De Brakke Hond. Jaargang 8
(1991)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
IOnze leeskring startte met elf geïnteresseerden: acht vrouwen en drie mannen, onder wie de leider: ik.
Om het gezelschap niet meteen af te schrikken, begonnen we met een bestseller, een bundeltje ik-verhalen van een arme en eenzame jood, die iedereen kende van op TV. Héél ontroerend, vond Sonja, héél echt. Haar vriendinnen knikten: ja, en zo menselijk ook, zo triest. Toen na tien minuten hun gevoelens op waren, schraapte Pol zijn keel. Stuntelig van opbouw, vond hij, ergerlijk sentimenteel, literair volstrekt oninteressant. Hij zei het doodkalm, de bril in de hand, de das losgeknoopt: een vermoeide professor die 's avonds laat nog aan volksopvoeding doet. Tot besluit corrigeerde hij in vier fragmenten de woordkeuze en de zinsbouw en vergeleek even met Proust. Toen lag het boek aan spaanders. De vrouwen keken naar het tafelblad, als kinderen na een uitbrander. Ik keek naar mijn voorbereiding, wanhopig, want Pol had alle vraagjes ineens beantwoord. Gelukkig voor mij liet Sonja, de kleinste maar vinnigste, zich niet intimideren. In de drukkende stilte barstte zij plots los. Ja, het boek had haar ontroerd! En zij was niet van plan zich daarvoor te schamen! Die muggenzifterij over een woord te veel of een zin te lang vond zij intellectuele kak. Sorry hoor! Maar zij behoorde niet tot het soort dat Proust ontcijfert, a rato van twee bladzijden per uur, om geleerd te kunnen doen. - Een boek moet uit het leven komen. Voilà! Pol knikte begrijpend en nam af en toe een notitie. Toen Sonja was uitgeraasd, schreef hij nog tien seconden verder. | |
[pagina 14]
| |
- Bon! zei hij toen en legde zijn bril op tafel. De vrouwen staakten hun gefezel en keken hem benieuwd aan. Daarop volgde een minicollege over het onderscheid tussen anekdotiek en literatuur. Van het vrouwelijk front kwam verder geen nieuws. Sonja had een sigaret opgestoken en staarde ostentatief in het niets. Gilles, de tweede man, een dikkerd die met handen en ogen had zitten beamen, maakte het werk af met een kleine tirade over televisievoer en de brave massa. Na elke zin klakte hij een paar keer met zijn tong, zodat hij meer op de trainer van een meidenploeg dan op een boekenwurm leek. De derde man vatte samen: we verliezen onze tijd, vrienden, op naar het grote werk!
Een maand later waren we, om Het Proces van Kafka te bespreken, nog met zes: drie mannen en drie vrouwen, onder wie een nieuwelinge, die slecht was ingelicht en een roman over Jeanne d'Arc had gelezen. Op de derde vergadering waren we alleen. Gilles had De Walging nog maar half uit, maar dat gaf niet, want de bespreking was volledig gewijd aan het onderscheid tussen mannen en vrouwen. Na een uur verhuisden we van het vergaderlokaal naar de bar. Het gesprek werd zo boeiend dat we besloten voortaan om de veertien dagen samen te komen. De afspraak een boek te lezen lieten we vallen. - We zijn tenslotte geen schoolkinderen. De directrice van het Cultureel Centrum keek wel even verstoord, toen ze haar leeskring herleid zag tot drie heren en een cafétafel, maar ze liet ons betijen. Ze had ons nodig voor haar jaarverslag. Het inschrijvingsgeld van de vrouwen maakten we op aan het tweewekelijks kopiëren van de halve literaire pers. Om bij te blijven.
- Zeg, en weet je hoe Genet uit de gevangenis is geraakt? | |
[pagina 15]
| |
- Under the volcano? Dat moetje lezen als je stomdronken bent, vind ik. - Literatuur of niet, maar de man die daar geen stijve van krijgt, kan zich best eens laten nakijken. De verschuiving van de literatuur naar de gevoelens verliep bij ons trager dan bij de vrouwen. Het duurt enige uren eer drie kenners alle meesterwerken die ze hebben gelezen hebben opgesomd en van superlatieven voorzien. Daarna bleven we trouwens nog een tijdje in de buurt en behandelden Dostojewski's (den Dost, zei Gilles) speelzucht, Boons feminatheek en Célines antisemitisme. Maar de ware problemen kwamen pas aan de orde toen, naar aanleiding van Lady Chatterley's Lover, Pol over de brug kwam met een persoonlijk verhaal van overspel. Gilles knikte van ‘groot gelijk’ en hield aansluitend een minicollege over lust en wet, waarbij hij de lof zong van sekswinkels, prostituées en de Markies de Sade. - En jij? Om mijn rode oren, een gewoonte uit mijn kinderjaren, tegen te spreken, vertelde ik zo stoer mogelijk dat ik op het moment dat ik getrouwd was, in overspel had geleefd. - Tsjonge! Daar werd wel even bij gefloten. En verder, Simon? Verder leefde ik al vijf jaar in onberispelijke huwelijkstrouw. Ach zo. Pol en Gilles knikten goedkeurend, maar in hun blikken las ik mijn achterstand. | |
IIGelukkig had ik elders dan weer voorsprong. Toen ik mijn leesmakkers beter leerde kennen, bekende ik hun dat ik een dichtbundel had uitgegeven. Hoewel ze nog nooit van mijn schuilnaam hadden gehoord, waren ze dadelijk enthousiast. Vooral toen ik erbij vertelde dat ik af en toe in het | |
[pagina 16]
| |
literaire milieu kwam, want dat beloofde gespreksstof voor vele vergaderingen. - Zeg eens, die Vlaamse maffia, bestaat die echt? - En jij met je boekje, heb jij een kruiwagen gehad? - En de vrouwen? Lang voor het grote publiek wisten Pol en Gilles dat romancier A en toneelcritica B een verhouding hadden, dat dichteres C met haar uitgever vrijde, dat auteur D de volgende Staatsprijs zou winnen en dat het manuscript van E vol taalfouten had gestaan. Hun belangstelling ging vooral uit naar kliekjes, vriendendiensten, gekonkel en amourettes, want in hun ogen moest men dood zijn om een meesterwerk te schrijven. Levende schrijvers waren alleen boeiend als ‘documents humains’. Aangezien ik hen, als trouwe echtgenoot, zelf weinig opwinding kon bieden, deed ik vooral op het decadente vlak extra mijn best. Alsof het libertinisme van de poètes maudits en schone schrijfsters, mijn collega's tenslotte, toch ook een beetje op mij afstraalde.
