De Brakke Hond. Jaargang 7
(1990)– [tijdschrift] Brakke Hond, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 71]
| |
Zeven dialogen tussen een schilder en zijn vriendVoor H. | |
1- Dom zijn we niet. - Jij toch niet. - Erg slim zijn we ook niet. - Jij toch niet. | |
2.- Hoe vin je 't? - OK. OK. - Niet te wild? - Welnee. Er is niets TE aan. - Gewoon OK? - Ja, zoals een hamburger. Als hij niet te vet is, of te droog. Gewoon OK. - Dank je. Je vergelijkt mijn kunst met een ordinair consumptieartikel. - Een kompliment, toch? - OK. OK. - Sans rancune, maar je vroeg toch mijn idee? - Jawel, maar die spot van jou, soms... - Overdrijf ik dan? Ga ik te ver? - Soms wel ja. - Dat komt omdat ik zelf niet kan schilderen, snap je. Ik ben jaloers. - Op mijn werk? - Desnoods. | |
3 Een maand later- Recht voor de raap! Hoe vind je mijn laatste werk? - O, ga je dan toch stoppen? | |
[pagina 72]
| |
- Nee, integendeel. Ik ben juist op de goeie weg, vind je niet? - (...) 't Is groot, he? - Ja, ik werk graag groot, tegenwoordig. - Ik bedoel: je bent een schilder van formaat. - Dank je. Dank je. - Je kan er niet naast kijken. - Wel euh... haha! - En toch heeft het iets dat... iets... iets... - Zeg het, zeg het! - Het heeft iets dat tegelijk afstoot en een pietsie aantrekt. Jaja. Wel degelijk. - Iets dubbelzinnigs, bedoel je. - Iets tweeslachtigs. - Mossel noch vis? - Mossel EN vis. - Je houdt er dus niet van. - Dat heb ik niet gezegd. - Je vindt het rommel, geef maar toe. Ik kan best wat kritiek hebben, hoor. - Wel, ‘rommel’ is zo'n vaag woord. - Gewoon ‘slecht’, dan? - Ook dát bedoel ik niet precies. - Hoe slecht dan? - Hoe slecht is slecht, he. - Leg 'ns uit. Je zei dat het je tegelijk afstootte en aantrok. Wat.. - Ik heb gezegd: een ‘pietsie’ aantrok! - Goed. Wat trekt je dan een ‘pietsie’ aan, bijvoorbeeld? - Laat ik beginnen met wat me afstoot. - Ik luister. - Het is ... bizar. - Bizar. Zo zonder meer: bizar? - En wat me tegelijk een pietsie aantrekt is dat het bizar is. - Dat begrijp ik niet. - Logisch. Jij bent maar een schilder. Ik verwacht niet dat jij daar over nadenkt. - Toch, toch. In bed. Dikwijls. Dan komen de twijfels, zie je. - Dan pas? - Je bent een ploert. - Dank je. Heb je al een titel voor dit konterfeitsel? - Wel... ‘BIZARRE KOMPOSITIE’, om jou 'n plezier te doen! - Doe mij vooral geen plezier. Noem het ‘MOSSEL EN VIS’. - Is dat niet te concreet? - Je hebt gelijk, noem het: ‘MIJMERING BIJ MOSSEL EN VIS’ | |
[pagina 73]
| |
en verdubbel de prijs. - 't Is al verkocht. - Jammer. - Dat meen je niet. - Nee. - Je bent tenminste eerlijk. - Ach, weet je. Dit soort werk schreeuwt om eerlijke kritiek. - En toch laat ik me niet beïnvloeden, door niets of niemand. - Zoveel is duidelijk. - Een kunstenaar moet sterk zijn. Zelfzeker! - (geeuwt) - Verveel ik je? - Nee, ik keek naar je werk. - Je kan er niet naast kijken, he? (lacht) - Nee, we staan er recht voor. Kom, laat ons iets gaan drinken - Op de kunst? - Laat ons zeggen: op de kunst van de kritiek. | |
4 Een week later- Ik heb iets totaal nieuws Je MOET komen kijken! - Een schilderij? - Ja en nee. Een ‘object met olieverf’ en ik heb ideeën zat om een hele reeks te maken. - Moedig. Maar onder ons: een schilderij is toch ALTIJD een ‘object met olieverf’? - Ja, maar ik wil van die brave rechthoek met kanvas af, snap je? Je MOET komen kijken. - Goed, ik kom.
