Het Boek. Serie 3. Jaargang 36
(1963-1964)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
Henk Voorn
| |
[pagina 211]
| |
gewoonten. De Zaanse windmolens hadden het karakter van een moderne fabriek: na gedane arbeid gingen baas en personeel naar hun eigen huis. De vaak eenzaam liggende Zuidduitse papiermolens moesten wel met inwonend personeel werken, maar molens die dichter bij bevolkingscentra lagen volstonden vaak met slechts enkele inwonende krachten. In de Auvergne was het boerenbedrijf een veel belangrijker onderdeel van het papiermakersbestaan dan elders, ten dele omdat de autarkische, zelfgenoegzame gezinssamenleving noodzakelijk was door de geringe mogelijkheden in het ruilverkeer, ten dele ook omdat door waterproblemen de molens vaak stil stonden en de tijd toch nuttig moest worden besteed. Ook in sommige Gelderse molens was het boerenbedrijf van groot, ja zelfs overwegend belang. Overal was het leven in de papiermolens anders, omdat het gezinsleven geheel werd beheerst door de bedrijfsomstandigheden, die vrijwel nergens gelijk waren. De Zaanse papierfabrikant was een koopman: hij ging een paar keer per week naar de Amsterdamse beurs, waar hij kopers voor zijn produktie vond. Van sommige kleine Gelderse molens weten wij, dat de baas zelf zijn geringe produktie met een wagentje naar de stad bracht. De meeste Zuidduitse papiermakers waren met handen en voeten gebonden aan een ‘Verlagsherr’, die kapitaal en grondstoffen verschafte, en de gehele produktie kocht. Lompen waren in ons land niet zo schaars als elders: men hield een voorraad aan voor een paar maanden, en vulde die regelmatig aan. In de Auvergne kwam ééns per jaar een karavaan van lompenopkopers de oogst van een éénjarige strooptocht door het land bij de molen afleveren. In Duitsland, maar ook in Frankrijk, had men de rondtrekkende gezellen; de ‘Wanderjahre’ behoorden bij de opleiding. Het katholieke Frankrijk kende de broederschappen der schutspatroons - St. Rochus, St. Jan voor de Latijnse Poort, en anderen - en de Duitse molens kenden het ‘Brauchtum’, een ingewikkeld ceremonieel van kleding, spijs en drank, opleiding en handwerksrecht. Al deze dingen hadden niet alleen met het bedrijf te maken: het waren ook de factoren, die het levenspatroon van het papiermakersgezin bepaalden. De papiermakers en gezellen, die dit alles nog hebben beleefd, zijn nu gestorven. Hun kinderen, wier vage jeugdherinneringen nog gesterkt zijn door de verhalen der ouderen, zullen niet lang meer onder ons verkeren. Bedrijfs- en familiegeschiedenis kunnen we terugvinden in archieven en verzamelingen. Musea bewaren instrumenten, portretten, curiosa. Het vakmanschap van onze papiermakende voorvaderen zullen wij niet vergeten, want het werk hunner handen trotseert de eeuwen in onze archieven. En in de oude papieren sluimert de wondere wereld van het watermerk, een wereld van symboliek, traditie, volkskunst. * * * | |
[pagina 212]
| |
Hoe leefde men in de papiermolens? Eén antwoord is op deze vraag niet mogelijk. Maar wij weten, hoe men in bepaalde molens heeft geleefd, wij weten hoe het in bepaalde landstreken moet zijn toegegaan. Jeugdherinneringen zijn te boek gesteld. Oude tradities, vergeelde brieven, dagboeken en tekeningen, zij hebben geholpen om de vreugd en het leed in het dagelijks leven van papiermakers en gezellen te boekstaven. Over het merkwaardige gezinsleven in de papiermolens kan men vaak iets lezen in de gedenkboeken van nog bestaande papierfabrieken met een lange historie, maar veel meer details zal men vinden in biografische studies zoals b.v. Thomas Balston's boeken over de papiermakers Balston en WhatmanGa naar voetnoot1, of Smith's zeldzame biografie van de Amerikaanse papiermaker Zenas CraneGa naar voetnoot2. Zeer waardevol is ook de autobiografie van de Deense papiermaker DrewsenGa naar voetnoot3). Een echte beschrijving van lief en leed in het dagelijks leven van de papiermaker vindt men echter vooral in Lina Hauck's fascinerende boekje over de papiermolen in de WasgauGa naar voetnoot4. De schrijfster, geboren in 1868, was de dochter van de papiermaker op de molen Sarnstatt bij Annweiler in de zuidelijke Palts. Haar kinder- en jonge meisjesjaren heeft zij in de papiermolen doorgebracht. Gemoedelijk babbelend vertelt zij over haar dagelijks leven in de molen en deze ‘Plauderei’ zonder litteraire aspiraties, in de stijl van Famke's ‘Zaansch Binnenhuisje’, geeft een bijzonder levensecht beeld. Wat Lina Hauck deed voor Duitsland, werd door een andere papiermakersdochter, Claude Dravaine, voor Frankrijk gedaan. In ‘Nouara’Ga naar voetnoot5 heeft zij haar jeugdherinneringen aan het leven in een molen in Puyde-Dôme vastgelegd. Van geheel andere aard is de roman van André Noel over ‘Les Compagnons de la feuille blanche’Ga naar voetnoot6. Noel heeft tussen de papiermakersfamilies van Ambert in de Auvergne gewoond. Hij heeft hun tradities leren kennen, hun familiepapieren gelezen. Noel neemt ons | |
[pagina 213]
| |
