| |
| |
| |
Maryse Vincken
Een zomer op Robbeneiland
Al bijna een uur zat Lamine in de bar van Hotel Atlantique. Hij nipte afwisselend aan zijn koffie en zijn cognac. Alcohol drinken, dat had hij in Europa geleerd. ‘Ofwel ga je aan de zwarte koffie, of aan de sterke drank, of aan de sigaret’, voorspelden zijn moslimvrienden hem toen hij vier jaar geleden naar Parijs ging studeren. Hij had aan geen van de drie kunnen weerstaan. Het was een uur of één en hij had die dag nog niets gegeten. Zijn maag stond er niet naar. Het doorzakavondje van gisteren was nog lang niet verteerd. Enkele maanden geleden was hij met grootse plannen terug naar Afrika gekomen maar hij was niet meteen naar zijn geboorteland gegaan want daar kon je niet rijk worden. Hij was aan de kust blijven hangen in een stad met een haven. Voor een Saheljongen was water immers zoiets als een goudmijn. Hij keek door het meterslange raam naar de Oceaan en vroeg zich af waarom die in de toeristische folders altijd azuurblauw gekleurd was. De Middellandse Zee, die lag er meestal blauw en rustig bij, maar de Oceaan had zelden een vriendelijke dag, die beukte aanhoudend op de rotsen in terwijl felle windstoten de watermassa's verplaatsten met de kracht van een hijskraan die een container optilt. Als hij zich op het overhangend balkon van zijn kamer naar de zee boog dacht hij vaak aan Robbeneiland, een vergelijking die de andere gasten wellicht wat overdreven vonden.
Hij bestelde nog een cognac en een dubbele koffie. Zijn linkerhand hield hij in zijn broekzak bij de brief van Binguy. Het gat in de voering voelde steeds groter aan. Hij moest zich nodig een tweede vlot zittend pak aanschaffen, dan kon dit naar de kleermaker. Er lagen nog wel een jeans en enkele sweaters in zijn kast maar dat was vrijetijdskleding en een beginnend zakenman had geen vrije dagen. 's Zaterdags en 's zondags ontmoette hij self made-businessmen in de lounges van dure hotels en omkoopbare ambtenaren in volkse kroegen. Op beide
| |
| |
plaatsen maakte een pak met een haute coutore-naam indruk. Zaken doen, daar had je anderen voor nodig, zeker in Afrika. Binguy was de enige die steeds was blijven schrijven. Hij had een hele schoenendoos vol brieven van haar. Ze vertelde over haar prestaties op school, de kapsels die in de mode waren en over hoe ze hem miste. Soms was hij ervan overtuigd dat vrouwen beter konden wachten dan mannen. Ze schreef vaker dan hij en zonder overhaaste doorhalingen.
Zijn studie boekhouden in Parijs was op een sisser uitgelopen, maar daar hield hij geen verloren droom-gevoel aan over. Hij had niets anders verwacht, een boekenwurm was hij nooit geweest. De oversteek naar Europa had nog het meest op een vlucht geleken, hoewel hij dat nooit aan Binguy of aan zijn vader had durven bekennen. Hij hield van Binguy maar wilde niet met haar trouwen, toen toch niet. Een huwelijk betekende voor hem een stille belofte doen om nooit meer verliefd te worden - op een ziel of op een lijf of op alletwee tegelijk - en die gedachte benauwde hem zo dat hij de vrouw die hem het meest lief was op een brutale manier achterliet. Hij speelde met het idee dat een overdosis vrouwen hem misschien definitief bij Binguy zou kunnen brengen. In Parijs sliep hij bij een blanke huid waarvan hij de geur nooit helemaal in zich kon opnemen en werd hij wakker in een sluier haar waar alle zwarte vrouwen - en mannen - jaloers op waren. Maar met de ontluisterende studieresultaten kwam er ook een einde aan de fascinatie voor de Franse vrouwen. Lamine besefte dat hij niet kon worden wat hij niet was. Als de gelegenheid zich voordeed deelde hij zijn bed met een Afrikaanse ‘exilée’ zoals hij de meisjes noemde die te ‘wit’ waren voor een leven in Afrika en te ‘zwart’ om zich in Europa thuis te voelen. Met een vrouw moest je op z'n minst je heimwee kunnen delen.