Tegen Pols werkelijke liefdeleven konden mijn verhalen echter niet op. Op amoureus vlak was hij een genie. Hij was getrouwd, had drie kinderen en twee geheime maîtresses. Zijn vrouw kwam zelden ter sprake, maar met die twee maîtresses vormde hij een eigenaardige driehoeksverhouding. Eén van hen beschouwde hij als zijn ‘vaste’, die hij trouw en uitzicht op wettiger tijden beloofde. De tweede diende om de eerste te bedriegen. Om diè kick was het hem te doen. De eerste van nu, vertelde hij ons grinnikend, was vroeger de tweede geweest en dacht nu de enige te zijn. Haar bedriegen gaf een dubbele kick. Toen ik hem vroeg van wie hij dan hield, begon hij over zijn vrouw en drie kinderen, maar tranen kreeg hij er niet van in de ogen. - De meeste mensen zien liefde en avontuur als vijandig, zei hij, de bril in de hand, maar dat is natuurlijk onzin. Een man is | |
[pagina 17]
| |
per definitie geen nestblijver. Waarom dan doen alsof? Daar krijg je toch alleen maar frustraties van? Kortom, zijn huwelijk was zo goed als probleemloos, precies omdat hij zichzelf niets ontzegde. Zijn echtgenote kreeg een monter en tevreden man thuis. De risico's, onvoorziene moeilijkheden, leugens en listen van het nestvlieden waren weldra een vast onderdeel van onze bijeenkomsten. Ik luisterde gretig en gaf nog gretiger goede raad, want ik was Pols vriend geworden en vrienden leven intens met elkaar mee. Een beetje jaloers ging ik naar huis. Als Els nog wakker was, vertelde ik haar over Pols nieuwste overspeligheid, overdreef het nodige en luisterde met heimelijk plezier naar haar verontwaardiging.
Gilles was uit heel ander hout gesneden. Hij zag eruit als een gezonde boerenzoon: blonde krullen, bolle wangen en zo'n honderd kilo zelfbewust vlees. Maar zijn leven had weinig landelijks. Hij had een bijzonder mooie vrouw, Maria, en een bijzondere passie: de pornografie. Met dat beest bedroog hij de schone. Zonder dat Maria het wist, was haar huis een schatkamer van erotische lectuur en fotografie, van het artistiek-sensuele tot de extreemste vormen van perversie. Als zij voldoende lang van huis was, ging Gilles naar de videotheek de nodige banden halen en keek urenlang naar de geheimen van zijn fantasie. Ik kon gerust eens langskomen. - Donderdagavond b.v. Dan zit Maria in haar schoonheidssalon. - Misschien, zei ik. Maar ik ging niet, want in de laagheid moet de mens eenzaam blijven. Hoewel hij zijn passie graag als een filosofie voorstelde, was het Gilles vooral om die laagheid te doen. Eenmaal op dreef raakte de theorie snel op de achtergrond en spraken de voorbeelden voor zich. ‘Hete teven’ zei hij gretig en kneedde met brede handen het sap uit de taal. Zijn kick bestond erin | |
[pagina 18]
| |
schaamteloos te zijn, zich ongegeneerd geil te kijken aan vrouwen die werden herleid tot vlees. Begeerlijk, dierlijk, emotieloos vlees. Alleen als de literatuur de ongehoordheid kwam verzachten, deed Gilles' vetspraak mij niet blozen. De Sade, Apollinaire en Martialis zijn tenslotte kunstenaars en dat maakt veel goed. Een literaire schijtpartij was in mijn aanvoelen nog altijd minder taboe dan een pin-up. Als Gilles over Playboy of Sluis begon, trachtte ik mijn verwarring de pas af te snijden door snel over de Index Librorum Prohibitorum te beginnen of naar het standbeeld van Van Dale te verwijzen, want dat staat in Sluis. Alleen over zijn vrouw sprak Gilles nooit in erotische termen. Ik had haar maar één keer gezien, toen ik Gilles toevallig tegen het lijf liep: een zwijgzame vrouw, koel, een tikkeltje hautain. Met haar voedde ik regelmatig mijn fantasie. | |
IIIToen ik de eerste keer over Henry sprak, werd er hartelijk gelachen. - Haha! Mijnheer heeft eindelijk ook zijn avontuur. - Zeg, je gaat je toch laten besnijden, Simon? Henry was een twee meter lange Amerikaanse slungel, een jood, die gedichten schreef en in Londen woonde. We hadden elkaar ontmoet op een poëziefestival in Maastricht. - Very moving, zei hij, toen ik van het podium kwam en kuste mij op de wang. Ik vond zijn reactie vreemd, want hij kende geen woord Nederlands. Gecharmeerd door zijn hartelijkheid bood ik hem een sigaar en een biertje aan. Voor ik vertrok wisselden we telefoonnummers en adressen uit. Op de trein was ik hem al vergeten. Twee dagen later kwam er telefoon uit Londen. - Life at the office is so boring, you know. Daarom belde hij maar eens naar zijn dear old friend, om te | |