(...)
- En? - Ik sta paf. - Aha. - Sprakeloos, hoe zeg je dat. - Flabbergasted. - Is dat de titel? - Nee, dat is hoe jij je nu voelt en hoe ik mij voelde onmiddellijk NA het concept. - Belabberd? - Flabbergasted jongen, en vertel op. Wat denk je? - Ik DENK hier niet bij, ik VOEL veeleer iets... - Aha. Kunst en emotie. De oude band hersteld! - Ik voel dat hier iets gaande is. - Ga door. - Ik voel dat, nee, ik ruik dat het gas in de keuken openstaat. | |
[pagina 74]
| |
© Benoît ‘Scrabbelen in de herfst’
‘Nu moet je goed luisteren naar de volgende twee prachtige verzen.’ | |
[pagina 75]
| |
© Benoît ‘Scrabbelen in de herfst’
‘De Toverberg’ van Thomas Mann had hem diep aangegrepen. | |
[pagina 76]
| |
© Benoît ‘Scrabbelen in de herfst’
Voor vier uur dertig 's morgens wordt mijn vrouw nooit ongerust. | |
[pagina 77]
| |
© Benoît ‘Scrabbelen in de herfst’
Ondanks het feit dat mijnheer B. Van Gheluwe in Parijs werkte, bleef bij op de buiten wonen. | |
[pagina 78]
| |
- Flauw zeg. (...) Je vindt het weer helemaal niks, he. - Wel... - Die kleuren. Zeg daar tenminste iets over. Hier, dat fluorescerend oranje. - Akkoord. Het oranje fluoresceert. - Je moet het toch maar maken, he? - Je moet het durven. - Eindelijk. Je begint het te snappen. Ik DURF, zie je. Eindelijk ben ik los van die steriele rechthoek. - En toch. - Wat: en toch? - Het lijkt nu op een doek dat tijdens het vervoer beschadigd werd. - Goed. Als jij dat vindt, En wat dan nog? Kwetsbaarheid is juist een kwaliteit van kunst. Zo'n gek die in de NACHT-WACHT van Rembrandt snijdt, bijvoorbeeld. - Ja, maar dat wordt dan ook hersteld. Dit doek van jou lijkt beschadigd én onherstelbaar. - Hoe bedoel je? - Als het nergens op lijkt, hoe kan je 't dan herstellen? - Ik WIL ook niet dat het ergens op lijkt, dat weet je al lang - je kritiek wordt voorspelbaar, vriend. - Dat is oirbaar. IK hoef niet origineel te zijn, ik sta aan de wal. Bij JOU ligt de bal. - En je vindt dus dat ik altijd hetzelfde balletje trap? - Nee, dit is anders. Moedig, zei ik aan de telefoon. - Wil je mijn titel niet weten? - Mag ik raden? - Nee, niet raden. Je tong is veel te scherp, je kwetst mij voortdurend, weet je dat. - Sorry, maar dat is toch onze afspraak: dat ik er hard tegenaan ga. Ik wil je helpen, tenslotte. - Al goed, al goed. Ik zal je de titel verklappen, maar we spreken af: je reageert onmiddellijk met ‘PRIMA’ of ‘ROT’. Akkoord? - Akkoord. - Daar gaat ie. Dit eerste object met olieverf heet: ‘DE TRAGIEK VAN DE MATERIE’. - (..) Prima. | |
[pagina 79]
| |
