caramboletafels waren bezet. Hij was hier blijkbaar kind aan huis, want onmiddellijk reserveerde hij bij een Turk aan de achterste tafel de volgende beurt voor ons. We bestelden witte wijn.
‘Ahmed is een kei’, zei hij. ‘Van hem heb ik alles geleerd. Moet je 'ns zien hoe hij die balletjes tikt. Dat is muziek, jongen.’
Ik knikte. Eigenlijk had ik al spijt dat ik me had laten meelokken. Ik dronk van de wijn en luisterde naar de galerijhouder die steeds minder op Tchitchikow begon te lijken en steeds meer op een tewerkgestelde werkloze met een buikje en een paardestaart. Tot hij over de hobby van de Turk begon.
‘Tiens ... jij als goed observator ... jij zou moeten kunnen zien wat er mis is met Ahmed, enfin, ik bedoel ...: hij heeft een speciale hobby. Kun je raden wàt voor hobby?’
Ik keek naar de Turk. Een geblokt type met een korte nek, in een flodderkostuum met een dambordpatroon.
‘Breien, misschien?’, antwoordde ik, om er vanaf te zijn.
‘Erger. Ahmed doet aan..’ en hij begon te fluisteren: ‘Ahmed doet aan akwarel. Hoor je dat: a-kwa-rel! Hij weet gelukkig niet dat ik galerijhouder ben. Stel je voor. Als er iets is wat ik absoluut niet verdragen kan, dan is het wel akwarel. Jij toch ook niet, hoop ik?’
‘Wat voor dingen maakt hij dan?’, ontweek ik.
‘Wat dacht je. De gewone rommel. Stillevens met verwelkte lelietjes-van-dalen. Een hoekje van de woonkamer met een slapende kat op de poef. Enfin, je kent dat wel. Treurnis alom.’
‘Laat ons zeggen: eerlijk handwerk op zondag’, vatte ik samen.
‘Van handarbeid gesproken. Ahmed gaat er prat op dat hij die dingen met zijn linkerhand schildert, terwijl hij réchtshandig is!’
‘Moet ik nu vragen waarom?’, vroeg ik.
‘Een soort bijgeloof bij de Turken, denk ik. Dat je geen kunst mag maken met de hand die Allah je gegeven heeft om te