| |
| |
| |
Jos Evens
Praagse Lente Revisited
Helga heeft haar rosse haren strak rond haar hoofd gecoiffeerd. Ook de zwarte,
crèpe jurk spant rond haar slanke jongenslijf. Helga keert vandaag haar kontje
tegen de krib.
Bij wijze van afscheid en tot weerziens zoent Jaroslav haar oranje geverfde
lippen - ze voelt zijn snorharen schuren -, en aait met zijn dikke, harige hand
tussen haar benen.
- Wanneer kom je weer thuis? vraagt Helga, terwijl ze zich van hem afkeert en
lusteloos aanstalten maakt om het pak dat hij vanavond zal dragen, te strijken.
Jaroslav is gediplomeerd ingenieur, maar werkt als loodgieter, en heeft sinds de
toeristen uit West-Europa de stad overrompelen, nog een bijbaantje als ober.
- Het gewone uur ... als het God belieft.
Jaroslav knipoogt. Ze weet dat ‘God’ zowel op haar als op Hem
slaat. Hij snokt aan de versleten veters van zijn eeuwige sportschoenen. Helga
heeft hem zo leren kennen. Hij is met die dingen vergroeid, maar met zijn
hangbuik past hij er niet meer bij.
Ze ranselt zijn weerbarstige broek als ze Vaclav de deur hoort dicht slaan en met
veel gebons de houten trap naar de straat, vier verdiepingen lager, hoort af
rennen.
Ongeduldig werkt ze aan het kledingstuk, ongeconcentreerd, terwijl haar ogen de
schrale, afgebladderde muren aftasten. Met de heen en weer gaande bewegingen van
haar strijkijzer telt ze het ritme van de lekkende kraan als een metronoom mee.
Tweeduizend Kronen méér per maand voor deze bouwvallige studio in deze
huurkazerne aan de rand van de stad sinds het ‘gordijn’ werd
neer gehaald.
Haar vingers betasten de warme stof van Vaclavs broek en graaien gretig in het
kruis.
Ze is klaar.
Nu.
| |
| |
Ze keurt zichzelf voor de spiegel. Er moet enkel nog een goudkleurig halssnoer
rond haar bleke, slanke hals, en een dito armband rond haar smalle, bleke pols.
Dat is alles.
En God?
Ja, god!
De ijzeren plaatjes onder de afgesleten hakken van haar rode schoenen ketsen
vonken uit de stoepstenen. Ze posteert zich op de hoge berm van de tramhalte
midden in de asfaltvlakte van Strasovice, de brede toegangsweg naar het centrum
van Praag. Het is er bloedheet. Ze benijdt de boyscouts, ginder op een
caféterras met een halve liter Pilsener Urquell voor zich. Duitsers. Blote benen
onder glazen blond bier. Bruisende branie.
De snerpende tram snijdt onbarmhartig door dit beeld van verlangen. Ze hijst zich
op aan de tot op het koper afgesleten trapleuning die aan de deur is bevestigd.
En zoals altijd ‘vergeet’ ze haar ticket in het aantikkertje
te steken. Weer vier Kronen gespaard. Als de controleur komt, trekt ze per
toeval haar jurk wat hoger op.
Maar hij komt niet.
Nooit meer?
Nooit meer. Het Praagse Bestuur van Buurtspoorwegen probeert de bij
Siemens-Nixdorf aangekochte computers uit en ontslaat massaal zijn personeel.
Er zitten maar een paar reizigers op de donkerbruine, kunstleren banken. De
gekende gezichten. De wanden van het tramstel zien eruit zoals de muren van de
traphall thuis: ooit crèmekleurig, maar nu vaal door het aangekoekte vuil en als
Kandinsky's doorkerfd met talloze zwarte strepen van erlangs schurende schoenen,
tassen en paraplu's.
Helga kijkt voor de tienduizendste keer naar het groen van de randstad Stresovice
dat als een dot schaamhaar boven de gebouwen van de Praagse bovenstad uitsteekt.
En voor de tienduizendste keer ziet ze hoe het stilaan vergruizelt tot het grijs
en het grauw van de stadsgebouwen, | |
| |
waarvan er elke dag weer méér
in de steigers staan.
