De Brakke Hond. Jaargang 9
(1992)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
Xavier van Eeckhoutte
| |
[pagina 149]
| |
met liefde en zorg op zich neemt Mark Vandekapelle, doorgaans braaf en vriendelijk - hoed u voor de braven en de vriendelijken (Mussolini B.) - maar vandaag wat overwerkt en dus dringend aan ontspanning toe, sloeg een bijl met al de kracht die hij in zijn tere boekhouderslijf had, tussen Roos' charmant opengesperde benen. ‘Amerikaanse stock - 499 frank’, vermeldde het prijsetiket dat nog aan de bijl hing. Met de zilverzwarte Parker die hij in 1975 gekregen had voor zijn plechtige kommunie beschreef hij zorgvuldig en nauwgezet het resultaat van zijn werk. Gevloek. Slechts één centimeter dieper dan de vorige sessie. De vervulling van zijn droom - een vrouw met één slag doorklieven - leek nog veraf.
Danny Vanyzere genoot. Wat hij zag, bewees dat Vlaamse videofilms even goed zoniet beter waren dan de meeste Amerikaanse, waarin het krioelde van negers, homo's en ander uitschot. ‘Wij Vlamingen moeten maar eens stoppen met het gebukt gaan onder onze complexen. Onze cultuurprodukten kunnen gerust wedijveren met alles wat uit het buitenland komt. Wij hebben van niemand lesjes te leren.’ Hij had het op de maandelijkse vergaderingen in ‘De Roeland’ vaak genoeg gehoord. Dat het meer waren dan holle slogans, daar was hij na het zien van deze film wel van overtuigd. Het verhaal zat goed in elkaar, de akteurs konden er wat van, er was veel aktie en het geheel was doorspekt met typisch Vlaamse humor. Eddy Murphy kon godverdomme de pot op! Alleen jammer dat het weer illegaal had moeten gebeuren, want dat die rooie ratten van Brussel de film in beslag zouden nemen als ze er lucht van kregen, stond als een paal boven water. Zoiets bewees nog maar eens dat er sedert de Frontbeweging niet veel veranderd was. Vlamingen werden nog altijd verdrukt als ze uitkwamen voor hun eigenheid. En dat terwijl Turken en Marokkanen Vlaanderen volzetten met moskeeën zonder dat er een haan naar kraaide. Het werd tijd dat daar eens en voor altijd een einde aan kwam. | |
[pagina 150]
| |
Terwijl op het scherm een Zaïrese hoer door twee SS'ers gedwongen werd zich te laten neuken door een Dobermann, begon Danny zijn fluit af te spelen. Juist op het moment dat hij het zaad uit zijn ballen naar boven voelde komen, werd de deur van zijn kamer opengesmeten. ‘Danny, zet die video wat stiller, 't is Walter op de VTM en ik hoor niets van wat hij zegt.’ Hij had het kunnen denken. Kristien, zijn zus die haar kamer naast de zijne had, kwam zijn plezier weer bederven. ‘Zie je dan niet dat ik bezig ben?’ zei Danny terwijl hij gewoon doorging met zich af te trekken. Kristien keek toe tot het zaad uit haar broers purperrode eikel spoot. Ze had dit al zo vaak meegemaakt dat dit voor haar de gewoonste zaak van de wereld was. Hij was altijd zo geweest, al kind al, toen hij haar dwong toe te kijken terwijl hij plaste. Toen hij klaar was keek hij haar aan met een grijns die het midden hield tussen ergernis en spot. ‘Walter is een flikker, wist je dat?’ Om zijn zus te pesten draaide Danny de volumeknop nog wat meer naar rechts. Dit was te veel voor Kristien. Met een rood aangelopen gezicht trok ze de videocassette ruw uit het apparaat en keilde ze door het openstaand venster naar buiten. ‘Ben je nu helemaal zot geworden?’ Danny greep zijn zus bij het haar en gaf ze een paar klappen. Instinctief haalde Kristien uit naar haar broers gezicht zodat haar scherpe zwartgelakte nagels zijn kaak openreten. Danny liet schreeuwend los. Zijn zus stormde naar haar kamer en sloot er zich op.