Hij begreep dat hij niet met lege handen naar huis kon en nam het beste van de slecht betaalde baantjes aan waar buitenlanders aanspraak op konden maken. Acht uur per dag, vijf dagen per week, stopte hij reclameblaadjes in brievenbussen.
| |
| |
Op zaterdagochtend stond hij met een stapel papier op de markt onder de metrobrug en als hij naar het Algerijnse vrouwtje en haar vruchten van over zee keek dan wist hij dat hij niet lang meer zou kunnen blijven. Hij kocht een pak van Giorgio Armani en legde een collectie cassettes met Westerse dansmuziek aan. Die was niet alleen voor hem zelf bedoeld. Later zou hij ze overtapen en er een aardige cent aan verdienen want de Afrikaanse jeugd leek een beetje uitgeswingd op de rumba's van Papa Wemba. Het geld dat hij van zijn salaris overhield plaatste hij op een spaarrekening tot op de dag dat hij zich associeerde met zijn Turkse vriend die leerwaren voor een spotprijs ging opkopen in Izmir. Met zijn laatste geld kocht hij nog een reeks hoogpolige tapijten met een Mondriaan-achtig dessin en verscheepte die samen met de handtassen en de poefs. Hij nam zelf het vliegtuig en bedong bij de directeur van Hotel Atlantique een gunstige prijs voor een verblijf van onbepaalde duur. In ruil daarvoor bood hij aan zijn belangrijkste zaken-afspraken in het hotel te laten plaatsvinden. Over de eerste betaaldag werd gezwegen. Van Europese zakenlui wist je dat ze een vette portefeuille hadden, maar zo'n Afrikaanse jongen zat gewis op zwart zaad. Toch werd de deal vrij snel gesloten want ook de directeur had niet zoveel speelruimte. Met de heetste maanden voor de deur - april, mei en juni - hoefde hij niet op de Europeanen te rekenen.
Op een van die eerste dagen was Lamine post gaan vatten in het douanekantoor. Of hij snel over de verzonden goederen kon beschikken was niet duidelijk. Zoals overal in Afrika speelden douanebeambten een machtsspelletje met hun cliënteel. Douaniers behoorden tot de klasse van rijke onderbetaalde functionarissen. Je moest wel gek zijn om leraar of verpleger te worden als je vader je in de inklaringsdienst van de haven kon binnensluizen. Lamine had niets anders verwacht dan een zenuwslopende confrontatie met een stelletje arrogante kerels die je vragen alleen maar leken te begrijpen als je een stapel bankbiljetten onder de tafel schoof. Het was al een hele
| |
| |
opluchting als je ze 's ochtends rond tienen niet uit de kroeg aan de overkant hoefde te sleuren. Ooit was er een Westafrikaanse president geweest die korte metten maakte met dit soort parasieten. Hij liet geregeld de drankgelegenheden uitkammen en riep 's anderendaags over de radio om welke ambtenaren wegens dronkenschap en niet-gerechtvaardigde afwezigheid hun baan hadden verloren. Maar zolang de president zelf deel uitmaakte van het profitariaat had de gewone burger tegen wil en dank een hand in de witte-boorden-corruptie.