In de drukke Kripotestraat wringt ze zich tussen de haastige Pragenaars en
drentelende toeristen door. Toch is ze sneller dan de tram die nog tot op de
hoek in dezelfde richting moet en als een luie reuzetor zijn weg lijkt te zoeken
tussen het denderende verkeer van stinkende Skoda's en Duitse luxe-auto's.
Roestig of blinkend staal bakt in de zon, terwijl mensen de schaduw van de hoge
gevels opzoeken.
Helga slaat de verkeersvrije zijstraat in die op de Vitava dood loopt. Rechts op
de pier staat het theatergebouw. Hier werkt ze, als dienster in het eraan
verbonden tuinrestaurant. Hoe lang zou dit imposante gebouw hebben leeg gestaan?
Nu heeft het Nationaal Marionettentheater er een stek gevonden.
Links staan er twee treurwilgen, op de rand van de stroom. Zelfs hier, midden in
de stad, is de Vitava door harig groen afgeboord. Even tuurt ze naar de
overkant, waar de okergele huisjes van Mala Strana staan te zinderen in de
voormiddagzon.
Ze loopt de lage, koele passage onder het theatergebouw in. Door de openstaande
deuren, onder de steunbogen bekijkt ze pas geschilderde decorstukken: de
metaalkleurige commandeur Gonzalo trekt haar aandacht omdat hij overal bovenuit
steekt. Wie die pop moet manipuleren, zal zijn werk hebben, denkt ze, terwijl ze
nu al rugrillingen krijgt als ze denkt aan het moment dat die figuur in volle
vuurwerk door de muren breekt en Don Giovanni op zijn verantwoordelijkheid zal
wijzen: een leven van vertier, dat eindigt zonder plezier.
Ze houdt van de verfgeur die hier hangt en talmt een beetje.
Als ze verder loopt, versnelt ze haar pas bij de smalle deur van de kraaknette
toiletten. Het duizelt haar als ze denkt aan de donkergrijze wandtegels en
helwitte wastafels en deurtjes erachter. Een wc-oase in Praag. Een staaltje van
Scandinavische hygiëne. Ginder gebouwd en als een kant-en-klaar pakket naar hier
overgebracht.
Om naar het tuinrestaurant op het einde van de gang te gaan
| |
| |
| |
| |
moet ze een vijftal treden omhoog en bukkend onder een lage deur door, meer een
gat dat vroeger als kolensleuf moet hebben gediend. Na het grijs en de
grafkoelte koestert ze zich in de kleurige warmte van het zonlicht.
De toeristen vinden hier - gelukkig - slechts aarzelend hun weg.
Jozev is er al.
Hij groet haar zonder haar aan te kijken. Zijn eeuwige glimlach lijkt op zijn
ingevallen gezicht bevroren. Hij is bezig voorzichtig en uiterst traag pas
afgewassen glazen van de tafel op het rek te zetten. Zijn fijne, bijna delicate
handen strelen de voorwerpen, zo lijkt het. Teder respect voor dingen, als waren
ze van Boheems Crystal.
Hoelang was dat nu geleden? - toch nog geen twee maanden, dacht ze - dat hij
bevend gaten in de buitenmuur van het gebouw had geboord om rekken te
bevestigen. ‘Zelfs de Russen hadden in 1969 het theatergebouw niet
durven beschadigen,’ had hij weifelend opgeworpen vooraleer hij de
boor in de monumentale zandsteen puntte, maar Helga had zich achter hem
opgesteld en hem aangemoedigd door hem plagerig in zijn magere billen te knijpen
terwijl de boor als door boter in de muur gleed.
Ze hadden de slappe lach gekregen waardoor de boor nog een scheve trek op de
steen had achtergelaten, als een spoor van bloed na een ontmaagding. Waarna ze
nog harder hadden gelachen, maar elkaar niet meer hadden aangekeken.
Waarom niet?
Moest er nog iets worden bewaard?
Maar Jozev had na die lachbui stil met die rare glimlach voor zich uitgekeken, de
boormachine aan haar gegeven en zich op de toiletten, toen nog in aanbouw,
teruggetrokken.