Cyriel Vanyzere, pint in de hand, keek tevreden rond. Het was een goed gedacht geweest om ter gelegenheid van het 25-jarige bestaan van hun winkel ‘Het bloemen paradijs’ een feest te geven. Zaal ‘De gouden kroon’ zat goed vol: mensen van het dorp, kennissen, familie. Er waren er natuurlijk ook die hij van haar noch pluimen kende, mensen die hij nog nooit in zijn winkel gezien had. Profiteurs met andere woorden. Straks | |
[pagina 151]
| |
zou hij wel eens met zo'n kereltje gaan praten. Wat dachten ze wel? ‘Proficiat met de winkel, Cyriel, en verkoop nog veel bloemen.’ ‘Bedankt Roger.’ ‘En hoe is het nog met de kinderen, wat doen die nu?’ ‘Kristien gaat nog naar school en Danny, ja, dat is geen jongen om stil te zitten, nietwaar, hij helpt al veel in de zaak.’ ‘Allee, een werker, juist gelijk zijn vader, 't is zo dat het moet zijn. Jonge gasten moeten niet te veel met hun neus in de boeken zitten, daar krijgen ze een weke rug en slechte gedachten van.’ ‘Roger, ik ga nog eens tot bij mijn vrouw. Ik zie je nog wel vanavond.’ Cyriel kookte. Hij moest dat juist zeggen, dat jonge gasten moesten werken. Hij, die al heel zijn leven aan de dop stond. De zeveraar. Jammer dat je als kleine middenstander altijd vriendelijk moest blijven tegen de mensen, anders zou hij het hem wel eens ingepeperd hebben. Hij had het trouwens maar al te graag gehad, dat zijn Danny had gestudeerd. Hoe dikwijls had hij het hem niet gezegd, dat hij moest studeren, of dat hij heel zijn leven ja zou mogen knikken, en maar goed genoeg zou zijn om de anderen hun stront op te kuisen. Hij wist dat uit ervaring. Twee jaar had meneer aan de universiteit gezeten, en hij was nog niet eens geslaagd in zijn eerste jaar. Als hij vroeg wat hij daar dan wel had gedaan, zei hij dat er belangrijker dingen waren dan stomweg een diploma halen. Op café gaan, dat hadden ze hem daar in ieder geval geleerd. Iedere avond zat hij in ‘De Roeland’, niet om te drinken zei hij, maar om te praten over serieuze dingen, over politiek en de toekomst van ons land. De onnozelaar!
Met een lang gezicht stapte Danny de Roeland binnen, recht naar de toog. ‘Twee Duvels.’ | |
[pagina 152]
| |
Dat zei hij om indruk te maken, want de meeste gasten in het café kenden hem. ‘Hola, onze Danny heeft dorst vandaag, en wat is dat daar aan uw kaak, heeft het wijveke gekrabd?’ Heel het café barstte in lachen uit. Dat was nu eens iets wat hij niet kon verdragen. Hij deed vanalles om serieus genomen te worden, en ze zaten hier altijd maar met hem te lachen. Akkoord, ze waren allemaal wat ouder dan hem, maar dat was nog geen reden. Was het misschien omdat hij aan de universiteit gezeten had? Hij wist dat ze niets moesten hebben van intellectuelen, die ze als ‘links gebroed’ beschouwden. Nochtans deed hij zijn best om zo goed mogelijk met hen mee te praten, als ze het over de Vlaamse beweging hadden en zo, maar ze zeiden dat hij er niets van wist, en dat alles wat hij zei uit boekskes kwam, waar niets dan leugens in stonden. Voor hij het wist had hij zijn twee Duvels leeggedronken. Van de zenuwen waarschijnlijk. ‘Geef de Danny nog twee Duvels, dat hij wat rapper groeit.’ Weigeren kon niet, want het kwam van Martin. Op de vergaderingen voerde hij meestal het woord. Het scheen dat hij in het dagelijks leven notaris was, en hij deed ook nog iets in de politiek. Hoe de vork precies in de steel zat, wist niemand, want Martin deed altijd nogal vaag over zijn privéleven. Hoe dan ook, hij had gezag en hij kon het goed zeggen. Dat was het enige wat telde. ‘En, zeg eens Danny, wat zijn de problemen? Ruzie gehad met het lief?’ ‘Zwijg mij over wijven. Daarbij, ik wil geen lief. Niets dan miserie.’ ‘Welke gezonde Vlaamse jongen wil er nu geen lief? Het probleem is alleen dat er niet zoveel keuze meer is voor wie nog een goed meiske wil.’ ‘Hoe bedoel je?’ ‘Wel, is je dat nog niet opgevallen, al die gemengde koppels tegenwoordig. Die negers, dat heeft nog iets primitiefs, zoals de | |
[pagina 153]
| |
beesten, en onze meiskes, ja, die zijn zwak en die vallen daarvoor. Wat wil je, het zijn vrouwen. Het is dus niet verwonderlijk dat er voor jongens als jij niets meer overschiet.’ Danny dacht na. Zo had hij het nog nooit bekeken. Hij had altijd verondersteld dat het aan zijn lelijke kop lag, dat hij geen succes bij de vrouwen had, maar Martin zou wel eens dichter bij de waarheid kunnen zitten. Er liepen de laatste tijd inderdaad nogal veel blanke grieten met een neger rond. En ze wisten nog wat ze pakten ook, want het waren verdomme altijd van die knappe blonde. ‘Wat hebben zij dan dat ik niet heb?’ vroeg Danny zich luidop af. ‘Moet ik het je eens op de man af zeggen?’ Om de spanning wat op te drijven zweeg Martin een paar seconden alvorens te antwoorden. ‘Hun piet is langer dan de uwe!’ Iedereen in het café lag plat van het lachen. Ze hadden allemaal meegeluisterd. Alleen Danny kon er niet mee lachen. Hij was nog nuchter genoeg om te beseffen dat hij belachelijk gemaakt werd. ‘Verdomme, bende zeveraars, wat weten jullie van mijn piet af? Straks sleur ik hier zo'n neger naar binnen en stroop ik zijn broek af, en dan zullen we wel eens zien wie er de langste heeft.’ Danny dronk zijn Duvel leeg en liep, niet meer helemaal recht, naar de deur. ‘Als je dat doet, ben je één van ons’, riep Martin hem nog na.
