Het Boek. Serie 3. Jaargang 35
(1961-1962)– [tijdschrift] Boek, Het– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P.L. Mees, O.F.M.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De volledige drukken:Ga naar voetnoot2
|
1. | 1506, Gouda, Collaciebroeders (982), exx.: Den Haag, K B; Londen BM (defect). |
2. | 1507, Antwerpen, Adriaen Van Berghen (983), exx. Brussel, K B; Antwerpen Plantin-museum; London, B M. |
3. | 1508, Antwerpen, H.E. Van Homberch (984), ex. Amsterdam, bibliotheek van het Rijksmuseum. |
4. | 1510, Antwerpen, H.E. Van Homberch (3071), ex. Antwerpen, Minderbroeders. |
5. | 1511, Antwerpen, H.E. Van Homberch (3072), ex. Brussel K B. |
6. | 1512, Antwerpen, H.E. Van Homberch (3073), ex. Gent, U B.; ex. Menno Hertzberger met variant, thans onvindbaar. |
7. | 1515, Antwerpen, H.E. Van Homberch (nog onbeschreven), ex. J. Deschamps, Hasselt. |
8. | 1517, Antwerpen, A. Van Berghen (3074), ex. Brussel, K B. |
9. | 1519, Antwerpen, Willem Vorsterman (3076), ex. Antwerpen, Minderbroeders. |
10. | 1520, Antwerpen, H.E. Van Homberch (985), ex. Den Haag, K B. |
11. | 1538, Antwerpen, W. Vorsterman (987), ex. Londen B M. |
Na 1540 vinden we nog de volgende drukken:
12. | 1543, Antwerpen, W. Vorsterman, Paquot, Memoires.... V, p. 311. |
13. | 1609, M. Huyssens, ex. Utrecht, Bissch. Museum.Ga naar voetnoot1 |
Niet-gedateerde:
14. | 150? Antwerpen, W. Vorsterman (986), ex. Brussel, K B (niet Gouda S.B., cfr. N.-Kr., 0549) |
15. | Antwerpen, W. Vorsterman (4233), ex. Gouda, S B. |
16. | Antwerpen, Michiel Hillen (0548) |
17. | Antwerpen, W. Vorsterman, (nog niet beschreven) ex. Prof. J.J.M. Timmers, Maastricht. |
De gedeeltelijke uitgaven (slechts het 2e boekje)
18. | 1519, Antwerpen, Jan van Ghelen (3075), ex. Den Haag K B. |
19. | 1520? ('s Hertogenbosch, Laurens Hayen?) (2388), ex. Sterck, AerdenhoutGa naar voetnoot2. |
De vertalingen.
20. | 1512, Gouda, Collaciebroeders, Precatiuncule in divinis missarum officiïs excitative, latine a fr. francisco Goudano (1756), ex. Amsterdam, U B. |
21. | 1529, Antwerpen, W. Vorsterman ‘L'interpretation et signification de la messe’ (3077), exx. Antwerpen, Plantin-museum; Parijs B N. |
22. | 1532, London, Robert Wyer, ‘The interpretacyon and sygnyfycacion of the Masse...., composed and ordeyned by Frere Gararde, Frere Mynoure’Ga naar voetnoot3 |
23. | 1538, Antwerpen, W. Vorsterman, id. als nr. 21 (988), ex. London, Brit. museum. |
Zes Antwerpse drukkers uit de 16e eeuw stelden er dus prijs op dit boekje te kunnen uitgeven. We willen in deze studie deze onderscheiden drukken even met elkaar vergelijken.
De algemene inhoud van het ‘Boexken’
Het werkje, een octavo-druk van ten hoogste 168 blz. bestaat uit drie delen: het eerste bevat 33 hoofdstukjes betreffende de H. Mis, b.v. de
betekenis van het woordje ‘mis’, een summier overzicht van de geschiedenis der Mis, verder meestal practische punten, b.v. wanneer men de Mis moet volgen, hoe, enz. Het tweede boekje geeft een methode om goed de Mis te volgen. Drieëndertig momenten (artikelen in het boekje) uit de H. Mis worden afgebeeld in kleine houtsneden (± 55 × 80 mm), daaronder staat een korte beschrijving. Deze 33 momenten worden telkens allegorisch verbonden met even zoveel gebeurtenissen uit Jezus' leven, ook weer voorgesteld door houtsneden met daaronder een kort gebed. De houtsneden zijn zo geordend dat de evangelie-houtsnede telkens juist naast de corresponderende misvoorstelling staat, dus: op verso zijde van één blad een misvoorstelling, op de recto-zijde van het volgende een corresponderende evangeliescène. De schrijver zegt uitdrukkelijk dat wie niet lezen kan ‘(so) mach (hi) devoteliken overdencken dat leven ons heren ende lesen op elcken artikel een Pater noster ende Ave Maria’ (a2 verso)Ga naar voetnoot1. Het is wellicht om deze vele houtsneden (tenminste 66), dat het boekje zoveel succes kende bij het volk. In de meeste bewaarde exemplaren is het deel met de houtsneden opvallend meer beduimeld dan de andereGa naar voetnoot2. Het derde deel van dit misboekje geeft, weer in 33 hoofdstukken, alles wat men doen moet om waardig te biechten en te communiceren.