Helga had verder geboord, alsof ze voor haar leven vocht, de pluggen in de
gaatjes gewurmd, de schroeven doorheen de gaatjes van de houders gedraaid en de
planken erop gehaakt.
Toen Jozev terugkwam, was hij zonder iets te zeggen, maar nog steeds met die
vreemde glimlach op zijn gelaat, aan de slag | |
| |
gegaan. Zonder morren
had hij de gaten geboord om de spoeltafel te installeren en de zaak verder
afgewerkt.
Helga kijkt toe hoe hij de glazen op de rekken plaatst. Ze neemt haar tijd en
keert haar rug naar het groepje toeristen dat - nu al! - aan een tafeltje heeft
plaats genomen. Het beste plaatsje, met zicht op de Karluv Most, dicht tegen de
muur aan de kant van de Vitava, onder een eucalyptus die zijn dikke puntmutsen
van bloemen in de zon koestert.
- Heb je die dikke Duitser gezien, Jozev? zegt ze, terwijl ze zich van het terras
afkeert.
- Hoe weet je dat het een Duitser is?
Jozevs stem is laag en nasaal.
- Dat ruik ik.
Jozev zucht.
- De oorlog is al lang voorbij, Helga.
- Maar de bezetting nog niet.
Ondanks haar afkeer neuriet Helga nu, terwijl ze dromerig over de Vitava kijkt en
voor het eerst ziet dat nu zelfs de Burcht in de steigers staat. Een groen zeil
dekt bijna de helft van het gigantische, witte gebouw af. Hopelijk vindt Vaclav
Havel in dat stulpje nog ergens een kamertje met uitzicht, denkt ze.
Jozev heeft zich ondertussen naar haar en dus naar het terras gekeerd. Ze ziet
zijn mond bewegen.
- Wat zeg je?
- Je hebt gelijk. Die man mankeert enkel nog zijn Lederhosen.
- Wedden dat-ie bier bestelt?
- Zijn we dan al open?
Helga schudt haar hoofd.
- Ik ben hier nog niet klaar. Jij?
- De glazen staan nog niet allemaal op hun plaats.
- Wanneer open je de kassa, Helga?
- Verdorie Jozev. Ik heb vergeten wisselgeld te halen.
- Off you go!
- Ik ben zo terug.
Helga kijkt toch nog even naar de tafel waar de dikke man | |
| |
zit. Hij
buigt voorover naar de vrouw in de witte jurk die tegenover hem zit. Ze is
gebruind en slank en draagt een zonnebril, hoewel het licht, zéker hier onder de
bomen, gebroken is.
Helga vermoedt dat dàt zijn vrouw niet is. De man is te oud en hij werpt te
gretige blikken op haar. De dame lìnks van hem is waarschijnlijk zijn vrouw. Ze
heeft haar handtas op haar brede schoot gelegd. Ze draagt een donkerblauwe rok
onder een gebloemde blouse. Haar dikke haren zijn gekamd naar het model van een
Duitse legerhelm. Zij kijkt stil voor zich uit en af en toe naar hen, halvelings
de conversatie volgend en zeker niet geneigd om er zich mee te bemoeien. De man
tegenover haar is blijkbaar wèl in het gesprek verdiept, hoewel hij zélf geen
woord zegt.
Helga zou hen kunnen vragen wat ze willen drinken. Ja, dat kan nu wel. Haar
schoenen kletteren over de straatklinkers van het pad tussen de tafels en leggen
het gesprek van de Duitsers onmiddellijk lam. Vier paar ogen tasten haar lichaam
af. Waar de tafels zelf staan, voelt ze de scherpe grindsteentjes aangenaam
prikken tegen de dunne, versleten zolen.
Vier bier dus.
Jazeker.
Ze wandelt tergend traag naar Jozev en geeft de bestelling door.
Jozev noteert ze, en gaat rustig verder met glazen wassen.
- Ga nu maar eerst naar de bank, Helga.
- Goed.
