Kantteekeningen
Vondel de schitterendste en hoogste lichttoren in onze literatuur.
Eene overeeuwsche glorie is een schat onuitputbaar voor 't gemeen. Zij is 't verkoren aas voor de eruditie-snobsen die er hun platluizen-lijf aan dik-vreten zoodat ze toch nog iets schijnen te zijn in de wereld.
Vondel! Hij is lang al dood, de man. Wien kan het hinderen dat men zijne grootheid roeme? Zijn kunst staat niemand in den weg. Integendeel ik zei het.
De Heer Prof. Kalff drukte den wensch uit: in elke Nederlandsche stad een gezelschap te zien gevormd worden ter vereering van Vondel's genie.
(Voordracht door Prof. Kalff te Antwerpen gehouden).
't Zoo moeilijker gaan moest hij in levenden lijve verschijnen ergens waar men hem thans vereeren wil. Het eigenlijke persoontje van den dichter ware meer ‘encombrant’! - Ziet gij hem aankomen sukkelen in zijn sjofel klerkjasje? Och! denk niet dat men hem heelemaal zou verstooten. Er zouden vast en zeker hooggeplaatste personen gevonden worden die Vondel een beschermend handje op den schouder zouden leggen: - een kunstminnend notaris zou hem misschien wel eens ten eten vragen, en een rentenierend oud-koopman in rogge-vellen, eere-voorzitter van een Letterkundige club, hem met een speech verwelkomen in naam van 't publiek, als de dichter eene voordracht houdt.
Er is wel kans van dat hij eene aanmoediging, een prijs van 1000 fr. b.v., van wege 't goevernement ontvangt (met 5 stemmen tegen en 6 stemmen vóor). In 't verslag van de werkzaamheden der jury, gelast met het onderzoeken der ingezonden werken, zal men lezen dat, in naam zijner konfraters, Mr Tiseenderwie den schrijver van Lucifer veel zwakheden aantijgt, zoowel op taal- als op moraal gebied; maar er zal ook erkend dat Mr Vondel ontegenzeglijk talent bezit en dat hij het nog veel verder brengen zal als hij den wijzen raad van Mr Tiseenderwie en konsoorten volgen wil.
Men zal hem ook nog, misschien, - 't hangt af van de politieke vrienden - een plaatsken bezorgen van klerk aan de mestpacht of poortier van 't gasthuis. - Gij lacht? Ge zult toch niet denken dat ze hem conservator van 't Plantijn-Museum gaan noemen of Hoofdbibliothekaris?
- Het is eigenlijk een van die meubels die nergens in passen.
- Arme-menschen-meubels passen overal.
Ge weet, het is eigenlijk de eeuwige strijd tusschen diegenen die iets zijn en diegenen die niets zijn maar die willen schijnen iets te zijn. En de laatsten blijven altijd de bazen. Zij dragen de decoraties en de offeranden der menigte. Bazar-goud blinkt immers méer dan echt goud? - De pluimen maken den vogel niet, doch de menschen groeten alleen maar de pluimen.
E.v.O.