Opmerkingen bij de verschillende drukken
Collaciebroeders, Gouda 1506. (N.-Kr. 982, ex. KB, Den Haag). De oudste, bekende druk van het Boexken is die van 1506, door de Collaciebroeders uit Gouda. Op hun verzoek werd het ten andere door Gherit van Gouda, minderbroeder-observant, samengesteld, zoals we uit de eerste ‘proloech’ vernemen (a2ro). De broeders van het gemene leven, die in Gouda collaciebroeders werden genoemd, hadden zich steeds bezig gehouden met het copiëren van godvruchtige boeken, dat was hun apostolaat en tevens ook een middel van bestaan. Na de uitvinding van de boekdrukkunst pasten ze zich aan de moderne techniek aan, ze gaan er fier op apostelen te zijn ‘non verbo sed scripto predicantes’Ga naar voetnoot3. Hun schrift schijnt zelfs aan de basis te liggen van het echt
Nederlandse drukkerstype: M75 98Ga naar voetnoot1. Gouda bezat op het einde van de 15o eeuw reeds verscheidene drukkerijen. In 1496 begonnen ook de Collaciebroeders met een bedrijf. Ze kochten hun materiaal gedeeltelijk van Gerard Leeu, die in 1484 van uit Gouda naar Antwerpen was verhuisd. Heel veel hebben ze niet geproduceerd, maar hun werk was meestal zeer verzorgd. Ze zijn vooral bekend om hun zeer goed afgewerkte en kunstige houtsnedenGa naar voetnoot2. Tot dat zeer verzorgde werk behoort stellig het ‘Boexken vander missen’. We mogen gerust zeggen dat de houtsneden merkwaardig zijn: de mis-serie op archeologisch-liturgisch gebied, de evangelie-scènes op kunstgebiedGa naar voetnoot3.
Ary Delen roemt ze als ‘schattige kleine schilderijtjes zonder twijfel getekend door een kunstenaar van eerste gehalte, terwijl de graveur buiten alle betwisting een man was die de knepen van het vak ter dege kende, omdat hij zo goed het karakter van de oorspronkelijke tekening wist te eerbiedigen’Ga naar voetnoot4.
De houtblokken van ± 55 × 81 mm schijnen hier nog tamelijk nieuw te zijn: men merkt weinig sleet aan de randen (op de houtsnede boven het 33o artikel komt nochtans een wormgaatje voor). Op het titelblad staat een houtsnede die de intrede van de priester met de assistenten uitbeeldt, we vinden ze nog eens in de misreeks (2e artikel), maar op het titelblad is ze afgelijnd door een pilaster, in de misreeks is deze rechts bijna geheel weggevallen. Bij nauwkeurig vergelijken blijkt het hetzelfde houtblok te zijn, waarvan de pilaster rechts werd afgesneden, omdat deze gravure voor het midden van het boekje te breed uitviel.
Buiten de houtsneden der misreeks, vinden we in deze en de volgende drukken regelmatig drie grotere van ± 86 × 66 mm: de stigmatisatie van St.-Franciscus, een voorstelling van St.-Gregorius-visioen en van O.-L.-Vrouw in de zon. Men kan betwijfelen of ze speciaal voor deze druk zijn gemaakt: ze zijn merkelijk kleiner dan de gewone drukspiegel en daarom geflankeerd door losse randen met daarboven een drukkersmerk van de collaciebroeders.
Het formaat van deze druk is opvallend groter dan dat van vele volgende: ± 145 × 105 mm met een drukspiegel van 117 × 82.
Ook het lettertype, M12100, is onderscheiden van alle volgende drukken (behalve de Goudse).
De vraag kan ten slotte gesteld worden of deze druk van 1506 de
oudste is. De colofon schijnt daar op te wijzen: ‘Hier eyndet een devoet boexken.... geordineert Int jaer ons heren M.CCCC. ende VI. bi broeder Gherit vander Goude.... Ende gepreut (sic) ter Goude tot die Collaciebroeders’. Het volgend jaar verschijnt er echter te Antwerpen een druk met als titel ‘Dat boexken vander missen. Anderwerf ghecorrigeert’ blijkbaar, althans waarschijnlijk dus een derde druk. We moeten dus besluiten tot een tweede te Antwerpen in 1506 (Eckert van Homberch? cfr. verder) ofwel tot een eerste Goudse van 1505 of nog vroeger, waarvan men dan de colofon in 1506 letterlijk overdrukte met verandering van datum. We opineren voor een Antwerpse druk uit 1506 (zie verder bij de druk van 1508).
De druk van Adriaen van Berghen 1507 (N. Kr. 983, ex. Brussel K B).