Met zijn handen in zijn zakken liep Danny de Sint-Kwintensberg op. Aan het universiteitsgebouw op de Blandijnberg liet hij zich op de trappen voor de grote ingang neerzakken. Hier waren de problemen eigenlijk begonnen. Voor de univ was zijn leven gemakkelijk geweest. Wit was wit en zwart was zwart. Na twee jaar was er van al zijn zekerheden niet veel meer | |
[pagina 154]
| |
overgebleven. Ze hadden het voor mekaar gekregen dat hij soms aan de meest evidente dingen twijfelde. Neem nu de doodstraf. Vroeger vond hij dat een goede zaak, maar nadat hij in de cursus sociologie geleerd had over de invloed van opvoeding en milieu op de persoonlijkheidsvorming, was hij al zo zeker niet meer. Of de stelling dat de enige echte waarheid niet bestond, maar dat er zoveel waarheden waren als mensen. Niettegenstaande hij zijn best deed om al dat academisch geleuter uit zijn hoofd te zetten, misten zijn overtuigingen het vuur van vroeger. De kanker zat in zijn kop, en dat had hij te danken aan de universiteit. Soms had hij het gevoel dat hij gek werd. Het deed hem denken aan een film die hij ooit gezien had over een hond die getraind was om negers te verscheuren. Toen ze de hond later wilden herafrichten, sloeg hij compleet door. Hoe dan ook, nu konden ze allemaal zijn kloten kussen. En hij moest pissen. Danny haalde zijn lul uit zijn broek en mikte zijn dampende straal tegen één van de glazen deuren. Het deed deugd.
‘Ik ben Maaike, een meisje van zestien en met mijn beste vriendin heb ik een discussie over een nogal ongebruikelijk onderwerp. Ze beweert namelijk dat de penis van een zwarte man langer is dan die van een blanke. Zelf geloof ik er niets van. Wat denken jullie ervan?’ Beste Maaike, niettegenstaande wij niet op de hoogte zijn van wetenschappelijke bewijzen terzake, vermoeden wij op de redaktie dat je aan die verhaaltjes niet te veel geloof moet hechten. Het is ook niet van zo'n groot belang hoe groot een man zijn penis is. Ook mannen met een klein lid kunnen uitstekende minnaars zijn!
Kristien lachte. Eigenlijk vond ze er zich al te oud voor, maar als er niets op de televisie was, las ze wel eens de rubriek ‘intieme vragen’ van haar moeders favoriete blad. De belachelijk-naïeve vragen en de onnozele antwoorden amuseerden haar. Ze vroeg zich af waarom die Maaike niet eens de proef op de som nam. Misschien uit angst dat zo'n enorme negerlul haar jong spleetje zou openrijten waarna het nooit meer goed | |
[pagina 155]
| |
kwam. Verdomme, nu was ze zelf ook al bezig. Hoog tijd dat ze haar zinnen op iets anders zette. Op haar nieuwe vriend bijvoorbeeld. Met een beetje geluk zat die nu ook thuis te niksen. Eigenlijk was dit een ideale avond. Vader en moeder moest ze voor drie uur vannacht niet verwachten, en van haar broer had ze zeker niets te vrezen. Het was nog wel wat vroeg, amper twee weken kende ze hem, maar wat was er verkeerd aan om samen gezellig een glas wijn te drinken. Op die manier leerde je elkaar ook beter kennen. Nadat ze zichzelf overtuigd had, belde Kristien haar vriend op. Ze hoopte alleen maar dat er niemand vroeger dan voorzien naar huis kwam, want ze hield haar relatie liefst zo lang mogelijk geheim. Daar had ze zo haar redenen voor.