Tijdens het lange wachten in het douanekantoor had hij Animata ontmoet, een echte Wolof-vrouw, rijzig en dominant, met fonkelende ogen en uitdagend bijgekleurde lippen en evenveel kilo's op de heupen als ze kinderen op de wereld had gezet. Met haar hooghartige stap liet ze je merken dat ze er niet over piekerde dat overgewicht weg te lijnen. Integendeel. Het kwam haar van pas in de rol van matrone. De afgelopen twintig jaar had ze het klappen van de zweep geleerd en Lamine ging in haar gezelschap wat meer in eigen kunnen geloven. Hij sloeg een krachtiger toon aan tegen de douaniers en noteerde adressen van bonafide kleinhandelaars waar hij met de groeten van Animata over de drempel kon stappen. Ze was een vrouw die je moeilijk kon taxeren, gul en veeleisend tegelijk, genereus en bezitterig op hetzelfde moment. Je wist nooit naar welke kant de balans zou doorslaan. Maar Lamine had haar nodig en screende haar dus niet echt. Hij ging in op haar uitnodigingen voor een copieuze maaltijd ‘en familie’ of een bezoek op zondagmiddag als ze voor de gezelligheid een groep Koran zangers had ingehuurd die in kleermakerszit en met vibrerende stem een a capella-optreden ten beste gaven. Hij vroeg zich af waarom Animata hem nodig had. Ze was gescheiden maar aan vrijers had ze geen gebrek. Het gebeurde zelfs dat ze zich tijdens de sacrale gezangen met een van de gasten in haar kamer terugtrok en schaamteloos de sleutel omdraaide. Zijn relatie met haar beperkte zich tot de huiselijke en de zakelijke sfeer. Af en toe vroeg ze hem haar naar een afspraak In de stad te brengen. Ze kon zelf niet rijden en Lamine mocht in ruil de auto wel eens lenen. Hij dacht dat ze
| |
| |
graag in zijn buurt was omdat ze hem meer vertrouwde dan haar gedrogeerde gelegenheidschauffeur die er meestal niet in slaagde haar wagentje zonder een nieuwe deuk rond de Place Soweto te rijden of de zoveelste businesspartner die evenmin een zakenman als een partner bleek te zijn. Lamine kwam steeds vaker tot de vaststelling dat de Afrikanen hem anders taxeerden dan voor zijn uitstap naar Europa. Hoewel hij hen geen diploma kon voorleggen, leken ze ervan overtuigd dat hij met meer kennis van zaken was teruggekomen dan hij ooit aan een zwarte universiteit had kunnen vergaren en dat er bovendien een label van onkreukbaarheid op zijn borst hing.
Misschien had de man die op een zaterdagavond plots aan Animata's deur stond hetzelfde gedacht. En hij had op zijn beurt niet de minste moeite om indruk op Lamine te maken. Bij het zien van Ben Johnson's tweelingbroer verslikte Lamine zich in een lepel maffé. De in een bombazijnen tuniek gehulde figuur vulde de hele deuropening en bleek een naam als een donderslag te hebben: N'Doye. Lamine keek nog even naar Animata om aan de weet te komen of hij met een huisvriend of een charlatan te doen had maar hij zag alleen de glimlach van een gevleide gastvrouw en het knikje naar dochter Oumi die zich meteen naar de keuken haastte voor een extra portie carbonades. Tussen de gangen door praatten N'Doye en Lamine wat vaag heen en weer en werd de imposante gast voorgesteld als een respectabele huisvader en raadgever van de burgemeester. Of die laatste kwalificatie een lucratieve bezigheid dan wel een erefunctie betrof, kon Lamine niet achterhalen.