Het volgend jaar verhuist het ‘Boexken’ naar de Antwerpse drukkerijen. Het woordje verhuizen is voor deze en de volgende druk (ongedat. Vorsterman 986) niet helemaal figuurlijk op te vatten, want Adriaen heeft hier de houtblokken van de Collaciebroeders gebruikt. Waarschijnlijk wilden de fraters, wier eerste doel toch was de godsvrucht door de drukkunst bevorderen, een ruimere verspreidingsmogelijkheid aan het boekje geven en ze zochten daartoe een drukker in de ‘vermaerde coopstadt’, waar in die jaren meer boeken werden gedrukt dan in het gehele Nederlandse taalgebiedGa naar voetnoot1.
De druk is dan grotendeels een zeer getrouwe weergave van de Goudse: het zijn dezelfde houtsneden (duidelijk merkbaar aan het wormgaatje in de bovenrand van de houtsnede op fol. k 8 verso), zelfs het drukkersmerk van de Collaciebroeders wordt op twee plaatsen boven de grote houtsneden geplaatst. Over 't algemeen wordt de tekst blad voor blad nagedrukt, het hoogste verschil is twee regels en men merkt daar hoe de Antwerpse drukker er naar streeft zo vlug mogelijk volledig overeen te stemmen met zijn voorbeeld.
Toch is niet alles gelijk: het lettertype is hier M7599. Het werkje draagt nu als titel ‘Dat boexken vander missen Anderwerf ghecorrigeert’. De tekst is hier en daar aangevuld of verbeterd. b.v.:
Gouda c 8 recto: waar Gerrit spreekt over het rechtstaan bij het aanhoren van het evangelie: ‘Ende ofte // ghi god seluer die woerden hoerde preken’. //
Gouda: b 6 recto: ‘Nochtans sal // alsulken mensche wat goets anders daer vo // er doen
Antwerpen 1507: ‘Ende dat // suldi so deuoteliken horen of ghi....’ (waarschijnlijk regelverspringing in Goudse druk)
Antwerpen: idem + ‘oft doer eenen anderen doen doen. (regelverspringing door ‘doen’?)
Meestal nochtans zijn de tekstveranderingen kleine toevoegingen; enkele voorbeelden:
Gouda b 5 verso: perikel |
Gouda: machse |
Antwerpen: perikel des levens |
Antwerpen: machse oec. |
Men kan zich afvragen of Adriaen niet een andere Goudse druk als voorbeeld had, de woorden in de titel ‘anderwerf gecorrigeert’ wijzen wellicht op een tweede verbetering, dus 3e druk. In ieder geval is de tekst in deze Antwerpse uitgave soms duidelijker.
Waarschijnlijk heeft de drukker ook getracht de meer Hollands klinkende vormen enigszins te verbrabantsen, ofschoon men niet zeggen kan dat dit systematisch is gebeurd. Ziehier enkele opvallende varianten:
1506 | 1507 |
mit | met |
sellen (Friese vorm die tamelijk veel in Gouda voorkwam) | sullen |
oflaet (Hollands en Vlaams) | aflaet (Brabants) |
harte | herte (zeker niet Zuid-Hollands) |
varde | verde |
warde - wart | werde - wert |
ontfermharticheit | ontfermherticheit |
gaern | (soms) gern |
naerstelike | nerstelike |
ambocht (Hollands-Vlaams) | ambacht (Brabants) |
nimmermeer | nemmermeer |
rechtvaerdigen | rechtverdigen. |
Zoals gezegd, dit verbrabantsen is verre van systematisch doorgevoerd, maar regelmatig komen de Zuidelijke vormen toch terug. Is dit alles wellicht maar aan de zetter te wijten? Opvallend is dat nog regelmatig de typisch Hollandse vorm ‘legghen’ voorkomt voor het Zuidnederlandse ‘liggen’, wat andere drukkers zullen vermijden.
Concluderend mogen we zeggen dat deze eerste Antwerpse druk een verzorgde en zelfs verbeterde, enigszins verbrabantste uitgave is van het ‘boexken’Ga naar voetnoot1.
De ongedateerde Vorsterman N.Kr. 986 (ex. Brussel, K B)Ga naar voetnoot1.
Na de twee gedateerde exemplaren bestudeerd te hebben, wordt het enigszins gemakkelijk, deze ongedateerde Vorsterman zijn plaats te geven in de lijst.
Deze druk is waarschijnlijk kort na 1507 te dateren. De houtblokken zijn die van Gouda, die Adriaen van Berghen in 1507 gebruikte, ze vertonen aan de rechterzijkant een weinig meer sleet. Soms zou men eraan twijfelen welke druk de oudste is, nochtans menen we uit de tekstvergelijking te kunnen bewijzen dat de Van Berghen-druk voorafgaat.
Het is duidelijk dat deze twee drukken sterk afhankelijk zijn van elkaar: bijna alle addities van 1507 vindt men hier; typisch is dat de vorm ‘sellen’ van 1506 in deze beide drukken meestal vervangen werd door ‘sullen’, welnu op één blad (m 8 recto) is uitzonderlijk ‘sellen’ bewaard, zowel in 1507 als bij deze ongedateerde Vorsterman.
Een detail in de tekst wijst daarenboven op een afhankelijkheid van Vorsterman tegenover Van Berghen. Op m 8 v eindigt Adriaen de bladzijde (en de katern) met de woorden ‘daer doer’, zo ook Vorsterman, ofschoon bij hem de regel niet geheel gevuld is (in 1506 stonden deze woorden op het volgend blad). Hieruit blijkt dus dat Vorsterman de druk van Van Berghen als legger gebruikte.