[pagina 19]
| |
horen hoe het met mij ging. We kletsten een half uurtje over vakantie, jobtoestanden en plannen voor nieuwe gedichten. Twee dagen later nog eens en een halve week later opnieuw. Tussendoor kwam er een briefje met twee gedichten. ‘Love’ zei het briefje. Dat was de inleiding. De vierde telefoon was zijn autobiografie. Henry was ‘gay, desperately lonely and very frightened about the disease’. Met zijn familie in de States had hij geen contact meer. In Londen kende hij honderd mensen en niemand en in de metro liet hij alle blikken en signalen onbenut. Warmte miste hij, en ‘tenderness and a nice person like you, Simon’. Dat laatste lachte ik snel weg, maar over de rest gaf ik alle goeie raad die ik bedenken kon. Waren er in Londen geen ontmoe-tingscentra voor mensen van zijn slag? Of een sportclub? En hoe was zijn relatie met vrouwen? Was hij héél zeker? Had hij dan geen steun aan de poëzie? Zijn gedichten waren toch steen-goed? Hij vond mijn aandacht verschrikkelijk lief. Na anderhalf uur haakte hij in. - Wish I could kiss you, my dear. Bye-bye.
Wat bedoelen Amerikanen met ‘I love you very much’? Een tijdlang kon ik Henry's amoureuze ‘droppings’ in brieven en telefoongesprekken opzij duwen met de gedachte dat Amerikaanse joden waarschijnlijk ‘I love’ voor ‘I like’ gebruiken en homofielen àlle mannen kussen, net als wij alle vrouwen. Maar toen ik zijn ‘sexy boy’ werd en hij bekende te dromen van ‘my slim beauty’, begon ik mij ongemakkelijk te voelen. Vooral omdat hij mij had uitgenodigd een weekend naar Londen te komen: hij had een ruim appartement en kon mij zonder probleem herbergen, ‘even if you bring your whole family with you’. Voorzichtig wees ik hem in een goed overwogen brief op zijn toch wel erg suggestieve benadering van een heterofiele, getrouwde huisvader. | |
[pagina 20]
| |
Een schaterlach aan de telefoon was zijn antwoord. - Oh, Simon, darling! A language problem, nothing more! En hij legde mij het weinige uit wat Amerikanen bedoelen met ‘sexy’ en ‘I love you very much’. O ja, en nu hij me toch aan de lijn had. Zou het geen goed idee zijn mijn dichtbundel naar Londen mee te brengen? Hij was van plan voor het weekblad waarbij het werkte, een artikel te schrijven over Vlaamse poëzie. Misschien kon hij een aantal gedichten vertalen ter illustratie? Kon ik voor een letterlijke vertaling zorgen? Toen ik de hoorn neerlegde voelde ik mijn hart bonzen. Zijn blad werd gelezen in heel Europa en half Amerika, beweerde hij. - One million copies, my dear. In de verte hoorde ik de zware poort naar de wereldliteratuur al openknarsen. | |
IVOp de eerste vergadering na de paasvakantie had Pol een vrouw bij zich. Nieuwsgierig proefden Gilles en ik het vreemde eendje van het hoedje tot de hakken. - Jenny leest veel. Zij is een grote fan van jou. - Zeer vereerd, zei ik en lachte verlegen. Toen waren wij met vier.
Jenny leek in niets op haar lezende voorgangsters. Af en toe bracht zij een boek mee om te bewijzen dat zij ‘erin bezig was’, maar zij kwam vooral meelachen, sprakeloos haar mond openen en Pol verwennen met zoentjes en gestreel. Zij was de jongste binnenkomer op zijn liefdeslijst, de geheimste met wie hij zijn andere relaties besprak en bedroog. Gelukkig maar, want op die manier konden wij ongestoord verder gniffelen, raadgeven en ons verbazen over Pols leugentalent. Hij was met Jenny een week naar Nice geweest, had dat | |
[pagina 21]
| |
aan zijn ‘vaste’ verkocht als een reis met zijn vrouw en had zijn vrouw wijsgemaakt dat hij met zijn vriend Simon voor een week naar Friesland trok. Ik was dus onderdeel van de leugen en dat wond mij op: Jenny was mooi en een week met haar in een mondain oord als Nice sprak tot mijn verbeelding. Zij, van haar kant, leek zeer vereerd met een dichter in hun complot, want zij was bijzonder vriendelijk voor mij en keek mij vaak aan met de langoureuze blik van een personage dat in een boek wil.