Een tweetal weken later belde N'Doye hem in hotel Atlantique op en stelde voor hem in contact te brengen met enkele vooraanstaande burgers. Lamine dacht er toch niet aan die Europese accessoires op de markt of in de boetieks van de Libanezen te kunnen slijten? Daar winkelden de dienstmeisjes en die namen beslist geen tapijt mee voor hun mevrouw. N'Doye vroeg een onbeduidend percentage op de winst die door zijn toedoen tot stand zou komen, en Lamine kon alleen maar
| |
| |
verbijsterd zijn over zo'n meevaller. Toen hij zich in de vriendenkring van Animata een en ander liet ontvallen over het nakend samenwerkingsverband, merkte hij dat er wenkbrauwen verden gefronst en iemand geforceerd een ander onderwerp aansneed. De achtergrond van N'Doye bleef duister tot Abdou, de geflipte chauffeur, met het verhaal op de proppen kwam dat de krachtpatser vroeger bij de B.I.A.O., de meest gerenommeerde bank van West-Afrika, in dienst was geweest en daar, om makkelijk te gissen redenen, de bons had gekregen. Daarbij zou hij Animata nog een flinke som schuldig zijn en wilde geen fatsoenlijke zakenman meer met hem in zee. Maar mensen haalden snel hun kwaaie tong boven, vond Lamine, en wist zo'n cocaïnesnuiver fantasie en werkelijkheid eigenlijk nog van elkaar te onderscheiden? ‘Ik heb er in elk geval niets bij te verliezen’, zo besloot hij. Hij trok steeds vaker zijn beste pak aan en kocht een duurdere after-shave, een die je niet echt rook maar onmiddellijk miste als je hem een keer vergeten was. Op de zwoele avonden die het regenseizoen aankondigden parkeerde N'Doye zijn tweedehands Mercedes minstens een keer per week voor de ingang van het hotel en wachtte daar, ongeduldig toeterend, op Lamine die hevig zwetend achter de knoop van zijn das, de trap nam naar de iets hoger gelegen corniche. Met de vrijkaarten van N'Doye gingen ze naar het Ballet National in het theater aan de avenue G. Pompidou en na afloop van de voorstelling openden de deuren van de Black and White Jazz Club zich zonder dat een van beiden zijn portefeuille hoefde boven te halen. ‘Gezien worden moet je voornaamste bekommernis zijn’, hield zijn mentor hem voor. ‘Als je daar in slaagt, verkopen je tapijten en leer vanzelf. Wie weet, wordt je wel een partnership aangeboden in een Frans-Afrikaanse joint venture. En vergeet niet op het gepaste ogenblik te zeggen dat je met een computer kunt werken. Voor die magische toestellen hebben ze hier nog meer ontzag dan in Parijs!’
Binnen de kortste keren was Lamine kind aan huis in de meest mondaine eethuizen en nachtclubs die de metropool rijk was. Hij schranste in de ‘Safari 2000’ waar een bouillabaisse van
| |
| |
| |
| |
hemelse klasse geserveerd werd, drukte handen van geneesheren die in de V.S. gestudeerd hadden en met stelligheid beweerden dat hij ‘a great job’ zou gaan doen. Hij volgde N'Doye naar de goktafels van het casino waar die het moest afleggen tegen de direkteur van de luchthaven en nam af en toe een kersverse relatie mee naar het hotel zoals hij aan de manager beloofd had. Als hij zich in de plafondhoge spiegels voorbij de bar zag lopen, glimlachte hij een beetje geniepig tegen zichzelf. Hij kon meer dan tevreden zijn. Met een kwart Arabisch bloed in de aderen was hij altijd al een aantrekkelijke man geweest: een fijne, lichtjes gekromde neus in een ovaal gezicht, gestileerde jukbeenderen en een gebasaneerde huid. Daar kwam nu nog bij dat hij goed geld begon te verdienen en dat de combinatie van bankbiljetten en charme als een magneet op vrouwen werkte. Op de dansvloer van de Tropicana werd hij versierd door meiden die ook zonder zijn aanwezigheid in begerenswaardig gezelschap naar huis zouden gaan. Naar de Tropicana ging hij meestal zonder N'Doye. Zijn partner hoefde niet te zien hoe hij zich op Michael Jackson in trance danste of hij in Fanta's oor ‘You're the best’ probeerde te zingen met evenveel wellust in zijn stem als Tina Turner. Tegen de ochtend bestelde hij meestal een taxi die hen naar het strand van Ouakam bracht. Daar bedreven ze de liefde in een kuipje zand tussen de rotsen en doken nadien in de grijparmen van de zee die hen met een ruk weer aan land zetten. Als hij Fanta gillend van pret onder een golf zag verdwijnen, realiseerde hij zich dat dit misschien niet de gelukkigste maar zeker de meest zorgeloze tijd was die hij ooit gekend had. Hij was zelfs geneigd te denken dat hij voorgoed een andere, makkelijker te begane weg was ingeslagen.