Wanneer dan deze ongedateerde Vorsterman plaatsen? Bijna zeker in 1509. In 1508, 10, 11, 12 hebben we Eckert-drukken en in 1512 gebruikten de Collaciebroeders hun houtblokken weer zelf, maar nu met afgesneden pilasters.
De Latijnse vertaling uit 1512 (N.-Kr., 1756)Ga naar voetnoot2
Bij deze Goudse en Antwerpse drukken sluit de Latijnse vertaling aan van het tweede boekje, door dezelfde Collaciebroeders op de markt gebracht in 1512 onder de titel: ‘Precatiuncule (quas hic libellus fert sunt et de // uotionis et feruoris cuiuscumque in diuinis mis // sarum officijs excitatiue plurimum //
Uit de inleiding blijkt dat de vertaler een zekere ‘frater franciscus goudanus’ is ‘divi augustini canonicus’ die zijn inleiding voltooide in 1512.
Van a 5 recto af, na twee uitvoerige inleidingen, is de tekst een getrouwe vertaling van Gherits tweede boekje.
Het lettertype is weer dat van 1506: M62100.
Op het eerste gezicht merkt men reeds dat het werkje tegenover de druk van 1506 heel wat kleiner is geworden: 136 × 92 mm, tegenover
145 × 105, met een drukspiegel van ± 97 × 75 tegenover 117 × 82. De houtblokken zijn dan ook bewerkt geworden: terwijl in de vorige drukken links van de mis-voorstelling en rechts van de corresponderende evangelie-scène een ongeveer volledig uitgewerkte pilaster voorkwam, zijn deze hier bijna volledig afgesneden, het blijken echter dezelfde blokken te zijn.
Dit is waarschijnlijk niet gebeurd, omdat de randen te zeer versleten waren, ze vertoonden in 1507 en in de ongedateerde Vorsterman-druk (N.-Kr. 986) nog geen opmerkelijke sleet. Wellicht is deze verminking van de houtblokken gebeurd omdat, door de brede houtsneden, het formaat wat te breed uitviel voor een octavodrukGa naar voetnoot1. Een ongunstig gevolg van het verengen van de drukspiegel was dat er soms geen plaats genoeg overbleef voor de tekst onder de houtsneden en dat hij dus op de volgende bladzijde, boven de volgende gravure moest gedrukt worden, dit gaf een minder schone indruk.
Deze druk is verder ook minder verzorgd in die zin, dat voor het grootste gedeelte de corresponderende houtsneden niet juist naast elkaar staan op verso- en rectozijde van telkens een verschillend blad, wat zeker tegen de bedoeling was van de schrijver: mis- en evangelievoorstellingen moesten gelijk gezien worden om godsvruchtig de mis te volgen. Verder staat boven het 13e artikel der mis (het einde van de prefatie) de houtsnede van het 28e artikel (de nuttiging van de H. Hostie), en vice versa. Begrijpelijk is dit wel, de twee voorstellingen: houding van celebrant en plaats van assistenten, lijken nogal sterk op elkaar, maar het verwisselen der houtblokken wijst toch op een slordigheid in de afwerking.
Zo is deze Latijnse vertaling enigszins een mislukking geworden, wellicht is het bij dit experiment gebleven, ook omdat in de opvatting van de auteur zijn werkje een volksboekje was; de allegorische methode viel blijkbaar niet in de smaak van de geleerden der 16e eeuw.
Bij het einde van de bespreking dezer Goudse drukken kan men zich afvragen of de collaciebroeders in 't vervolg het drukken van het boexken gestaakt hebben. De hypothese dat ze hun houtblokken, die ze in 1521 nog gebruikten voor een ander werk (N.-Kr. 1001) toch nog wel zullen aangewend hebben voor het oorspronkelijke, lijkt me gegrond, al bestond in die jaren wel de concurrentie met de Antwerpse drukkers.
Titelblad van verschillende drukken
[iets verkleind oorspr. 55 × 87]
[iets verkleind oorspr. 52 × 73 mm]
Het ‘tweede artikel’ in de Mis-reeks
[iets verkleind]
[iets verkleind]
De drukken van Henrick Eckert van Homberch
In 1508 begint deze drukker het werkje in een nieuwe vorm uit te geven (N.-Kr., 984, ex. bibl. van het Rijksmuseum, Amsterdam)Ga naar voetnoot1.
De korte titel boven op het eerste blad luidt nu: ‘Dat boexken vander missen. Ende anderwerf ghecorrigeert’. De drukspiegel is heel wat kleiner dan in de vorige drukken: 100 × 74 tegenover 127 × 82, met 21 regels tegenover 24Ga naar voetnoot2. De katernverdeling is dan ook geheel anders, vroeger regelmatig a-r8, hier a-m8 n4 o-x8; dus 164 bll. tegenover 136.
