De Brakke Hond. Jaargang 8(1991)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] Peter Ghyssaert Piëdestal Portret De tanden in zijn mond zijn scherven voor een grond; het oog stelt nog het meest teleur; gebroken schildering die stuk blijft voor zijn schilder. Zijn bewustzijn - vaag voelt het hoe dit geschrift hem vaag bestuurt, als vale zon door winternevel of de zwaartekracht onder een hiel - laat deze woorden los, verduurt. Zijn nieuw gesnurk is zachter dan hoorbaar, onbekender dan het snorren van een dode hommel, dus prachtiger. [pagina 37] [p. 37] Kruisiging Hij hangt te kijk. Zijn vreemde krachten zijn geteld en uitgeteld, gerangschikt op het kruispunt van zijn ledematen. Nu is hij gedoemd de weg te wijzen, maar verkeerd. Zijn rechterhand prijst vuilnis aan, zijn linkerhand wat stof. Hij roept nog één keer luid daarboven: scherpe stem afbottend in het bloed dat onder ieders huid vergeefs naar spijkerwonden zoekt. [pagina 38] [p. 38] Vierwoudstedenmeer Blauw besteeg vanuit het meer de bergen; sneeuw lag in een verre kreuk in foetushouding opgerold. Druppels verhuisden daar druppels in hoog tempo. Je wist het zo intens dat het te horen was. Wat wij vanavond ook nog moesten zien kwam voor de voet gedreven: lichtzeil van boulevards, essentie van een stad. Hemel en aarde vielen in het water zonder veel omhaal en wij vermagerden daarbij tot twee gezichten, hevig kijkend. [pagina 39] [p. 39] Zondag Hij zucht. Zij hangen aan zijn rug. Een blinkend armatuur, een kwade staart. Zijn vrouw bedient het roer daar in de achterhoede. Boulevards en pleinen worden hoogvlakte die zij bereizen in een uitgesleten spoor: er is geen afwijken meer mogelijk. Zij geeft hem een bevel en hij, ontluisterd generaal, herhaalt het als het van een nevelige god gesproken woord; achter zijn rug zoemen de kinderen. Hun hoofd, een doffe lampion, dringt niet meer tot hem door. [pagina 40] [p. 40] In de spiegel Dieper dan de bleke meisjes en het theelicht van hun schoot; dieper dan de valse poses, pijpekrullen en intriges, al de kleuren van de listen en het cuderlinggefrons: die schaduw der kokette doden woelend in elkaars gezicht; kijk: hun beijzelde profielen gaan al stijgen van het dooien. Uit de kinderen van aarde is gebed ontstaan en brood, dan zijn ze dood gegaan; ontheven aan het heden en zijn kleine waarden, klaar voor het verleden ingestapt in aarde en geruisloos weggereden. Vorige Volgende