De zaken begonnen zo vlot te lopen dat Lamine naar een nieuwe investeringsmogelijkheidheid moest uitkijken. Er diende zich een unieke kans aan toen vader Dabo zijn snackbar aan de haven van de hand deed omdat hij wilde gaan rentenieren bij zijn familie in de provincie. Lamine kende de bar en wist dat hij mits een efficiënter management de netto opbrengst op z'n minst zou kunnen verdrievoudigen. De ligging was uitstekend, vlakbij
| |
| |
de kantoren van het havenpersoneel en de in- en uitrit van de vrachtwagens. Je had er de hele dag passanten en op het middaguur kreeg je meer beambten over de vloer dan je plaats had. Hij zag helemaal hoe het moest: hij zou een terras met frisse meubeltjes en parasols laten inrichten en wat meer groen aanplanten. En het cliënteel moest worden uitgezuiverd. Hij begreep niet dat vader Dabo die zuipschuiten van douaniers duldde of dat aan lager wal geraakt Aziatisch medium. Helderziend was ze al lang niet meer, hooguit beneveld en neurotisch. Haar voornaamste bezigheid was het naar buiten lullen van de klanten. Maar daar zou hij snel paal en perk aan stellen. Alleen de financiering moest hij zien rond te krijgen. Zijn basiskapitaal volstond natuurlijk niet. Een lening bij de bank zou wel mogelijk zijn maar de intresten lagen zoveel hoger dan in Europa... tenzij je een opstapje naar de directie had. Hij dacht even aan N'Doye, schoof die gedachte onmiddellijk weer weg en concentreerde zich op het enige alternatief: Animata. Het volgende week-end toonde hij haar het eethuisje.
‘Een interessante belegging, Lamine’, zei ze goedkeurend terwijl ze een long drink bestelde, ‘maar het zou me niet verwonderen dat je daarvoor mijn bankrekening wil aanspreken!’
Lamine stond wat verveeld naar woorden te zoeken. Animata had een scherpe blik.
‘Natuurlijk krijg je een gunstige lening van me’, stelde ze hem gerust. ‘Als mij vroeger niemand geholpen had, zou ik nu niet de helft van de stoffenboetieks van indigo's en waxen voorzien. Zullen we dan toosten op deze beloftevolle koerswijziging?!’
‘En op onze vriendschap, Animata. Zonder jou zat ik nu wellicht nog bij de douane op mijn lading te wachten.’
‘Je kan in naam van die vriendschap misschien wat vaker goeiedag komen zeggen’, repliceerde ze een tikje berispend. ‘Ik zie je niet meer zo vaak. En je zou Oumi een keer mee uit moeten nemen. Dat kind sluit zich teveel op. Daar spreken we binnenkort nog eens over, hé! Nu moet ik gaan want ik krijg
| |
| |
straks bezoek.’
Na het vertrek van Animata belde hij Fanta op en sprak met haar af in de Tropicana later op de avond.
‘Vandaag mag je me de gekste dingen vragen, kind’, juichte hij, ‘maak er gebruik van want het gaat een zakenman niet elke dag voor de wind!’
Toen hij tegen tienen in de nachtclub op Fanta zat te wachten drong de vraag van Animata pas goed tot hem door. Hij had helemaal geen zin om Oumi mee uit te nemen. En bedoelde ze een keer of regelmatig? Oumi was een jaar of negentien, had geen onaardig gezicht maar een wat domme blik in de ogen. Bovendien had ze nu al de kilo's om de lenden die bij haar moeders leeftijd hoorden. En jongens van twintig waren nu eenmaal naar iets anders op zoek. Haar behulpzaamheid en opgewekt humeur vermochten daar weinig aan. Hij was zo in gedachten verzonken dat hij niet merkte hoe een jonge vrouw hem langdurig opnam en dan aarzelend naar hem toe liep.