5 Drie maanden later- Droef hoor. - Ja, ik heb er lang over gedaan, over dit. - Van een droefheid die als een zwakke lamp in de ziel blijft branden. - Mooi uitgedrukt. Ben jij ineens poëtisch zeg. - Dankzij dit werk, je maakt grote sprongen voorwaarts, kameraad. - Achterwaarts. Dit is een remake van een soort Hollands landschap uit de 17de eeuw, maar op z'n kop gezet. - Daarom dus. Droef. - Misschien blijf ik zo wel doorgaan. Wat denk je? - Als dat het pad is dat je leidt naar het absolute, vooruit dan maar. - Hola. Nu word je ook nog diepzinnig. Waar is je rauwe spot van vroeger? - Kwijt. Je hebt mij niet meer nodig. Jouw penseel heeft mijn tong verlamd. - Allez toe. - Ik meen het. Ik wil dit werk van jou kopen. - KOPEN? - Hoeveel moet je d'r voor hebben? - Over m'n lijk. Ik schenk het je nog liever. Dit is een historisch moment: de eerste keer dan jij mij bewondert. - En bewondering is onbetaalbaar voor een schilder. - Voilà! Hier, pak vast. Neem het mee. - Mag ik er mee doen wat ik wil? - Ja, behalve vernietigen. Haha. Grapje. - Dat was ik juist van plan. - Zo. En waarom? - En dan zou ik jou vragen het te herstellen. ‘Kwetsbaarheid als kwaliteit van kunst’, remember? - Jij... jij... jij bent een monster! - Nu word jij poëtisch! - Ik wil je hier nooit meer zien. - Zie je. Je hebt mij niet meer nodig. - Eruit! Klootzak!! - Volgaarne. Collega! | |
6 Twee jaar later- Zie je, het beweegt nauwelijks. | |
[pagina 80]
| |
- ‘Nauwelijks’, dat moet je onthouden. Titeltje misschien. - Ha, nog altijd dezelfde. Hoe is het met je vrouw? - Ze is grijs geworden, maar mooi grijs. - Zal wel. Ik ben nog altijd vrij. - Vrijgezel. - Ik noem het liever ‘vrij’. Klinkt positiever, he. - Hoeveel van deze mobiles heb je in voorraad? - Zevenenzeventig. En ik maak er geen één meer. Dat begrijp je. - Begrijp ik. Begrijp ik. - Wat doe jij nu? - Ik ontwerp schoenen. - Laag bij de gronds, haha. - Wel euh... haha! (...) - Heb je een goeie PR-man? - Een vrouw. De queen in copywriting. Weet geen bal van kunst maar mijn verkoop is verdrievoudigd sinds zij mijn teksten schrijft. - Zo. Heb je geen foldertje? - Hier. Lees. En als je achterover valt van bewondering, niet op mijn mobiles alsjeblief. - (leest snel mompelend) - Ga toch zitten. - Graag. Wat vind je van mijn schoenen trouwens. - Zelf ontworpen? - Nee. - Ze zijn mooi. Klasse, zo te zien. En wat vind jij van het proza van mijn queen? - Shit. - Wat shit. - Shit. Ik ben iets vergeten, ik moet dringend bellen, mag ik even? - Tuurlijk. Daar staat de foon. - (...) Johathan? Ja, weet ik, weet ik. Noteer: LADIES FIRST, vijftig paar. Vijftig BLACK PANTERS. Ja? En vijftig CHI-CHI's, de roze set. Heb je dat? Ja, spoedbestelling naar Van Beveren. OK? See you. (...) Sorry. Business. - Hm. Je hebt nog niets gezegd over... - Jouw queen, nee. Ik begrijp iets niet. Wat bedoelt ze in godsnaam met het woord ‘TUBISME’?! - Haar vondst. Jaja. Ze heeft mij gelanceerd als pionier van het ‘tubisme’. - Alweer een isme. | |
[pagina 81]
| |
