De Boomgaard. Jaargang 2(1911)– [tijdschrift] Boomgaard, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 690] [p. 690] Verzen. Verloren avond. Bij de kleine avonddisch Waar de schoonste glansen gloren, Sinds het licht ontstoken is, Lijkt al het geluk verloren. Zijn geluid is slechts te hooren, Buiten, in de duisternis. Uwe woorden vlug en zacht Hoor ik druk de stilte stelen, Al de stilte van de nacht; En ik kan hun vaart niet velen, Schoon mijn woorden mede spelen En ik lach wanneer gij lacht. In uw oogen strak en vast Zie ik het geluk verteeren - Schemerschijn ligt als een last Op de lichtheid uwer kleeren -; ...Ik gevoel te moeten leeren In den schijn te zijn van gast. [pagina 691] [p. 691] 'k Zie naar uw vertraagd gebaar - 't Is een spel alleen der zinnen - En gevoel als een gevaar, Dat ik U zou kùnnen minnen; ...Eensklaps vallen ons te binnen Dingen lachrijk, maar onwaar. En zoo gaat de avond uit Na wat lachen en wat praten, En na een mislukt besluit Hebt ge me nog uitgelaten; ...En nu moet ik U haast haten Om uw blik en uw geluid. Bij de kleine avonddisch Waar geen enkle glans kan gloren, Nu het licht geloken is, Is daar het geluk verloren? Of is het nog zwak te hooren Uit de diepe duisternis? Bedacht ik mij Als ik mijn oogen sluit herzie ik weèr zoo zuiver uw lieve ranke lijf op 't groen en grazig mos - het luchtig kleedje ligt op uwen boezem los - en hoor ik van den wind weer het verheugd gehuiver [pagina 692] [p. 692] En hij de zwerver, hij de wonderlijke wuiver, hij breekt met zijn gewuif de krullen, bruin en bros, die schaduw werpen op de lichte blanke blos, die op uw stil gelaat zoo zacht ligt en zoo zuiver. Hoe vreemd toch dat ik toen uw bijzijn haast vergat en dat ik voor het veld vol roodgerooste klaver voor vlinder en voor bei nog aandacht over had! Eerst toen ik naast een stam, die ruw was en geroest, de vlam zag van een brandende papaver, bedacht ik mij op eens, dat ik U kussen moest. Laurens van der Waals Vorige Volgende