Deze druk wordt dan het model voor al de volgende Eckert-edities. De houtblokken zijn mooi verzorgde copiën van de Goudse, maar ietwat kleiner: circa 51 × 74 mm. Tot in de kleine details heeft Eckert's xylograaf zijn voorbeeld gecopieerd, hij werkt met fijne arceringen die de indruk wekken van zeer verzorgd werk. Is deze druk van 1508 de eerste van Eckert? Men kan het betwijfelen: de houtsnede op het titelblad vertoont aan de linkerrand reeds duidelijke sporen van sleet (in de druk van 1510 is dit op dezelfde plaatsen nog duidelijker geprononceerd). Daarop voortgaand zou men moeten besluiten dat Eckert reeds in 1506 een Antwerpse druk bezorgde met eigen houtsneden.
De tekstoverlevering toont ten andere duidelijk aan dat deze druk niet rechtstreeks afhankelijk is van de onmiddellijk voorafgaande Antwerpse van 1507, maar wel van de Goudse van 1506. De tekstaanvullingen, soms verbeteringen van 1507 komen hier niet voor. Enkele voorbeelden:
Op f 1 verso: | 1506 Opdat wi doch // doer sijn bitter passie |
1507 Opdat wi doch also doer sijn.... | |
1508 Opdat wi doch doer sijn.... | |
Op b 5 verso: | 1506 conde gehoren |
1507 conde gehoren dier tijd | |
1508 conde gehoren | |
Op c 8 verso: | 1506: Ende ofte // ghi god selver die woerden hoerde preken. |
1507: Ende dat suldi so devoteliken horen ofte.... | |
1508: geheel zoals 1506. | |
Op d 5 verso: | 1506: nyet om seer veel te lesen gheliken als so // mige menschen doen.... |
1507: .... te lesen mer om wel te lesen gheliken | |
1508: geheel zoals in 1506. |
Dit alles schijnt ons vermoeden wel te bevestigen dat Eckert reeds in 1506 een druk van het ‘Boexken’ bezorgde.
Over het algemeen vertoont de taal in deze druk een nog meer
Brabants karakter. Het typisch Hollandse ‘leggen’ voor het Zuidnederlandse ‘liggen’ is hier, op een paar uitzonderingen na, telkens veranderd in ‘liggen’. De vormen die we vroeger aanstipten bij de druk van 1507 komen hier ook regelmatig voor, ofschoon ook weer niet systematisch; sommige woorden zoals ‘mit’ en ‘selen’, die over 't algemeen tot de Hollandse schrijftraditie gerekend worden, zijn hier vrij talrijk. Men heeft de indruk dat deze veranderingen in de schrijfwijze eerder afhankelijk zijn van de letterzetters, dan opgelegd door één persoon die de hele tekst zou hebben verbrabantst.
De Eckert-drukken van 1510 (N.-Kr. 3071)Ga naar voetnoot1, 1511 (3072, ex. K B, Brussel) en 1512 (3073, ex. U.B. Gent).
Men mag wel zeggen dat deze drie edities woordelijk en ook naar bladschikking volkomen aan elkaar gelijk zijn. De katernenverdeling (a-m8 n4 o-x8) wijst daar reeds op. Het was de gewoonte, bij het herdrukken van een werk, zoveel mogelijk dezelfde omvang van het boek te behouden, men liet de vroegere druk regel na regel nazetten, zo konden verschillende zetters tegelijk aan één uitgave werkenGa naar voetnoot2. Daarbij had de uitgever er alle profijt bij een goed befaamd boekje een zelfde uitzicht te laten behouden.
Het streven naar volledige overeenkomst valt hier des te sterker op, daar van 1511 af een kalender vóór de proloog wordt ingeschoven. Om nu volledige overeenkomst te kunnen bewaren met de drukken van 1508 en 1510, werden op de eerste 8 bladen geen signaturen geplaatst, deze beginnen maar op bl. 9 met a. De bijgevoegde kalender liep echter tot a 2 verso, dus moest de drukker 2 bladen trachten in te winnen om de druk verder volledig te doen overeenstemmen met de vorige. Dit zal hij bereiken door een regel meer te drukken voor de kalender en door de daaropvolgende inhoudstafel zo sterk mogelijk in te korten, zelfs soms ten koste van de duidelijkheid.
In de druk van 1510 staat b.v.: ‘Om Jesum te soeken, te vinden ende te behouden. Dat. Vij artikel’.
Verder in 1510: ‘Om gevisiteert te werden metter gracien gods’ dat. xij. artikel.
in 1511 en 12 wordt dat: ‘Om Ihm te soecken etc. Dat vij. ar.’
in 1511 wordt het: ‘om etc. Dat. xij. artikel’.