De zwarte en het meisje liepen het Citadelpark in. Terwijl Danny had zitten nadenken op de trappen van de Blandijn had hij ze uit de Krawietel zien komen, een blonde griet en een nikker. Hij had hen gevolgd en aan het einde van de Overpoortstraat begon hij al een vermoeden te krijgen wat ze van plan waren. De smeerlappen. Een tijd lang liepen ze zoekend in het park rond. Toen verdwenen ze achter een paar struiken. Danny sloop zo stil mogelijk nader tot hij door de takken kon zien wat ze precies aan het doen waren. De neger stond recht en het wijf zat op haar knieën, haar hoofd in zijn schaamstreek verzonken. Danny slikte een paar keer. Ze was hem verdomme aan het afzuigen. Gebiologeerd keek hij toe, niet in staat om te kiezen tussen afkeer en lust. Toen kreeg hij een stijve. Zijn lichaam had zelf gekozen. Het maakte hem woest. Hij zou zich toch zeker niet laten meeslepen door zo'n smeerlapperij. Hij sprong recht en stormde op de twee af. De zwarte draaide zich om, maar met een broek half over je benen ben je als man weerloos. Met al zijn kracht beukte Danny zijn vuist tegen de onderkant van de neger zijn neus. Doffe kraak en neusbeen in de hersenen. Er was eens een neger. Het hysterisch gehuil van de blonde hoer deed hem niets. Het enige wat hij voelde was de stuwing van zijn bloed door | |
[pagina 156]
| |
hoofd en pik. Een trap in haar buik - de mooiste plaats van een vrouw - met zijn immer blinkende Bikkembergs kalmeerde haar. Hij dwong haar op de knieën en nam haar. Zoals de honden het deden, want meer verdiende ze niet. De homo's in het park - geschrokken van het gehuil - pakten elkaar wat steviger vast.
In café ‘De Roeland’ was het nog drukker geworden toen Danny de deur opensmeet. Alleen. ‘Wel, schoonen van het bloemenparadijs, waar is uw neger nu?’ klonk het spottend. Bulderend gelach. Voor één keer deed het lachen hem niet ineenkrimpen. De verrassing die hij in petto had, gaf hem een superieur gevoel. Rustig wachtte Danny tot het stil was. Toen opende hij zijn broek en haalde zijn penis eruit. Onmiddellijk daarna haalde hij het bloederige lid van de neger uit zijn jaszak en hield het naast de zijne. | |
[pagina 157]
| |
‘De mijne is langer’, zei Danny. Enkele mannen in het café begonnen te braken. Eén van hen was Martin.
Na haar derde glas wijn voelde Kristien hoe haar kutlippen over elkaar gleden bij iedere beweging die ze maakte. Helemaal verwonderlijk was het niet, want speciaal voor de gelegenheid had ze haar sexy lingerie van de Sarma aangetrokken. De gedachte aan de zwarte zijde en het dunne lint in haar bilspleet had haar helemaal opgegeild. Toen ze te kennen gaf dat ze genaaid wilde worden, was het alsof zij het niet was die de woorden zei. Voor alle zekerheid deed Kristien haar kamerdeur op slot. Stel je voor dat iemand het in zijn hoofd kreeg om toch vroeger naar huis te komen. Na amper tien stoten en op de rap van 2Live Crew kwam ze klaar, op de manier waarop alle meisjes klaarkomen, of misschien niet, want dit was toch wel iets anders. In ieder geval, van één ding was ze nu zeker: een neger had een langere dan een blanke.
Toen rond 4 uur in de ochtend de laatste gasten zaal ‘De gouden kroon’ verlaten hadden, pakte Cyriel zijn vrouw, Jeanine, eens goed vast onder haar rok. Als hij gedronken had, werd hij altijd erg emotioneel, dat wist ze. Nu, van haar mocht het nog wel een keer. Tenslotte was dit een speciale gelegenheid. Bij het openen van zijn broek voelde ze zich wat onwennig. Zo lang geleden was het. ‘Eigenlijk, Jeanine, moeten we toch wel dankbaar zijn. Wij zijn gezond, onze kinderen zijn gezond, de zaak draait goed en we komen niets tekort. Wat kan een mens nog meer wensen?’ In de ogen van Cyriel blonken tranen. ‘Dit is echt het bloemenparadijs’, zei hij. ‘Ons bloemenparadijs’, corrigeerde Jeanine terwijl ze haar rechtermiddelvinger in de aars van haar man wurmde. |
|