‘Hallo, vreemdeling’, zei ze, ‘wedden dat jij uit Egypte komt?’
Lamine zag naast hem een vrouw staan die een halve kop groter was dan hij.
‘Ken je mij niet? Dan ben je zeker nog geen drie maanden in deze stad? Ik ben Rama.’
Ze stak een benige hand uit die de blauwe schijn had van een Touareg-huid.
‘Het lijkt er eerder op dat jouw voorvaders aan de andere kant van de woestijn moeten worden gezocht!’ zei Lamine, verbaasd over zoveel voortvarendheid.
‘En waarom zou ik je kennen als ik hier langer dan drie maanden zou zijn?’
‘Dan had je de fantastische modeshow gezien die ik samen met de eigenaar van de Tropicana georganiseerd heb.’
‘Hier?’
‘Ja, natuurlijk, we hadden voor de gelegenheid een trap en een draaiend podium bijgebouwd. Er was zelfs een Parijse
| |
| |
couturier aanwezig. Maar het leven van een mannequin is niet zo boeiend als het lijkt. Vertel eens iets over het jouwe, je ziet eruit als een bereisd man.’
Rama leek mannequin te zijn geworden omdat dat nu eenmaal voor de hand lag. Ze droeg haar absolute schoonheid bijna als een noodlot. Eigenlijk verveelde die wereld van spots en trendy kleding haar maar als je op de voorpagina van een modeblad kon staan ging je niet solliciteren voor een baan als serveerster. Lamine verdacht haar ervan elke nomadisch uitziende man aan te klampen en hem zo dwingend uit te horen over zijn omzwervingen alsof het haar eigen verleden betrof. Het stoorde hem niet dat ze zoveel vragen stelde. Voor het eerst sinds zijn terugkeer kon hij over Frankrijk praten zonder in een handelsjargon te vervallen.
‘Parijs is niet zoals Afrikanen denken dat het is, Rama’, zo besloot hij zijn verhaal. ‘In Parijs kun je op zoek gaan naar een diploma of naar geld, iets anders is er daar voor ons niet te vinden. Kom, laten we nog een whisky on the rocks drinken want ik kan je toch niet uitleggen wat een winteravond aan de Bastille is, wanneer het zo vroeg donker wordt dat je denkt dat je helemaal geen dag hebt gehad.’
‘Je moet toch niet naar Parijs gaan om dat gevoel te kennen?’ antwoordde Rama terwijl haar blik die van Lamine ontweek.
Toen Fanta binnen kwam trok ze zich diskreet terug. Die nacht wendde Lamine hoofdpijn voor, bracht Fanta zonder omweg naar huis en vroeg dan aan de taximan om hem bij het strand van Ouakam af te zetten. Daar probeerde hij de verwarring uit zijn benen te stappen en voor hij in het wit-grijze zand indutte wist hij dat hij Rama op de planken van een Parijs modehuis wilde zien defileren.