Met zulke trucjes slaagt de drukker er in twee bladen uit te sparen, van a 6 verso komt 1511 naar bladschikking volledig overeen met 1508 en 1510, en deze overeenkomst behoudt het tot op v 7 verso waar het even afwijkt tot x 1 verso; van daar af is er weer volledige overeenkomst tussen de drie drukken. De onderlinge afhankelijkheid blijkt
vooral uit het overnemen van telkens dezelfde varianten tegenover de oudste drukken, soms van storende drukfouten uit 1510:Ga naar voetnoot1
1506: a 8 v: | Ende dat hieten Cathecumeni |
1510 en vlg.: | Ende dat hietmen.... |
1506: c 3 r: | die dan // hier een stuc ende daer een stuc vander missen // hoert die en voldoet dat gebot niet. |
1510 en vlg.: | die dan hier // een stuck vander myssen hoert die en vol = // doet.... |
(duidelijk drukfout veroorzaakt, door het tweemaal voorkomende ‘stuc’). | |
1506: c 4 v: | een groot gerucht. |
1510 en vlg.: | aen (sic) groot gerucht |
1510 en vlg.: | die legghen inden vegevier. |
(uitzonderlijk, overal elders veranderd in ligghen, juist hier bewaard uit de eerste druk). |
De Eckert-druk van 1515.
Tot deze reeks behoort dan ook de slechts onlangs gevonden druk uit 1515. Dit werkje kwam in mei 1957 in het bezit van de heer Drs. J. Deschamps te HasseltGa naar voetnoot2.
Beschrijving van het exemplaarGa naar voetnoot3.
Titelblad ontbreekt. *2r: KL (hoofdletters van 2 rr.) Januarius. loemaent heuet // XXXI. daghen. Die mane XXX. // iij A Ons heeren besnidenisse // a 3r: Prologhe // A (kleine houtsnede 4 rr. 19 × 19 mm) Ls scriftuer ōs bewiset ēn gre- // gorius ons bescriuet soe en es // onder alle de sacrificie en̄ offer // hāde gheen behaechliker diēst //.... A 4r, r. 16: H (twee regels) Ier begint die tafel vanden eerstē // boecxken.... B 2v, r. 15: Hier beginnet dat eerste boecxkē indē // welckē werden geleert profitelike leerīge // dienēde totter missen gedeylt in XXXIIJ. ca //.... G 3v: Prologhe // Hier beghint dat and' de boecxken van // der missen.... M 5r: Hier begint dat derde boecxkē inhou= // dende en bewisende ons hoe een mēsche // hē biechten ēn bereyden sal om waerdich // te ontfangen dat heylighe ghebenedide // sacramente. ende wat hi dan lesen sal. //.... X 8v, r. 11: Hier eyndet een deuoot boecxkē ter ee= // ren gods ēn Maria sijn ghebn̄dide moe= // der sinte Frāciscus ēn allen lieuē heilijgē // geordinert Bi broder Gherit vāder gou // de vā sinte Frāciscus oorden genoēt van // den observanten En̄ gheprent Tantwer // pen By my Henrick eckert vā Hōberch // int huis vā Delft bi die camer poorte Int // iaer ons heerē. M.CCCCC. en̄. xv. den. // xij. dach van Meye //X 8v houtsnede: O.-L.-Vrouw in de zon.
Octavo (± 128 × 90 mm, drukspiegel ± 123 × 74), *8-1 a8 B - F8 - G8-3 H - M8 N4 O - T8 V8 X8 (4 bl. ontbreken) 168 bl. (volledig 172); 21 rr., (kat. *22 rr.), goth. druk M7598, *2-8 rood en zwart, verder altijd zwart.
Houtsneden: 65 van ± 50 × 73 mm (evangelie- en mis-voorstellingen: tweede boekje), 1 van 94 × 72: O.-L.-Vrouw in de zon; 1 van 90 × 74: Gregorius-visioen, 2 kleine letterhoutsneden (19 × 19).
De houtsneden zijn volledig gelijk aan die van 1512, met meer sleet aan de randen (vooral links en boven), telkens op dezelfde plaatsen wordt de lijn onderbroken en de hiatus is telkens groter. Het Gregorius-visioen op I 2 recto is een geheel andere gravure dan in de vorige drukken, op X 8 verso komt de gewone houtsnede, O.-L.-Vrouw in de zon, i.p.v. het Gregorius-visioen van de vorige drukken: dit laatste blok was dus wellicht al te zeer versleten. De tekst is ook weer volledig overeenstemmend met 1512 en de vorige drukken.
De ontdekking van deze Eckert-druk uit 1515 is in die zin interessant dat hij een gedeeltelijke bevestiging is van een vermoeden dat ons sinds lang was opgekomen: dat namelijk het Boexken in de eerste jaren na zijn verschijnen jaarlijks een nieuwe druk kreeg te Antwerpen, vooral als de houtsneden het nog deden. Als Eckert-drukken hebben we nu al 1508, 10, 11, 12, 15. Zou het vermetel zijn te beweren dat ook in 1513 en '14 Eckert een uitgave bezorgde en ook in '16, vooral als we weten dat hij dezelfde houtblokken nog gebruikt in 1520 (N.-Kr. 985)?
De Eckert-druk van 1520. (N.-Kr. 985, Ex. Den Haag, K B)Ga naar voetnoot1.