Op de grootste poëzie-avond van het seizoen verscheen ik aan de zijde van een mooie, chique geklede dame. De organisator stak achter haar rug zijn duim omhoog en een tafeltje neo-romantici keek, toen wij langsliepen, bewonderend naar haar figuur. Wij gingen aan een alleenstaand tafeltje zitten. Na tien minuten hadden wij het gezelschap van twee andere koppels en een fotograaf. Jenny raakte meteen in gesprek, vastbesloten deze buitenkans om de literatuur in levende lijve te leren kennen, maximaal te benutten. Ik was te opgewonden om van mijn briljante entree te kunnen genieten. In de literaire foyers verscheen ik in de regel immers alleen. Els had me een paar keer vergezeld, maar nogal snel geconstateerd dat dichters alleen over dichters spreken en van hun vrouwen hetzelfde verwachten. Bovendien voelde zij zich ongemakkelijk, want mijn bundel heette De Wet en ging voor driekwart over echtelijke toestanden. Zij voelde zich bekeken als mijn slachtoffer en bleef liever thuis. Als ik veel geluk had vond ik wel eens een schuchtere debutant of een verwaarloosde echtgenote om de uren voor het optreden mee vol te praten, maar meestal zat ik afgezonderd in mijn bundeltje te turen of met mijn sigaarpunt in een asbak te spelen. Hoe kwam dat toch? Alle andere dichters kenden elkaar, kusten elkaars vrouwen, hadden elkaars boeken gelezen en konden dronken worden zonder zich voor elkaar te schamen. Soms bleef de een of de ander op weg naar de bar wel even | |
[pagina 22]
| |
[advertentie] | |
[pagina 23]
| |
staan, knikte en vroeg waarom mijn vrouw niet was meegekomen. - O? Ze moest naar een feestje, zei ik en nam snel mijn tas weg om de stoel naast mij vrij te maken. - Doe haar de groeten. En weg was hij. Als even later het groepje waar hij bij hoorde, begon te lachen, wist ik zeker waarover. Ik voelde mij ongelukkig en verlangde naar mijn vrouw. Alleen voor de microfoon kreeg ik een beetje zelfvertrouwen, want ik had een vijftal schandaalgedichten en kende hun effect op voorhand. Na het applaus liet ik mij zo snel mogelijk betalen en vertrok, om de laatste trein te halen.
Dit keer was het drie uur in de ochtend toen Jenny mij terug naar huis reed. Of ze ervan genoten had? - Enig! Allemaal zulke interessante mensen. En zo menselijk, zo gewoon! Je zou helemaal niet denken dat het schrijvers zijn. Heelheelhard bedankt! En ik kreeg een aaitje langs mijn wang. Voor ik uitstapte kreeg ik op dezelfde plaats een zoen. En dat was dat. Vijf minuten later kroop ik zo voorzichtig mogelijk tegen de warme rug van mijn vrouw. - Hoe was het? bromde ze, half in slaap. - Prettig, zei ik. Ik ben blijven plakken. - Hoe ben je thuis geraakt? - Een koppel dat naar Hasselt moest, heeft me een lift gegeven. Slaap nu maar. Zelf bleef ik nog lange tijd wakker. Ik voelde mij gebruikt. Jenny had in de foyer geen honderd woorden met mij gewisseld. Ik had weinig meer gedaan dan heen en weer lopen tussen haar stoel en de bar en beleefd luisteren naar de anekdotes en opinies die zij de dichters uit de neus peuterde. Alleen voor mijn vijf schandaalgedichten had ze even gepauzeerd. Wat was er verkeerd aan mij? Ik was verdomd toch ook een schrijver? Wegens Pols ziekte werd de eerstvolgende vergadering een week uitgesteld. | |
[pagina 24]
| |
- Griepje, zei hij, toen we samen in het toilet stonden. Je vond het niet erg met haar alleen te gaan? - Och... - Ze vind je zo hoffelijk, weet je. Ik haalde de schouders op, maar werd rood.