Ze slentert de koele passage door. De zon schijnt nu vlak op de hoge zijgevel van
het theatergebouw. Ze maakt gebruik van de treurwilgen om de stralen te
ontwijken. Aan de overkant van de Vitava kan ze de elegante huizen achter de
harige bomen zien.
Maar hier staan slechts deze twee treurwilgen en ze moét nu wel de desolate
asfaltwoestijn in, tussen de hoge herenhuizen door, waartussen de helblauwe
lucht als door een reusachtige | |
| |
verfborstel geschilderd lijkt. Ze
klimt de heuvel op, naar het lommerrijke Karelsplein, waar het dichtstbijzijnde
bankkantoor is gevestigd.
Ondanks haar lichte jurk voelt ze het zweet hardnekkig op haar lijf plakken.
De bankbediende bedient haar automatisch. Ze hoeft niets meer te zeggen. Hij ziet
haar en hij weet het: zoveel geld en vergeet het voor de rest. Toch gunt ze hem
een glimlach. De koelte onder de gewelven doet haar deugd.
Fluitend loopt ze de straten naar beneden en steekt de brede Kripote weer over.
Er staan nu erg veel mensen aan de ingang van het theatergebouw. Haar vriend
Zdenek heeft er een ticketverkoopstalletje. Het is net open. Helga probeert zich
tussen de aanschuivende mensenrij door te wurmen en botst daarbij tegen een
grote man die hevig gesticulerend de weg naar de passage verspert. Even keert
hij zich bruusk om, maar gaat dan verder met agressief razen tegen Zdenek.
Hij spreekt gebrekkig Duits. Zijn hoofd is rood aangelopen en zweet parelt onder
zijn neus en op zijn hoog voorhoofd. Hij bezweert Zdenek dat hij naar de opera
wil en wél op déze avond. Zdenek probeert vruchteloos uit te leggen dat de
voorstelling is uitverkocht. Hoe kan dat? roept de man, en hij is nog wel van
het verre Holland naar deze stad afgezakt, speciaal om een opera te zien, en hij
blijft enkel maar tot morgenochtend. Hij zwaait met een dik pak bankbriefjes dat
Zdenek herhaaldelijk en beslist weigert aan te nemen.
- Knijp zijn ballen af, sist Helga Zdenek toe in het Tsjechisch en kijkt de man
brutaal aan.
Zou ze het zélf doen?
- Zeg dat hij zijn rotgeld in zijn reet stopt!
Ze kent Zdenek. Ze weet hoe hij nu op zijn lippen moet bijten, hoe hij in
homerisch gelach zou willen uitbarsten en heel zijn zootje, zijn kistje vol
kleingeld, zijn reserveringsformulieren, zijn programma- en ticketboekjes in de
gigantische smoel van deze zoveelste opdringerige toerist rammen.
- Scheer je weg, fluistert hij, met gespannen kaken, maar | |
| |
zijn ogen
blinken. Helga loopt schaterlachend de onderaardse gang door naar het
Tuinrestaurant, waar Jozev rustig als altijd van de bar naar de voorraadkamer
sloft.
Onder de bomen geraken de tafeltjes stilaan volzet. Het lijkt wel een lusttuin
vol onderuitgezakte wanstaltigheid, de dikke, witte billen in korte zomerjurken
en shorts als heipalen tussen de sierlijke tafelpootjes geplant.
Maar ze zitten nog altijd op een droogje.
Ze kijkt nog nalachend naar Jozev en beweegt zijdelings haar hoofd in de richting
van het terras.
- Hoe is het, doen we er iets aan?
Jozev haalt zijn schouders op.
- 't Is nog te vroeg, Helga.
- Okee. Als jij het zegt.
- Viviane is er nog niet. Met de broodjes. Stel dat ze daar vragen om iets te
eten, dan moeten we twee keer de bestelling opnemen.
Ze knikt.
Gretig.
- Ja, ze moeten maar wachten.
Zijn stem klinkt koppig.
Zijn ogen staan harder de laatste tijd, hongerig ook, zelfs als hij glimlacht.
- Ja, ze moeten maar wachten.
Ze buigt zich aan de voorkant van de bar staand diep voorover naar de wastafel
toe, alsof ze zò de nog resterende glazen wil afwassen.