Deze druk verschilt bijna in niets van de voorgaande. Alleen het lettertype is lichtelijk gewijzigd M75100 tegenover 98 in vorige drukken. De houtsnede Sint-Gregorius-visioen uit het eerste Eckert-drukken komt nog eenmaal voor op I 2 r, maar het houtblok is zo versleten dat de linkse rand bijna geheel is weggevallen, het wordt dan op de laatste bladzijde vervangen door een voorstelling van O.-L.-Vrouw in de zon (zoals reeds in de druk van 1515). Alle houtsneden uit de misreeks vertonen ten andere heel veel sleet. De druk is dan vooral interessant als vergelijkingspunt met de volgende, soms ongedateerde.
Waarschijnlijk is dit de laatste druk van het Boexken geweest door Eckert bezorgd. De houtblokken die al te zeer versleten waren heeft hij wellicht in deze crisisjaren definitief aan W. Vorsterman verkochtGa naar voetnoot2.
Een nieuwe druk van Adriaen van Berghen 1517 (N.-Kr., 3074, ex. K B, Brussel)
In 1517 schijnt Eckert, die sinds 1508 het monopolie bleek te hebben in het uitgeven van het ‘Boexken’, de concurrentie, wellicht in onderlinge verstandhouding, te krijgen van Adriaen van Berghen.
Hier kan men werkelijk weer spreken van een nieuwe druk. De houtblokken zijn niet meer die van 1507 (N.Kr. 983)Ga naar voetnoot1, dit waren andere geleende uit Gouda. De houtgravures zijn nu ook kleiner en blijken meestal gecopieerd naar die van Eckert, (ze meten meestal ± 49 × 73 mm, enkele zijn wat kleiner ± 45 × 70). De zeer gave randen wijzen erop dat de blokken waarschijnlijk nieuw zijn, maar op twee plaatsen komen heel andere gravures voor, buiten de gewone reeks, met als afmeting 55 × 46 mm: Christus' geboorte en de besnijdenis (of opdracht) voorstellendGa naar voetnoot2. Daarnaast gebruikt de drukker op minstens 5 plaatsen houtsneden die geleend zijn van Eckert (1510 en volgende jaren). Ten slotte vinden we er naast houtsneden die een tamelijk trouwe copie zijn van Eckerts werk (dezelfde werkmethode: fijne streepjes voor de schaduw), gravures die slechts karikaturen blijken van de oorspronkelijke: zeer ruwe, dikke lijnen, geen afwerking. Adriaen gebruikt hier dus houtblokken van blijkbaar vier verschillende xylografen. Hoe dit verklaren? Het is me niet duidelijk. In ieder geval heeft de drukker hier met overhaasting gewerkt, het is alsof hij absoluut op een bepaalde datum wilde klaar komen met zijn werk dat hij ‘gheeynt’ heeft, zoals hij nauwkeurig aanduidt: ‘De leste dach vanden Meye’. Het is nu wel opvallend dat geen enkele van de vorige Eckert-drukken, die alle zeer nauwkeurig gedateerd werden, zo laat in het jaar viel: de meeste kwamen einde maart, begin april van de pers, deze van 1515 ‘de xij dach van Meye’.
Ook uit het plaatsen der houtsneden blijkt eenzelfde overhaasting. Daar vele afbeeldingen (vooral in de mis-reeks) tamelijk sterk op elkaar lijken, is bij onnauwkeurig werken een vergissing gauw gebeurd; dit is hier herhaaldelijk het geval, b.v. boven het 5e artikel staat een houtsnede die volgens de onderstaande beschrijving bij art. 17 thuishoort, waar ze in feite nog een tweede maal wordt afgedrukt; op andere plaatsen komt zulke verwisseling nog voor. De drukker heeft daarbij uit het oog verloren dat ieder bepaalde mis-voorstelling in de opvatting van de auteur, bij een bepaalde evangelie-scène behoorde en dat beide naast elkaar moesten afgedrukt worden op respectievelijk
verso-en recto-zijde van twee bladen, in het eerste deel van de Mis (12 artikels) staan deze houtsneden nu telkens op recto- en versozijde van één blad.
Ook de tekst vertoont dezelfde kenmerken: enerzijds is hij nieuw, anderzijds slordig, met overhaasting gedrukt. Nieuw: voor het eerst, sinds 1508 is hij enigszins bewerkt; hij werd op verscheidene plaatsen ingekort, b.v.
1508
op f. 8 ro: .... dat broot datter consacreert wart betekent ende es warachteliken dat gebenedijde lichaem....
1517
.... dat broot.... betekent dat gebenedijde lichaamGa naar voetnoot1.
Volgende tekst uit de vorige drukken wordt door Adriaen geheel weggelaten: ‘Ende dan sellen si (vrouwen die bevrucht sijn) haer betrouwen setten inden heylighen sacramente ende in maria die moedergods ende niet in briefkens ofte in anderen quaden manieren dye beter ghesweghen sijn dan ghescreven’. Heeft de verbeteraar geoordeeld dat het dus beter was er niet van te gewagen?
Op dezelfde bladzijde, handelend over de vruchten der H. Mis wordt ook de tekst weggelaten ‘Ist nu niet beter inden vegevier nyet te comen dan als men daer legt moet wachten om verlost ende gheholpen te worden’. Uit hetzelfde kapittel wordt ook geschrapt: ‘Ende wat een mensche eet ofte drincket daer nae die (sic!) becomet hem badt tot behoef der naturen’. Ook in het opsommen der vruchten ‘int ouerdencken des leuens ende passie ons heren’ op het einde van het tweede boekje worden een paar teksten, die ook ons al te overdreven lijken, eenvoudig weggelaten.