Op een zaterdagochtend vertrok ik naar Londen. | |
VHenry omhelsde mij hartelijk en kuste mij op beide wangen. - How immensely sweet of you! Stralend liet hij mij zijn woonkamer binnen, een klein vertrek waarin een tafel stond met twee stoelen, een leeslamp en duizend boeken, waarvan de helft in stapels op de vloer. Na een uurtje geklets stelde hij voor aan het werk te gaan. Regel voor regel vertaalde ik een twintigtal gedichten in het Engels. Hij knikte, noteerde en suggereerde af en toe een synoniem. Toen we de huwelijksellende door waren, bleef hij peinzend naar het gekrabbel staren, haalde een paar keer diep adem en zei eindelijk: - It is wonderful, dear. Just wonderful. En hij stond op, nam mijn hoofd in zijn handen en kuste mij als een vader op het voorhoofd. - Thank you, zei ik opgelucht, thank you very much. In het restaurant vroeg hij mij welke andere Vlamingen hij in zijn artikel vermelden moest. Ik voelde mij peetvader en jonge bruid tegelijk. Pas na anderhalve liter wijn gingen wij van de literatuur over op de gevoelens. Ik kreeg nogmaals het trieste leven te horen van een jood in de grootstad die gay is, desperately lonely and afraid of the disease. Ik luisterde en knikte zo empathisch mogelijk. - But why don't you go to cafés and things like that? There you can meet people. | |
[pagina 25]
| |
Ach nee, in cafés voelde hij zich nog eenzamer dan thuis. Maar waren er dan geen artistieke kringen die hij op kon zoeken, literaire clubs of zo? - In my town I am the president of such a ... - I find literary circles rather boring, not to say disgusting. All that selfconceit! Take that awful festival in Maastricht where I met you, Simon. To say you were the nicest thing there is hardly a compliment, I guess. Op dat ogenblik voelde ik een kousevoet langs mijn been strijken. Henry glimlachte verliefd en zocht met waterige ogen de mijne. Ik schoof mijn stoel haastig naar achteren, kuchte en zei: - You know I am a heterosexual housefather, Henry. Hij lachte. - How nicely you pronounce that, Simon! ‘Heterosexual’! As if there's something hotter in... But don't be frightened my dear, I know you have a lovely wife. So... En van mijn huwelijk ging hij snel over op dat van Gide, zodat er niets gebeurd was.
Toen wij twee uur later, half op de tast, door het rode schemergangetje naar de filmzaal schuifelden, bonsde het hart mij in de keel. Zover was ik dus. Het allerlaagste, het meest verbodene lag om de hoek. Toen Henry langs de omweg van Gide en Oscar Wilde weer bij zijn eigen body en ‘need of pleasure’ was terechtgekomen, had hij bekend af en toe soelaas te zoeken in de pornografie. Hij had mijn blos correct geïnterpreteerd. Ik was bleu en zeer nieuwsgierig. Wij kwamen terecht in een soort box met enkele stoelen en iets wits, wat na een tijdje een rol keukenpapier of zo leek. Boven de houten omheining hadden wij uitzicht op een groot scherm. Ik keek vol spanning. | |
[pagina 26]
| |
Een half uur later waren wij op weg naar Henry's appartement. - You didn't like it, did you? - Well, now I know it at least, zei ik met een lachje. Maar ik was zeer teleurgesteld. Wat had ik gezien? Niets van de geraffineerde obsceniteit, de verfijnde schaamteloosheid die ik mij had voorgespiegeld. Niets ongelooflijks. Niets tartends. Niets dat aan de grenzen van mijn verbeelding trok. Lichamen, naakt, maar zonder bekoring, zonder zonde. Stunteligheid. Onverschilligheid. Seks als gewoonte, haarscherp en onverbloemd. Toen Henry, zijn hand op mijn knie, zijn hete adem in mijn oor, iets van ‘fuck’ of ‘suck’ had gemompeld, was het alarm krachtig genoeg geweest om mij te doen opstaan.
Terug op het appartement wou Henry per se nog een sigaartje roken. Ik was doodmoe, maar hij drong aan. Hij wou de slechte nasmaak wegpraten. Volgens hem hadden we alleen maar pech gehad. - This one was rather bullshit, O.K., but... er was ook goede, stimulerende pornografie. Hetero-sex verloor zich overigens wel vaker in louter neukwerk. Vanuit esthetisch oogpunt waren homofilms veel beter. - Yes, but isn't it always the same? vroeg ik, om iets te vragen. Eerst rommelde hij vijf minuten in zijn boekentorens en haalde toen een Franse filosoof te voorschijn die over het repetitieve in kinderspel en kunst een essay had geschreven. Ik knikte maar wat, zei af en toe ‘O Yes’ en ‘I see’ en verlangde hevig naar bed. Een uur later zei hij eindelijk: - Let's go, my dear. Ik had mij van de logeerkamer voor mij en ‘my whole family’ niet veel voorgesteld, maar toen Henry naar zijn twijfelbed wees, moest ik toch even slikken. - You don't mind to share a bed with me? - Not at all! Why should I? zei ik zo gewoon mogelijk en | |
[pagina 27]
| |