- Ja, maar eentje dat de vloer aanveegt met al de rest. Luister: al die andere modernisten zijn uitgeknepen, leeg, letterlijk, snap je. De tubes verf zijn opgerold. En dan kom ik, en ik maak van die opgerolde tubes zevenenzeventig mobiles. Als representatie van de materie zelf, snap je? - De tragiek van de materie, als het ware? - Ha, je herinnert het je nog. - Als de dag van gisteren. - Vin je 't geen vondst: TUBISME? - Hm. Wat heb je met al die olieverf gedaan die erin zat? - Blindelings uitgeknepen natuurlijk. - In de vuilnisbak? - Euh... dit blijft onder ons: op doek. - En? - En? Daar heb ik jou nu voor gebeld. Om alles bij te leggen. Als vanouds. - De vriendschap? - Noem het zoals je wil. Jij krijgt de opdracht om bij 437 abstracte doeken titels te verzinnen. Ben je toch altijd sterk in geweest?! - Goed, ik doe alsof ik even aarzel, maar ik accepteer. Op voorwaarde dat ik ervoor betaald word. - Spreekt vanzelf. Niets voor niets. Volg me maar. - 't Is hard werk, vergis je niet. Waar ga je naar toe? - Naar de stapelplaats. Je moet die doeken toch zien? - Hoezo, waarom zou ik. Het zijn toch gewoon klodders mayonnaise, rood, groen en blauw, op een stuk doek gescheten? - Je bent weer lief zeg. - Nee, jij bent hypokriet. - OK. OK. Wind je niet op. Doe je 't of doe je 't niet? - Morgen heb je een lijst met 437 titels. - Morgen al? - En ik wil boter bij de vis. - Hand erop! - Hand erop! | |
7 Een dag later- Is dát het? - Dat is het. Geniaal he? - ‘PRE-TUBISME 1-437’. - Geniaal in zijn eenvoud. | |
[pagina 82]
| |
- Maar enfin. - En zo juist. Pre-tubisme. Hoe kom ik er bij. - Daar zal mijn queen niet mee kunnen lachen - Ontsla haar. Ik zal voor je schrijven. - Wacht even. Alsof jij in mijn werk gelooft. ECHT gelooft? Kom zeg. - Dat doet zij ook niet. Niemand die het vak van copywriting verstaat, gelooft in het produkt. Dat is bijna een conditio sine qua non. - Je kan gelijk hebben. - Heb ik, vriend. (...) En, wat doe jou het begrip ‘PRE-TUBISME’? - Klinkt natuurlijk niet slecht. En zo bekend al. Zo... vanzelfsprekend... - Juist! 't Is gewoon heel slim. Het ‘pre-tubisme’ honoreert dat fameuze ‘tubisme’ van jou, alsof dat kunsthistorisch al een valabel begrijp is. - Terwijl het eigenlijk nep is. - Ssst! Dat is iets dat alleen ik mag zeggen. - Ik begin het te leren. he? - Nee, je leert het nooit. Maar dat is goed. Anders moet ik blijven schoenen ontwerpen. CHI-CHI's. - Laag bij de gronds? - Letterlijk ja. Maar ik hou meer van het figuurlijke in het leven. - Als het maar babbelen is, wind maken, lucht. - Babbelutten knabbelen, ja. Muziek destilleren uit een zucht. Lyriek trekken uit een klucht. Kom, we gaan iets drinken. - Op de kunst?. - Laat ons zeggen: op de kunst van de copywriting. - Jij wint! - We winnen allebei, buddy. - Haha. Klootzak! - Haha. Collega! - Haha. - Haha. | |
[pagina 83]
| |
© Benoît ‘Scrabbelen in de herfst’
Hij toonde hem zijn laatste schetsen. |
|