mee terug naar de achttiende eeuw, en vertelt ons over de gruwelijke moord op de papiermaker Sauvade, wiens naam wij nog zo vaak als watermerk in de oude papieren van onze openbare archieven tegenkomen. Het dagelijks leven in de papiermolen Richard de Bas brengt Noel op fascinerende, en historisch verantwoorde, wijze tot leven. Wie over de Auvergne en papier spreekt, kan de naam Henri Pourrat niet verzwijgen. Pourrat, de enkele jaren geleden overleden dichter van de Auvergne, is buiten zijn geboortestreek slecht bekend. Ten onrechte, want deze romanticus heeft in zijn oeuvre hoogtepunten bereikt, die van groot meesterschap over de taal getuigen. Het leven in de papiermolens bij Ambert beschreef hij in één van zijn aantrekkelijkste werken, ‘Dans l'herbe des trois vallées’Ga naar voetnoot1. Het werkje is nu aan zijn elfde duizendtal toe, en heeft dus een vrij groot lezerspubliek gevonden. Pourrat is ook de auteur van de kleine plaquette onder de titel ‘Le Diable au moulin à papier’Ga naar voetnoot2, een papiermakerssprookje dat in deze bibliografie van lief en leed niet mag ontbreken. Henri Pourrat heeft veel geschreven; van zijn overige werken noem ik nog ‘Gaspard des Montagnes’Ga naar voetnoot3, een zeer omvangrijke levensgeschiedenis uit het land van Puy-de-Dôme, waarin ook de papiermakers een rol vervullen. Bij enkele van de hier genoemde boeken is werkelijkheid en fantasie nauw verweven. Er zijn ook boeken over het gezinsleven van de papiermaker, die geheel tot het rijk van de fantasie behoren. Het beroemdste voorbeeld hiervan is Balzac's ‘Illusions PerduesGa naar voetnoot4. De beschrijving van Balzac getuigt van grote kennis van het toenmalige papiermakersbestaan en het probleem, dat Balzac zijn papiermakers-romanfiguur David Séchard laat behandelen - het zoeken naar nieuwe grondstoffen - is volkomen juist en met grote kennis van technische details beschreven. Balzac's roman heeft de ‘papyrofielen’ verleid tot studies over Balzac en de papierindustrie. Deze mogen hier ‘am Rande’ genoteerd worden: Armin Renker's ‘Anfang eines grossen Sieges’Ga naar voetnoot5, Henri Lacombe's | |
[pagina 214]
| |
studie over ‘Balzac et l'industrie du papier’Ga naar voetnoot4, en H. Voorn's ‘Honoré de Balzac and the papermaking industry’Ga naar voetnoot1. Vele beroemde schrijvers hebben hier en daar in hun werk iets over papiermakers gezegd. Deze korte notities gaan wij hier stilzwijgend voorbij. Van iets meer betekenis zijn de paar bladzijden, die Goethe in zijn ‘Philipp Hackert’ aan de papiermolen van Don Stefano Merola wijdt. Armin Renker heeft deze kleine episode als privé-druk uitgegevenGa naar voetnoot2. Geheel in het tijdperk van de moderne papierfabricage speelt de roman van Heinrich Mann, ‘Der Untertan’Ga naar voetnoot3. Hij brengt de papierfabrikant Diederich Heszling ten tonele als een zeer Duitse en weinig sympathieke figuur. Modern ook, maar geheel op histotorische feiten berustend, is het boek van Erika von Hornstein, ‘Andere müssen bleiben’Ga naar voetnoot4. Het behandelt de merkwaardige geschiedenis van een papierfabriek in de Russische bezettingszone van Duitsland. Het betreft hier de papierfabriek Neukaliss, Schoeller & Bausch, hoewel men de fabriek niet onder haar echte naam in deze sleutelroman zal vinden. Dit boek is geen bedrijfsgeschiedenis, maar een vlot geschreven documentaire over het leven onder Russische bezetting, met de papierfabriek als middelpunt. Dit, zeker niet volledige, overzicht van ‘leven in een papiermolen’ wil ik besluiten met twee boeken, geschreven door de kort geleden gestorven Duitse papierfabrikant en dichter Armin Renker. ‘Vier und einer’Ga naar voetnoot5 is een toneelstuk, dat in een oude Duitse papiermolen speelt en dat dank zij de grote historische kennis van de auteur een zeer waarheidsgetrouw beeld van het leven in de papiermolens geeft. Het | |
[pagina 215]
| |
tweede werk is een prachtige bibliofiele curiositeit, ‘Die Reise nach Filigranistan’Ga naar voetnoot1, een poëtisch verhaal van het sprookjesland Filigranistan (= watermerkenland), dat op bijzonder aantrekkelijke wijze met watermerken is gïllustreerd. Dit laatstgenoemde boek is reeds een aanloop tot een geheel andere categorie van papiermakers-literatuur: het papier in de poëzie. Dat is echter een onderwerp, dat afzonderlijke behandeling verdient. | |
SummaryLIFE IN A PAPER MILL: bibliography of the daily life in a paper mill. After 1900, mills where paper is made by hand have disappeared with a few exceptions. The daily life of the master paper-maker, his family and workmen, was influenced largely by local conditions, such as methods of sale, Organization of rag-collecting, folklore, and eventually the combination of the paper making craft with agricultural occupations. Eye-witnesses have given very lively descriptions of the daily life in paper mills and the most important books dealing with this aspect of paper making history are mentioned in this article, together with some works which, though works of fantasy, contribute largely to our knowledge of daily life in a paper mill. |
|