geeuwde eens diep. Behalve dat bed stond in de kamer een kleerkast. Een honderdtal boeken lag verspreid over de vloer. Het bed was niet opgemaakt, de lakens zagen er onfris uit. Gelukkig had Els mij een pyjama meegegeven. Of ik nog een bad wilde nemen? Ik dacht er niet aan! Niet eens mijn tanden poetste ik! In de badkamer werd de stemming bepaald door zeep- en vuilkorsten, lege tubes en flesjes, haaruitval en boeken. A Sentimental Journey lag opengekraakt in het voetbad. De rug tegen de deur wisselde ik snel van kleren. Toen ik binnenkwam lag mijn gastheer al in bed. Hij moest lachen om mijn pyjama. Ik liet hem lachen, kroop snel tussen de lakens, zei ‘goodnight’ en schoof, de rug naar mijn bedgenoot, zo dicht mogelijk tegen de muur. - Sleep well, my dear. Hij kuste mij op mijn wang, wreef twee keer over mijn rug, maar liet mij verder met rust. Ik bad de Heer mijn echtelijke automatismen voor één nacht uit te schakelen. | |
VIIn de leeskring zweeg ik over mijn ‘Londen by night’. Ik hemelde mijn joodse broeder op als een fijngevoelig en belezen man, had het over onze vertaalarbeid en herhaalde, Jenny bespiedend, een paar keer het oplagecijfer van één miljoen. - O, zeg je vriend dat hij ook over Johan L. moet schrijven, kreet ze enthousiast, dat is zo'n interessante man! Johan L. was een van de vijgen met wie ze mijn voorlees-avond had vergald. Wat zag Pol in dit gansje? - En het nachtleven? vroeg Gilles. Heb je die grietjes... - We namen nauwelijks de tijd om te gaan eten, zei ik snel. Henry heeft op die manier ook al een Cubaan vertaald. Hij | |
[pagina 28]
| |
is zowat overal geweest, China, Israël, Tunesië... Toen de landenlijst uitgeput was, ging ik plassen. Misschien had ik zonder Jenny mijn makkers wel wijsgemaakt dat Henry mij naar een homofilm had meegesleurd en ik mij stierlijk had verveeld, maar haar mooie ogen maakten het onmogelijk de beelden op te roepen van zwoegend en steunend vlees. In het gezelschap van een vrouw over seks spreken, had de broeierigheid van de biechtstoel, de schuldbekentenis. Het betrapte, het maakte mij schamel. Alsof mijn immuniteit geloochend werd, iets aan het licht kwam dat officieel niet bestond. Alleen bij Els viel alle schaamte weg. Alleen bij haar, mijn wettige echtgenote. - Jij bent van nature monogaam zei Pol eens, vergoelijkend of bij wijze van troost. - O ja? Behalve op zijn trouwdag dan toch, lachte Gilles. Maar er viel niet tè lachen. Wie zondigt krijgt penitentie naar schuld.
En nu had ik een minnaar. In de weken die volgden op mijn bezoek belde Henry mij om de twee dagen op en schreef tussenin lange liefdesbrieven, waarin hij mijn poëzie prees en mijn lichaam bezong. Ik was de aangebedene geworden en vroeg de spiegel hoe het in godsnaam mogelijk was. Het komt vreemd over als je nooit in zwembroek loopt en liefst in het donker vrijt, te lezen dat je schraalheid ‘very elegant and exciting’ is en voer voor zelfbevrediging. Ik herhaalde nog een paar keer dat ik ‘heterosexual’ was. Dat was jammer, gaf hij toe, maar moest ons dat verhinderen elkaar als ‘human beings’ graag te mogen? - No, of course not! Omdat Henry, door een slaande deur of luidruchtig gekuch op de achtergrond, snel door had dat de telefoon bij ons in de woonkamer hing, bleven onze gesprekken vrij onschuldig. - Are you alone, darling? Can we talk? Als Els weg was, schakelde ik met mijn teen de TV aan of | |
[pagina 29]
| |
verschoof met gestrekt been een stoel. - Fine, thank you, and how are yoù? Maar in zijn brieven waren wij alleen. In detailscherp proza beschreef hij de voordelen van magere mensen bij het vrijen, hoe de afwezigheid van vet en plompheid vernuftig kan worden aangewend tot groter genot. De scènes waarin hij ons samen in allerlei posities opriep, vond ik gênant. Ik voelde mij een actrice die zichzelf gebruikt ziet in een seksfilm.
Toen hij uit mijn reacties opmaakte dat ik in de laagte toch niet te verleiden was, gooide hij het over een andere boeg. Van een lustobject werd ik een kunstvoorwerp. ‘Esthetically pleased’ was hij en zo had hij het ook altijd bedoeld. Want Henry had een master's degree in kunstgeschiedenis en was dus een bevoegde rechter in kwesties van vorm en lijn. Hij beschreef mij allerlei schilderijen met naakte jongelingen, die zijn gevoel voor schoonheid prikkelden en die hij beschouwde als mijn voorlopers. Op die manier leerde ik in korte tijd een hoop bij over het openbaar kunstbezit in België, want hij wist mij precies te schrijven in welk museum ik dit en dat bezichtigen kon. Els keek verbaasd op, toen ik op een dag met een aantal kunstboeken uit de schoolbibliotheek thuiskwam en de hele avond naar Memlinc, Van der Weyden en andere Vlaamse Primitieven zat te staren, om de gelijkenis vast te stellen tussen een uitgemergelde Christus of een doorzeefde Sint-Sebastiaan en mijzelf. - Stof voor een nieuwe bundel, verklaarde ik.
