V.
De beminde beul
voor H. de B.
Mijn langgedragen droefenis weegt op mijn schouderen als een kruis.
Mijn spitse pijn spant om mijn hart als eene doornenkroon.
Mijn wegen waren wijd naar Golgotha, mijn wegen wijd langs avondlanen peersch van passie en dagestraten grauw van rouw.
En 'k heb mijn beul bemind!
O! bleeke Vrouw, mijn zielsbeminde Beul, uw freele kinderhanden hebben tot een kruis gedweerscht de ruwe balken en gevlochten tot een kroon de zeeredoende doornen - zie mij, vrouw, en zeg of nog het uur niet daar is uwer deernis?