Jozev gaat aan de andere kant van de bar staan en hoewel ze naar haar handen
kijkt, weet ze dat hij nu naar haar haren kijkt, naar haar wit, sproetig
gezicht, waarin hij haar groengrijze ogen weet alhoewel ze haar blik heeft
neergeslagen, zodat ze nu samen kijken in haar openhangende decolleté, met de
melkwitte kussentjes daarin. Een straaltje zweet droogt traag in het gleufje
ertussen, de veraf gelegen poort tot haar paradijs.
Maar eerst moet het vee worden bediend.
Viviane stommelt de trappen op. Ze draagt een enorme korf | |
| |
en Jozev
snelt haar te hulp. Hij lijkt lichtjes voorover gebogen te lopen. Helga grijnst
als hij zich schuw van haar weg draait en snel Viviane van haar last verlost.
Viviane is mollig en het karwei heeft haar verhit. Er tekenen zich ringen van
zweet onder haar oksels af. Ze draagt een lichtblauwe T-shirt. met een
Kristuskop erop, en daaronder de slogan: Kill Your Idol.
Ze smakt het deksel van de korf open en begint boerend en blazend de sandwiches,
in plastic verpakt, op de toonbank rechts van de bar te stapelen. Ze kijkt op,
en laat haar ogen glijden naar Helga en Jozev die haar bewegingen hebben gevolgd
en van daaruit naar de paar dozijn hongerige, en dorstige klanten. Ostentatief
haalt ze haar neus op, veegt ze met de muis van haar hand uitgebreid af, en
werkt verder.
Jozev en Helga kijken geamuseerd toe hoe ze met haar dikke handen oneerbiedig in
de broodjes knijpt, haar neus bewerkt en weer in het brood knijpt. Even staat de
tijd stil. Als Helga haar ogen bijna dicht doet, ziet ze een waas rond Viviane,
de muur tussen terras en Vitava lijkt van karton en de boomblaadjes, de
Burchtheuvel in de verte onder de blauwe hemel lijken een geschilderd decor.
Ze draait haar hoofd naar de restaurantgasten.
Het filmbeeld wordt scherp gesteld.
Jozev en Viviane zijn druk bezig: de glazen worden zorgvuldig op het rekje
geplaatst, de flessen worden stuk voor stuk schoon geveegd, de bierbakken in de
voorraadkamer netjes opgestapeld, eerst links, dan - ja, beter toch maar weer
rechts. O ja Helga, de vloer moet nog maar eens worden geveegd en nog een keer?
En nog eens.
De onrust aan de tafeltjes groeit, maar er moeten nog flessen worden ontkurkt en
de tapkraan functioneert niet voor honderd procent. Jozev duikt weg onder de bar
en frutselt aan het toevoersysteem. Helga gaat voor hen staan. Ze weet dat hij
nu - laag gehurkt zoals hij daar zit - haar hoge benen kan zien en ze laat haar
knieën traag en plagerig tegen elkaar glijden. Een hand glijdt traag langs de
buitenkant van haar dijen onder haar jurk, | |
| |
en dan naar de
binnenkant, eerst één vinger onder de rand van haar slipje, dan de hele hand.
Helga drukt haar onderbuik naar voren, terwijl ze afwisselend naar Viviane kijkt
die schaapachtig in een bierworstje bijt, en dan weer naar de mensen aan hun
tafeltjes, ver weg in een waas.
Maar de beelden breken in haar ogen.
- Fraulein, bitte! schreeuwt er iemand.
Jozevs hand is stil nu. En dan glijdt ze van haar af.
Helga gaat opzij en Jozev kruipt onder de bar uit. Ze knikt naar de onrustige
gasten. Maar het rekje zakt te fel door onder de last van flessen, ijsemmers en
knabbelnootjes.
- Hier moet nog een stutje onder, Jozev.
...
- Jozev, heb je de koelkast wel laten draaien vannacht?
...
- Helga, vergeet de mat niet schoon te maken voor de bar.
...
- Viviane, denk je aan de uitjes voor de broodjes? Heb je ze nog niet gesnipperd?