Maar die nieuwe bundel was niet voor morgen. Ik schreef iets heel anders. Iets dat hijgde van spanning en kwijlde van genot. Iets met de benauwdheid van een cel en de durf van een mythologie. Iets dat niet bestond, dat ik had uitgevonden. Verbeelding zonder grenzen. Mijn schaamte werd heimelijke trots. De enige aan wie ik het liet lezen was Gilles, na een eed mijn geheim niet prijs te geven: De Inwijding, een religieus verhaal. | |
[pagina 30]
| |
Door N. van Ginsaer. Gilles' tong klakte wel een halve minuut lang. - Jezus! Waar haal je het? Hij had veel gelezen en veel gezien. Maar dit? - Ken jij geen tijdschrift dat zoiets zou publiceren? vroeg ik voorzichtig. Hij wou het voor mij wel eens insturen. | |
VIITegen de zomer aan nodigde Henry mij opnieuw uit naar Londen. Ik ging graag, want naarmate zijn verliefdheid in herhaling viel en iets gewoons werd, was mijn sympathie voor hem zeer toegenomen. Ondanks zijn mensenschuwheid had Henry iets wat ik miste: zelfvertrouwen. - I'm gay, I'm a jew and I'm a poet, zei hij. Zijn produktie was niet groter dan vier, vijf goede gedichten per jaar. Maar: hij was ‘a poet’. Dat had hij voor zichzelf uitgemaakt. Dacht iemand daar anders over, ‘too bad’, maar in feite had het geen belang. Hij had Rilkes raad opgevolgd en was in het stilste uur van de nacht bij zichzelf te rade gegaan: ‘muss ich schreiben?’ Het moest. Punt.
Ook hierin was ik zijn tegendeel. Ik had mijn bundeltje veiligheidshalve onder een schuilnaam uitgegeven. Werd het uitgelachen, dan stond mijn naam er tenminste niet op. Bovendien verkleinde zo'n pseudoniem de kans om ‘een dichter’ te worden in de ogen van mijn buren of leerlingen. - Hee, jongen, de Smalle is nen ‘dichter’! - Zeg Jef, 't schijnt dat de schoolmeester van op den hoek nen ‘dichter’ is. Dan liever marxist. Of homofiel. In het literaire milieu voelde ik mij de laatst binnengekomene in een overvolle wachtzaal. Iedereen keek naar mij. Elke | |
[pagina 31]
| |
recensent, elke redacteur, elke lezer. Ik kreeg tien goede recensies, maar alleen die elfde, die negatieve, telde. Recensenten hadden in hun kritiek nooit ongelijk: zij citeerden fout, begrepen het eenvoudigste verkeerd, gaven kritiek met de moraal van een retraitepater of raasden aan topsnelheid door de bladzijden 1 tot 5. Alles mocht. Hun oordeel was wet. Ik boog beschaamd het hoofd en wenste vurig een dubbelganger om mijn auteurschap op zich te nemen.
Omwille van mijn vijf schandaalgedichten, namen organisatoren van voorleesavonden mij een tijdlang graag op de affiche. Ik nam elke uitnodiging aan, ging voor elke prijs, las precies wat werd verwacht. Ik las voor in rumoerige cafés, tegengelald door dronkaards; op recepties, waar de genodigden, het glas in de hand, keuvelend voorbij de microfoon liepen; voor studenten die vragen stelden die ik niet begreep; in kleine kultuurzolders en artistieke kelders voor een publiek van vijf man, allemaal dichters uit de streek, die mij aankeken alsof ik hun lief kwam stelen. Liep het fout, bleef de stemming uit of stapte de helft van het publiek voortijdig op, altijd was het mijn schuld, altijd. Gekweld lag ik in bed te woelen en had sombere visioenen van een honende zaal en een dun ventje op een podium. Op zeker ogenblik zei een collega-dichter langs zijn neus weg dat ik een stielbederver was. Ik schrok. Wat bedoelde hij? Hij vond dat ik te weinig vroeg voor mijn optredens. Door hem kwam ik te weten dat ik de goedkoopste dichter van Vlaanderen was. Organisatoren die honderdduizenden over hadden voor decor, muzikale omlijsting of reklame, kloegen een minuutje over hun platte beurs en vroegen dan of ik eventueel alleen tegen reisvergoeding wou optreden. Natuurlijk wou ik dat! Het schrikbeeld uit de boot te vallen werkte zo krachtig dat ik desnoods zèlf mijn financieel steentje zou hebben bijgedragen, om het groeimiddel van een beetje applaus toch maar niet te moeten missen. | |
[pagina 32]
| |
Aan Henry bekende ik hoe kwetsbaar en onzeker ik me voelde. Hij begreep mij. Zijn brieven waren tegengif en een grote troost. ‘Mijd het literaire milieu, mijn beste. Het wordt bevolkt door onzekerheden die andere onzekerheden kwetsen of ophemelen. Wat x of y over je denkt, heeft geen belang. Jij geeft het beste van jezelf. Er zal altijd wel iemand zijn die je daarom liefheeft. Roem kan je missen, maar liefde niet. Verwar die twee niet.’ Het mooiste fragment. Het hing vertaald boven mijn schrijftafel.
