De Boomgaard. Jaargang 2
(1911)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 799]
| |
De kunstenaar Van OffelEdmond van Offel is een stil en eenzaam werker. Nu ik gevraagd word, hier, een woord over zijn werk te zeggen moet ik mij, op voorhand, verontschuldigen. Ik ben niet genoegzaam gedocumenteerd over zijn werk om zulks te doen in de mate zijner verdienste. Ik kan alleen mijne waardeering laten blijken en zeggen dat van Offel, als teekenaar, een heel apaarte plaats inneemt in de kunstbeweging van dezen tijd. Het werk van van Offel is versierend van wil en van uiting. Het is aan de lijn dat hij denkt in allereerste plaats; 't is aan haar dat hij gedurig zijn aandacht schenkt. Zij is hem een primordiale vereischte.Ga naar voetnoot(1) | |
[pagina 800]
| |
Door hare wisselende veranderingen kan hij haar overeenstemmen met zijn gedachten en gevoelens. Zij is de gedachte zelf van zijn werk. Het verstandelijk temperament komt, bij van Offel, die gestadig met den geest de koord van droom en fantaisie opklimt, nog meer op den voorgrond, door zijne symbolische onderwerpen die meer ons verstand voldoen dan genot geven aan onze oogen. Edmond van Offel is onze Vlaamsche boekverluchter, de eenige dien wij hebben. Zijn werk is de verstandelijke uitdrukking van onze moderniteit. Alles getuigt er van eenen ingewikkelden geest. Bij hem geen sprake van spontaneïteit; in zijne werken geenszins de vurige kracht noch het kleur-brio der Vlaamsche realisten. Van Offel - hij staat heel apaart in onze kunstbeweging, heb ik hierboven gezegd - valt dus met zijn werk heel en al buiten de traditie van ons ras. Hij schijnt verzekerd dat de uitzichten van het leven geen al te groote beteekenis hebben, indien zij niet de geestelijke uiting zijn van een spiritueel gevoel. Van Offel die zich, te gelijktijdig als schilder, ook als dichter volmaakte, verkeerde in zijn ontwikkelingsperiode ten tijde dat de symbolisten, hier en elders, aan 't woord waren. Aan die kunststrekking, waarvan hij den invloed | |
[pagina 801]
| |
onderging, blijft hij verwant in zijn literatuur en in zijn teekenkunst. Aan de symbolisten heeft hij te danken én zijn imaginatieve strekkingen én zijn liefde voor het mysterievolle, het lengendarische. En daarin heeft hij, als teekenaar, - de eigenlijke schilderkunst meer en meer op het zij plan latende - zijn hoogtepunt bereikt. Zijn dichtertalent heeft gestadig aan zijn talent van verluchter meer kracht en sierlijkheid bijgezet, omdat de literatuur zijne gedachte rijker omvatte. 't Zijn aan die eigenschappen van dezen kunstenaar dat we te danken hebben die schoone pen- en potloodteekeningen, die hij met rijpere kracht voortzet, in zijne bijzondere, hem alleen eigene manier: Golgotha, Lente, Luxuria, Dante, De Dichter, Het Verleden, De dierenriem, De Jongeling vóór het leven, - 't zijn teekeningen rag-fijn en doorzichtig, licht en lichtend. We zien er verbeeld: droomen en droefenissen, weelden en vreugden, te midden van weefsels van bloemen waaruit, als aromen, wondere klanken en helle zangen opwalmen, die zich voortschakelen of saamstrengelen tot decoratieve lijnen, vol verscheidenheid. Die motieven komen meermalen terug bij van Offel, maar, door hunne verwerking, door de wijze waarop zij in onderling verband zijn gebracht, schijnen zij ons telkens nieuw. En de vrouw, te midden van dat heerlijk décor, is de naakte schoon- | |
[pagina 802]
| |
heid, schitterend van edelgesteenten die om haar vallen als frissche droppen van een zomerregen, het uitgespreide haar der losgerukte vlechten aureoolend met laaie glansen om het aangezicht... Mannen en vrouwen zijn er wezens uit een droom, wezens die we nooit elders zagen, levend in een paradijsachtig midden, freel, doorschijnend, zwevend op vreemde mysterieuse geuren. Gestalten en landschappen zijn geboren in den geest van den teekenaar en spreken de taal van den dichter. Van Offel hult zijne teekeningen in een vreemde atmosfeer, een poëtische droomatmosfeer. In al wat hij voortbracht, in de minste versiering, in de kleinste ornamenteering overheerscht het poëtisch gevoel want steeds en altijd is en blijft de teekenaar een dichter. Dat is nu slechts eene welverdiende hulde die ik breng aan Edmond van Offel, dien ik elders eens noemde: een stille van daden, die goed-denkend en -doende zijn leven doorgaat, opbouwend zijn werk in benijdenswaardige afzondering.
Victor de Meyere. |
|