De Brakke Hond. Jaargang 7(1990)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] Jan Baeke Gedichten In de vorm van een herinnering Ooit was de dag een onomstreden feit, een zwart en wit refrein dat door de bomen trok. We hielden ons afzijdig van de kleuren waar de verleidelijkste vrouwen mee bewapend waren. Niet zomaar of omdat het inzicht zich deed gelden, maar uit respect voor de gewoonte die ons voor de voeten liep. Het was zoals we de omgeving zagen. We prezen de gloed die ons omringde. Kwam wat wij niet kenden, dan sloten we de ogen, meer hoefden we niet was er niet, dan tussen zon en maan gemeten voor de wind, de wind door de kalender. De diepe kleuren van het lijden en de boetedoening bont en blauw gestreken. Alle andere tinten gedwongen te fluisteren. Dit was de porseleinen tent die ons beschutting bood. Tegen die verlaten jaren keert onze blozende verschijning uit het heden weer terug in de vorm van een herinnering met een kleur die op ons netvlies is blijven hangen. [pagina 100] [p. 100] Bij een nog te schetsen feestmaal In het landschap de kijker tegemoet groep met kostuums en buiken met strak vel. Het gezelschap aan tafel des égards, servetten flessen in ijsemmers, schalen met voedsel kleine ogen wilde harten hebben ze maken feest dans en ritme drijven in de wijn onstuimig boven het kristal, figuren komen los uit de horizon. Doet het aan iets denken lijkt het iemand. Welke bekende is van hieruit niet te zien. [pagina 101] [p. 101] Mene Mene Tekel (Daniël 5:25-28) Hij heeft besloten dat de vreugde ontoereikend is en zich gebrekkig laat citeren. Het leven heeft behoefte aan een groet in volle ernst, geheel volgens de regels van het dubieuze. Een mens die naar het leven handelt aarzelt niet! maar droogt zijn ogen met een mes en neemt de benen. Zo ook hij. Hij waagt een schatting van de vlucht en gaat het dak op naar de sterren. Hij telt zijn veren, weegt de eindeloze nacht. Alleen geschaduwd door de duiven vleit hij zich tegen de wind. Een onopgemerkte wens zeilt vlak langs de horizon recht naar beneden. [pagina 102] [p. 102] Betrekkelijk Hier, achter de muur en verderop in het park, legt het licht een zachte arm van god op de naar elkaar gebogen schouders. Weerschijn die niets loslaat van de betrekkingen, waarin deze mannen verzameld zijn. Het gesprek, half afgewend onder de bladeren. In beide stemmen geruis dat de gebeurtenis vertraagt. Een zin die even luistert naar de ritselende overwegingen. Hun driftige gebaren maken duidelijk hoe ernstig zij het leven nemen. Hun verwoede pogingen het moment te verlengen of is het dit bedrieglijke licht? Vorige Volgende