...
- Ober! Ober! roept de dikke Duitser, Ich habe schon seit lange Zeit bestellt!
Zijn kreet brengt de mensen nu samen. Het koor moppert en gromt.
Maar daar is Jìri, de theaterrekwisiteur, een zestienjarig artistiek genie. Als
een duivel uit een doosje duikt hij op uit het keldergat. Hij heeft een grote
marionet onder zijn linkerarm, een stoffen pop met porseleinen hoofd. De dikke,
rosse vlechten slingeren rond het bolronde, witte gezicht. De blauwe ogen, groot
als eieren, staren dwaas en onbestemd. Jìri gooit zich bij de muur die het
terras van de Vitava afboordt, op de grond, de paarse, gazen jurk van de pop
tussen zijn blote, bleke benen, het hoofd achterover op zijn lies. Hij neemt
verf en penseel, en begint traag de open mondholte van de pop, een weidse
trechter, af te boorden met bloedrode verf, de lippen wellustig uitwer- | |
| |
kend, in harmonie met het in veelkleurig groen en rood en geel
uitgevoerde vestje dat over de paarse jurk is getrokken.
In een oogwenk wordt hem het licht van de zon benomen door tientallen fotografen.
Ze hebben vanop hun stoeltjes ademloos zijn bewegingen gevolgd: hoe hij
achteloos de pop als een kip onder zijn armen hield, hoe hij daarbij de paarse
jurk tegen zijn naakte, kortgebroekte benen liet glijden. Ze observeerden zijn
nonchalante houding tegen de muur, maar ook zijn geconcentreerde blik toen hij
met de tong tussen zijn lippen, met zijn vrije hand zijn lange, zwarte haren die
hem voor de ogen gleden, achterover vegend, aan zijn decoratief werk begon.
Jìri kijkt niet eens op, maar werkt naarstig verder, en kan slechts door de benen
van de fotografen heen zien wat niemand van hen ziet: Jozev en Helga: zij
voorover gebogen liggend op het blad, hij staat achter haar, kaarsrecht. Hij
heeft haar jurk hoog opgeschort en laat zijn handen over de binnen- en
buitenkant van haar billen glijden.
| |
| |
Jìri concentreert zich op de pop. Op haar open mond met het kleine besproete
wipneusje daarboven en die grote kinderogen daar nog boven. De zonnestralen
vallen plots weer op hem. De aandacht van de gasten heeft zich verplaatst.
Jozev heeft Helga eerbiedig voor zich op het koele, stenen pad gelegd. Hij is
helemaal naakt en zij trekt haar zwarte jurk op tot tegen haar hals en klemt
haar slipje als een dood vogeltje in de palm van haar hand.
Jozev glijdt op haar en dan in haar. Als hij even kantelt ziet Helga de open
gesperde ogen boven haar, de schuimende, vloekende lippen, maar door de ruk in
en op haar hoort ze niets. Ze fluistert Jozev in nog dieper in haar te komen, en
trekt tegelijkertijd haar bekken wijd open, terwijl ze zijn achterste ranselt
met de scherpe ijzertjes van haar hakschoenen. Ze ziet dat zelfs Viviane nu met
haar onderbuik tegen de rand van de broodjestafel schurkt, terwijl ze hele
stukken Duitse salami in haar mond propt.
Ze ziet geen schuifelende schoenen meer, geen hevig benenwerk, geen schuimende
tronies: iedereen is weg, behalve Jìri ginder ver, die de marionet op haar buik
heeft gedraaid en het poppenhoofd in zijn geopende gulp op en neer laat gaan. De
paarse voile van de jurk stroomt tussen zijn benen weg.
Ze voelt nu Jozevs lichaam schokken boven haar en schatert het uit, en dan lacht
Jozev, en dan Viviane, hoogrood, de tranen stromen uit haar ogen en ook Jìri
ligt nu met zijn bleek hoofd in een kramplach achterover.
- Je zult moeten wachten, Commandeur Gonzalo, duizend lentes lang! schreeuwt
Helga en boort haar vingernagels in Jozevs billen.
Als om ze nooit nog los te laten.
|
|