Ik wilde dus graag genoeg naar Londen, maar er was een probleem. - Vind jij dat ik bij hem kan slapen? - Natuurlijk niet, zei Els, je moet de kat niet op het spek binden. Na twee weken dubben schreef ik opnieuw een weloverwogen brief. De eerste drie kantjes schilderden een gentleman in Londen, een connoisseur van de schone kunsten, een ethisch paradigma en een dichter van formaat. Het vierde kantje begon met enkele zinnen van lof voor zijn emotionele eerlijkheid en tact. Maar..., als hij verliefd op mij was, was het dan wel verstandig met mij in hetzelfde bed te kruipen? Kon ik niet beter in de woonkamer liggen? Ik was een makkelijke kerel hoor, een paar kussens volstonden en ik bracht zelf wel een slaapzak mee. Niet dat ik hem wantrouwde, verre van, maar in de rol van ‘the untouchable lover’ zou ik mij toch niet gemakkelijk voelen. Begreep hij dat? Tot binnenkort dan. Love, Simon. Dezelfde avond belde hij, maar ik zweeg over de brief. We keuvelden een half uurtje en hij eindigde met een grap, die ik niet begreep, maar die hem luid deed schateren. Dat geschater hoor ik soms nog. Het was de laatste keer dat ik zijn stem hoorde. Een week kwam er niets. - Je hebt de spijker op de kop geslagen, zei Els. Hij is aan | |
[pagina 33]
| |
het nadenken. Toen kreeg ik een klein velletje. Of ik a.u.b. al zijn brieven wilde vernietigen? Het was niet zijn gewoonte zijn gasten op de vloer te laten slapen, met of zonder kussens, en de aankoop van een tweede bed nam hij niet in overweging. Ik kon dus niet naar Londen komen. Antwoorden was onnodig. Hij zou het niet lezen. All best, Henry. Ik was mijn minnaar kwijt.
- Trek het je niet te hard aan, zei Els, jij hebt niks fout gedaan. Je bent tenslotte getrouwd, dat moet hij toch begrijpen? Wekenlang verwachtte ik bij elk telefoongerinkel weer zijn vriendelijke bas te horen, maar Londen bleef ver weg. Toen ik in een opwelling zelf de lijn weer open wou bellen, hield Els me tegen. - Niet doen, zei ze. Je maakt het hem alleen maar moeilijk. Hij moet iemand anders vinden, niet jou. Ik knikte. In de verte hoorde ik de zware poort naar de wereldliteratuur weer dichtknarsen. | |
VIIIOp een avond kwam de directrice van het Cultureel Centrum aan ons tafeltje zitten. Ze wilde ons bedanken omdat we het niet hadden opgegeven. Met onze fotokopies waren we ook netjes binnen het budget gebleven. Mooi zo. Pol mompelde iets als ‘vanzelfsprekend’ en ik zei ‘dank u, mevrouw’ en bloosde een beetje, want ik had de boel geleid en de directrice was een mooie vrouw. - Zeg, mannen, zouden we voor volgend jaar de groep niet trachten uit te breiden? - Hè? Onzeker keken we elkaar aan. Pol merkte op dat literatuur toch altijd iets elitairs zal blijven, maar toen begon ze plots over een andere leeskring. | |
[pagina 34]
| |
- In de gemeenteschool. Vooral vrouwen. Hij wordt trouwens ook geleid door een vrouw, Sonja M., je weet wel, ze is hier ook ooit geweest. Als we hen erbij nemen, krijgt de groep toch al wat meer prestige, vinden jullie ook niet? Wat konden we zeggen? Een goed idee, mevrouw. Hoe meer zielen hoe meer vreugd. - En we laten jou, Simon, en Sonja om de beurt de bijeenkomst leiden. Dan kan je af en toe eens uitblazen. Goed? - Perfect, mevrouw.
Het volgend seizoen bleef Pol thuis. Of bij Jenny, of bij haar opvolgster. Gilles kwam nog twee keer, meer uit solidariteit dan uit belangstelling. - Die wijven voelen zich zo snel aangevallen, vin'je niet? Er was iets van. Het jaar vrouwenromans en feministische leiding had sporen nagelaten. De dames waren een stuk assertiever geworden en niet van plan zich opnieuw te plooien naar de ‘mannencode’, een woord dat Sonja hen geleerd had om gelijk te krijgen. En zo was ik de enige van ons kwartet die maandelijks het gezelschap bleef opzoeken van tien vrouwen, een sociale werker en een godsdienstleraar, om samen op weg te gaan in de literatuur en onszelf. De ene keer dat ik een mogelijk ontslag liet doorschemeren. riep de directrice mij bij zich, keek mij vriendelijk en diep in de ogen en verzekerde dat allen mijn leiding voortreffelijk vonden. Zelfs de godsdienstleraar, die bekend stond als een moeilijke man. - Je wil me toch niet in de steek laten, Simon? - Ach nee, zo heb ik het nu ook weer niet bedoeld. - Mooi zo. En ik kreeg een aaitje langs mijn wang.
Van De Inwijding, een religieus verhaal kwam niets terecht. Het donkere circuit had geen belangstelling. | |
[pagina 35]
| |
- Noppes, zei Gilles, maar mag ik het voor mijzelf houden? In de vraag trilde iets hijgends. Het was hoe dan ook een compliment. - Tuurlijk, waarom niet? Het klonk te achteloos.
Als Gilles zijn bek maar houdt. |
|