Bijna had hij zijn snackbar naar haar genoemd maar net op tijd bedacht hij dat je in het zakenmilieu niet ongestraft met je zwakheden te koop kon lopen. De dag voor de feestelijke opening hing hij een bordje op met ‘Nioro du Sahel’, een
| |
| |
hommage aan het geboortedorp van zijn vader. In de weken die daarop volgden werd Lamine meegesleurd in de hectische bedrijvigheid van het ondernemerschap. Hij maakte stocks op, kocht drank en eten in, stelde schedules op voor zijn personeel en viel in als er iemand ziek was. Na sluitingstijd ging hij verven, timmeren, boekhouden en publiciteitsstunts bedenken. 's Nachts achtervolgden hem de debet- en creditcijfers en hij kwam al snel tot de vaststelling dat de personeelskosten in het geheel van de omzet zwaar doorwogen, te zwaar als hij op korte termijn middelen wilde vrijmaken om te investeren. Hij ontsloeg de kok die hoofdschuddend zijn spullen bij elkaar zocht en jammerde dat zijn kinderen van honger zouden omkomen en dat Lamine zich voor zoveel gemis aan broederlijkheid bij Allah zou moeten verantwoorden. Lamine die in Europa onder invloed van een minder strikt rolpatroon aardig in de pot had leren roeren, nam op de drukste momenten de plaats achter het fornuis in en liet de rest van de dag het kokkerellen over aan de keukenhulp. Ook een van de serveersters werd verzocht naar een andere werkgever uit te kijken. De minst knappe, hoewel moeder van drie kinderen, moest naar huis met een kleine opzegvergoeding en een vage belofte van herindienstneming als het klantenbestand zou uitbreiden. Even knaagde Lamines geweten maar hij suste het met het ekskuus dat een zaak geen liefdadigheidsinstelling was. Het werd tijd dat Afrikanen het begrip economie anders gingen invullen. Er zou in deze contreien nooit iets van de grond komen zolang werknemers verward werden met familie. N'Doye schoof zichzelf ongevraagd naar voren als medezaakvoerder en zolang hij nieuwe klanten in zijn omvangrijke schaduw meevoerde, maakte Lamine daar geen bezwaar tegen. En als de kassa lekker vol zat, haalde hij er een pak briefjes uit en kocht een paar uit Italië ingevoerde schoenen of een juweel voor Rama.
Lamine hield zich stipt aan de maandelijkse afbetalingen aan Animata. Hij wilde haar niet ontstemmen. Hij nam zelfs Oumi mee uit, niet naar de Tropicana of een andere hot spot in
| |
| |
de stad maar gewoon naar de film. Angstvallig probeerde hij alle sensualiteit uit hun ontmoetingen te weren. En met de keuze van een politiek thema - Cry Freedom - maakte hij er een verlenging van haar schooldag van. Op rustige weekdagen, als hij de bar aan zijn personeel kon overlaten, ging hij wel eens bij Animata dineren. Na de mango's en de thee drong ze er dan op aan dat hij bleef slapen:
‘Met zo'n hitte ga je je toch niet in een hotelkamer opsluiten!’
‘Animata, de Atlantique heeft air conditioning...’
Terwijl ze de rustbanken al onder het afdak van het terras schikte, sputterde ze nog iets van ‘daar worden je longen ziek van’ en strekte Lamine zich gewillig op de gebloemde kussens uit. Als hij daar naar de laatste straatgeluiden lag te luisteren liep steeds vaker een reeks oude beelden door zijn hoofd: hij op de motor, Binguy achterop, haar armen rond zijn middel, klimmend over de zigzaggende weg naar het plateau. Boven, bij het panoramische zicht, probeerden ze hun straat aan te wijzen en vroeg Binguy hoeveel kinderen hij wilde. Of Lamine en Binguy in het salon van haar ouders. In plaats van met haar een algebra-hoofdstuk door te nemen droeg hij, met zijn hand in de hare, Senghor voor: ‘Femme nue, femme noire... j'ai grandi à ton ombre’. Die beelden en woorden hallucineerden hem als hij daar lag, uitgeblust en nerveus van de zorgen om het management van ‘Nioro du Sahel’, en in de war gebracht door mensen als Animata, N'Doye en Rama. 's Ochtends bij de café au lait waren de fata morgana's alweer verdwenen en als hij de sleutel in de deur van de bar stak kikkerde hij op bij de gedachte dat hij Rama straks zou opbellen.
Hij had het er met N'Doye over gehad, over het te gekke plan om een groots opgezet modedéfilé te organiseren op het dak van het vier sterren-hotel Terranga. De mannequins zouden over een loopplank defileren die dwars over het zwembad liep en de gasten zouden applaudisseren op het ritme van een van de beste orkesten van het land. Hij had aan N'Doye gevraagd of ze
| |
| |
zich de ‘Super Etoile du Cap Vert’ konden permitteren.
