van Brain Drain bracht ik een ‘gewoon’ verhaal: Blake. In nummer twee verscheen Hagiografie, een hommage aan Betty Page, een bondage fotomodel uit de jaren '50. Mijn literair alter ego is niet geïnteresseerd om de dame die nog leeft - in Florida (een schiereiland, veeleer een reservaat - junkyard? - waar de Amerikanen hun oude, rijke stinkerds dumpen - tussen de alligators.) - op te zoeken. Ik maak gebruik van datasuite, datagloves en bijhorende helm om via de wonderbaarlijke wereld der virtuele realiteiten Betty te bezoeken in the flesh, zoals ze eruit zag in de vijftiger jaren. Een erotische toepassing van virtuele realiteiten ook wel bekend als teledildonics.
| |
| |
Onderweg naar Florida dood ik de tijd door de instructieve toer op te gaan. Ik presenteer een galerij voorgangers die ons de weg gewezen hebben naar de virtuele realiteiten. Illustere voorbeelden die ver voor ons uit liggen, zoals Tristan Tsara en William S. Burroughs worden op een prettig gestoorde manier in de bloempjes gezet.
De voyeurs worden wanneer ze van het ene scherm naar het andere gaan opgeschrikt door een gefluit ‘dat men voorheen alleen te horen kreeg bij stratenmakers, en dat door enkele decennia feminisme al lang uit Nederland verdwenen is’ schreef Howard Krol in MAN - da's pas 'n sexistische titel!
Maar de liefde is een spel zonder grenzen. Ego zoekt Betty op in cyberspace anno fifties, vindt haar uiteindelijk in een rokerige kroeg, iemand loopt met een brandende sigaret tegen hem, ‘Het is niets’, zegt hij en even later staat hij oog in oog met Betty. Ze kijkt diep in mijn LCD-schermpjes.
In het derde nummer interviewde ik samen met Jan Landuydt, Guy-Marc Hinant, de bezieler achter het Brusselse Sub Rosa records, een Brussels avant-garde label dat wereldwijde faam geniet: ‘Entretiens avec Guy-Marc Hinant’. Het interview werd een boek binnen het tijdschrift, de ‘voetnoten’ zijn een mini-encyclopedie.
In de volgende nummers trad ik niet echt naar voren als individueel kunstenaar (dat siert mij!). Ondertussen ben ik buiten het tijdschrift volop aan het experimenteren met elektronische verhalen, die vanwege hun complexiteit niet op een diskette kunnen getoond worden.
Het belangrijkste is Buda, teksten over mijn grootvader. Het verhaal wordt verteld zoals een videogame. Men heeft het huis van de grootvader dat door allerlei audiovisuele technieken tot leven gebracht wordt. In dat huis kan men
| |
| |
ronddwalen. Tijdens de zwerftocht heeft men de mogelijkheid om bepaalde dingen aan te klikken. Aldus maakt de lezer (de bezoeker) zijn eigen tekst.
Het is een verhaal dat voornamelijk beïnvloed is door elementen uit de beeldcultuur: video, film, televisie, stripverhaal... Buda toont affiniteiten met een bepaald type videogames waarbij de speler iets moet beheren. In het populaire Simcity beheert men een gehele stad; in Sangoku kiest men de rol van een krijgsheer die het al dan niet met tijdelijke bondgenoten opneemt tegen de rivaliserende legerleiders om uiteindelijk heel het Oude China tot een groot rijk te verenigen, bij Dune heeft men na het boek en de film een videospelletje.
Vooreerst had ik een aantal tekstblokjes gemaakt. Daarna kwam het decouperen. Knippen. De eindmontage. Iedere zin werd geheroriënteerd. Op lokaties geplaatst. Dit heeft veel vandoen met postmodernisme en deconstructie. Het schrijven zelf wordt plastischer. Bepaalde dingen hoef je niet te schrijven. Het beeld vertelt ze al. Voorbeeld: jacht. De gang hangt vol hertegeweien. Hoef ik niet te schrijven, want dat blijkt al uit de tekening.
Via hypertext kan ik ook de gelaagdheid van de tekst uitbeelden. Je graaft zo diep als je zelf wil.
In het ‘verhaal’ is er vooreerst de verwarring tussen het industrieterrein Buda Marly (culinaire femme fatale Della Bosiers maakte er indertijd een prachtig lied over!) in de Brusselse deelgemeente waarvan mijn grootvader burgemeester was, Haren en de Boeddha. Een verwarring tussen personage en interieur. Cameleon Camouflage? Een gril van cyberspace? Terminator meets the T1000? ...
| |
| |
| |
Besluit
In de loop van mijn betoog vestigde ik de aandacht op de mogelijkheden van elektronisch publiceren. Hierbij besprak ik een aantal fenomenen zoals multimedia approach, interactiviteit, virtuele realiteiten, artificiële intelligentie, cyberspace, hypertext en cybertext. Sommige werden slechts terloops vermeld, of kwamen nauwelijks ter sprake. Graag sta ik u in de mate van het mogelijke hierover te woord.
Mijn hoofdbetrachting bestond er slechts in u de impasse te schetsen waarin de literatuur zich momenteel naar mijn gevoel bevindt, en dit te situeren in een bredere maatschappelijke context. Ook wou ik duidelijk maken hoe ik met mijn tijdschrift en als individueel kunstenaar een uitweg uit de patstelling zoek.
Uiteraard is het een lange weg met vallen en opstaan, en omdat mijn helderziendheid voorlopig nogal onderontwikkeld is, verleen ik tot slot nog even het woord aan William Gibson: ‘The future has already happened.’
:-X'-)
| |
| |
| |
Literatuurlijst
Ammann, Stahl, e.a., Het Chaos Computer Boek, Over inbreken in computersystemen, wiz-kids, virussen, kunstmatige intelligentie..., 200 pp., Kritak, Leuven, 1988. |
Benjamin, W., Het kunstwerk in het tijdperk van zijn technische reproduceerbaarheid, 128 pp., SUN, Nijmegen, 1985. |
Burroughs, W.S., Electronische revolutie, 61 p. Maldoror, Den Haag, 1988. |
Diversen, Virtuelle Welten, 87 pp. Ed. Ars Electronica, Linz, 1990. |
Gibson, W., Burning Chrome, 220 pp. Ed. Grafton, London, 1988. |
Hellemans, F., Mediatisering en literatuur. Modernisering, media-technologie en de poetica van de avant-garde, K.U.Leuven, 1992. (doctoraatsscriptie). |
McLuhan, M., alles: o.a. The Mechanical Bride (1951), The Gutenberg Galaxy (1962), Understanding Media (1964) en Medium is the Message (1967). |
Landow, G.P., Hypertext. The Convergence of Contemporary Critical Theory and Technology, 241 pp. University Press, Baltimore and London, 1992. |
PC, ‘De essentie van multimedia: Het worden allemaal bits’, in: De Financieel-Ekonomische Tijd, 26.01.94, p. 11. |
Rheingold, H., Virtual Reality, Mandarin Paperbacks, Londen, 1992, 416 p. |
Rifkin, J., De grenzen van de tijd, 133 pp. Balans, Amsterdam, 1990. |
Sluyter, E., Blokdijk, A., e.a. in: Abrahadabra, Nr.13: technologie, 30 pp. Maldoror, Den Haag, 1990. |
|
|