ze vijf jaar jonger dan hij en middenin of net herstellende van een groot verlies. Iemand heeft eens twee uur lang naast hem gezeten, nerveus rokend, ze hing aan zijn lippen ook al zei hij niets, daar ging het niet om. Als hij haar maar wilde kussen. Toen begon ze over haar kwijtgespeelde liefde, hoe merkwaardig hij had geleken en hoe onbegrijpelijk vlug hij was verwaterd. Ze sprak in korte rukjes haar halve zinnen uit, alsof ze tot bekentenissen werd gedwongen terwijl hij hoegenaamd niets vroeg. Haar verspilde vertrouwen was genant. Hij had niet geluisterd maar laten begaan, zoals bij het getik in een radiator als hij warm loopt. Het hield vanzelf op. En toen ze zo ver was, vroeg hij wat ze wilde drinken, nog een bessenjenever, de laatste, en toen dat gebracht was, greep hij met zijn twee handen naar zijn slapen en zei dat hij echt niet meer kon. Die avond vergat hij zijn krant.
Natuurlijk heeft hij vroeger liefjes gehad. In de Dodge van zijn vader had hij onder hun kleren getast en ze hadden hem welwillend de weg gewezen. En nergens, niet in zijn bed later en niet op de hoogpolige mat in zijn bureau heeft hij zo krampachtig genoten als toen. Naderhand heeft hij brieven geschreven en daarin roekeloze beloften gedaan, wie niet, een keer zelfs zijn er zilveren ringen gewisseld. Waarom hij niet getrouwd is, de onvermijdelijke vraag waar ze hem vaak, na een paar drankjes, in lokken. Omdat vrouwen vroeg of laat marchanderen, daarom. Wat hij precies bedoelt? De Noor vroeg het en omdat hij hem graag mag, zegt hij: ‘Ook als ze slapen houden ze één oog open. Blijf bij me, trouw met mij, kies. Op ieder van hun verrukte gilletjes staat een prijs. Voor mijn toegewijde extase, jouw woord. Ze zijn erger dan Arabieren, Olav, ze missen logica. Wat ze willen is kooien en als de rui in de kooi zit, geven ze mij de schuld. Wat heb je met mijn liefde gedaan?’
Uit Olavs mond verwacht hij geen tegenspraak.
Drie weken lang loopt van bar naar bar dit gerucht, de vrouwen verspreiden het: hij heeft iemand, een goedkoop snolletje maar schrander, eentje met een januskop. Als ze praat