‘Als die op het programma staat krijgen we de hele beau monde over de vloer’, had Lamines vennoot geantwoord, ‘en we hebben hier niet over een nuloperatie gepraat, we gaan grote poen scheppen. Er zit geld in deze stad, meer dan jij vermoedt, Saheljongen!’
Bij de voorbereiding liet N'Doye zich van zijn beste kant zien. Hij promote het project alsof het zijn levenswerk was, verkocht de toegangskaarten onder zijn lijfspreuk ‘zien en gezien worden’ en overhaalde de twijfelaars met de boodschap dat ze zoveel vrouwelijk schoon nooit meer op een enkele avond zouden kunnen zien. Toen hij een indrukwekkende lijst van upper class-lui kon voorleggen hapten zelfs enkele sponsors toe. De avond van het grote gebeuren hoefde Lamine zich alleen om de gasten te bekommeren. N'Doye en een dienster van de snackbar hadden bij de ingang post gevat om de entreegelden te innen van de gasten die geen kaart uit de voorverkoop konden tonen. Lamine werd enthousiast op de schouder getikt en gefeliciteerd met een initiatief ‘à l'européenne’ zoals de direkteur van het ministerie van handel en industrie het noemde. De zakenbonzen konden echter niet gissen dat het hem in de eerste plaats te doen was om Rama, die niet alleen de koningin van het défilé moest zijn maar ook de ‘talk of the town’ voor de komende weken. Een mannequin moest een komeetcarrière maken en wat Rama betrof zou hij daar persoonlijk voor instaan. Toen ze aan de beurt was kromde hij zich met zijn Japanse camera in diverse houdingen en liet het ene shot na het andere op haar los. De zeebries zorgde voor een opwaaiende jurk met Monroe-effect en hier en daar floot iemand tussen de tanden. Dit zou het begin worden van een verbluffend foto-album waarmee ze zich in de Parijse modewereld zou kunnen presenteren. Lamine was zo opgewonden over het succes van de avond en het schitteren van Rama dat hij het aantal whisky's vergat te tellen en bij het slotnummer van de ‘Super Etoile du Cap Vert’ in een ligstoel naast het zwembad in slaap viel. Toen de laatste gasten naar huis gingen, maakte de manager van de
| |
| |
| |
| |
yoghurtfabriek hem wakker en gaf hem een lift tot bij de Atlantique. 's Anderendaags herinnerde hij zich die rit naar huis maar vaag. Hij spoelde zijn houten kop langdurig onder de douche en bestelde een taxi voor le Méridien, de buitenwijk waar N'Doye woonde. Zijn vrouw keek verbaasd op toen hij naar haar man informeerde:
‘N'Doye? Niet gezien. Je denkt toch niet dat die elke nacht naar huis komt?’
‘Maar hij heeft het geld van het défilé..., ach, misschien staat het wel veilig op een bankrekening. Wil je hem vragen dat hij me zo snel mogelijk opbelt. Ik ben benieuwd naar de winst!’
Er kwam geen telefoontje van N'Doye en Lamine reed nog vijf keer in twee dagen naar zijn huis. De derde dag belde de zanger van de ‘Super Etoile’ hem op: of hij niet wilde vergeten dat ze alleen maar een voorschot hadden gehad?! Hij had bijna geantwoord dat dit een initiatief ‘à l'européenne’ was en dat alles in orde zou komen.
Lamine voelde nog eens naar de brief in zijn broekzak en wenkte de barman.
‘Nog een koffie en cognac, Lamine?’
‘Nee, de telefoongids, of ken je het nummer van de luchthaven van buiten?’
‘Je gaat nu toch niet op reis? De wolken hangen al in de lucht, het regenseizoen kan elk moment aanbreken, 's avonds of 's nachts een verfrissende bui en overdag net warm genoeg voor een uitstap naar het strand. Binnen enkele dagen zijn we die verstikkende klerezomer alweer vergeten.’
|
|