Verder is de tekst tamelijk slordig afgedrukt. De meeste fouten van de Eckert-drukken worden overgenomen. Waar op sommige bladzijden van het tweede boekje in de Eckert-drukken de verklaring van de houtsnede niet volledig kon afgedrukt worden onder de corresponderende afbeelding, werd ze verder weergegeven op de volgende bladzijde, boven de houtsnede van het volgend artikel; welnu in deze druk is men soms vergeten deze resterende tekst af te drukken: namelijk bij het gebed op art. 13, 14 en 19. Uit dit laatste blijkt wel dat Adriaen als voorbeeld van zijn enigszins bewerkte tekst een Eckert-editie gebruikte: het zijn juist de regels die bij Eckert boven de houtsneden voorkwamen die zijn weggevallen.
Voor wat taal en spelling betreft kan men geen systematische veranderingen waarnemen; waar er wijzigingen zijn is dit eerder toevallig, wellicht te wijten aan de letterzetter.
We kunnen besluiten dat deze vernieuwde druk enigszins raadselachtig, in ieder geval onverzorgd is.
Verder kan men zich afvragen of Adriaen van Berghen, de ontbrekende houtsneden heeft aangevuld voor nieuwe uitgaven: het is toch een feit dat hij voor deze druk heel wat nieuwe houtblokken (zeker een 55) liet maken; zou hij ze later niet meer gebruikt hebben? Dit is wel onwaarschijnlijk, als we zien dat Eckert van Homberch tot 5 à 6 maal toe zijn reeksen gebruikt en ze dan nog verhuurt of verkoopt aan anderen. De hypothese is dan zeker niet ongegrond dat Van Berghen tussen 1520 en 30 (in 1536 moest hij uitwijken naar Holland om het uitgeven van ketterse geschriften) enkele malen het ‘boexken’ uitgaf met een volledige, ofschoon niet kunstige mis- en evangelie-reeks. Waren het ook jaarlijkse drukken zoals deze van Eckert? Wellicht niet, want in 1519 krijgt hij Willem Vorsterman als concurrent.
De Vorsterman-drukken van het boexken
Uit 1519 is ons de oudst gedateerde druk van Willem Vorsterman, één van de ijverigste drukkers uit die tijd, overgebleven. (N.Kr. 3076 ex. Antwerpen, Minderbroedersklooster). Evenmin als Van Berghen gebruikt Willem voor deze druk nog de houtsneden van Gouda uit zijn ongedateerde druk (N.Kr. 986). Hij heeft nu ook eigen houtblokken laten vervaardigen. De houtsneden zijn alle tamelijk gaaf, er is bijna geen sleet aan de randen merkbaar. Het zijn nieuwe copiën van de Goudse uit 1512Ga naar voetnoot1 maar van geheel andere trant: de lijnen zijn veel dikker en minder talrijk; de gelaatsuitdrukking vooral in de mis-voorstellingen is minder verzorgd, het geheel is ruwer, ze lijken, wat het procedé betreft, zo wat op de karikaturale dito's van Adriaen van Berghen, ofschoon er toch veel meer zorg aan besteed is; vooral de evangeliescènes zijn nog tamelijk goed geslaagd. Heel de druk is ten andere sterk afhankelijk van die uit 1517.Ga naar voetnoot2 We vinden er juist dezelfde ergerlijke fouten in het verdelen der houtsneden plus nog een paar vergissingen daarbij: zo staat boven het gebed bij het 26ste artikel de verrijzenis-scène uitgebeeld, terwijl het de nederdaling in het voorgeborchte moest zijn, bij het 32ste staat deze laatste houtsnede in plaats van de verschijning aan de apostelen, hier is zelfs het gebed verkeerd geplaatst.
De tekst is bijna geheel gelijk aan de druk van 1517. Men heeft ook getracht de bladschikking met deze overeen te brengen: 2 eerste katernen 23 rr, dan 22, zelfde katernenverdeling *8 A-V8.
Dezelfde tekstbesnoeiingen komen hier voor, ook het foutief wegvallen van enkele regels boven de houtsneden.
Al meer en meer krijgt de taal een Zuidnederlandse kleur. De meer Hollandse schrijftaalvormen, hier en daar overgebleven in de Eckert-drukken, verdwijnen stilaan, ofschoon men ook hier niet van een systematisch verbrabantsen kan spreken:
- leggen voor liggen (nog een paar maal bij Eckert) hier geheel geweerd. | |||
Eckert-drukken | Vorsterman | ||
---|---|---|---|
- soms: ambocht | ambacht | ||
gebrocht | gebracht | ||
- hovaerdicheyt | hoveerdicheit | ||
- harte | herte | ||
- pieter (uitzonderl.) | peeter | ||
- hiet | heet | ||
- luden | lieden | ||
- vuerigher | vierigher (regelm.) | ||
- drievoudicheit | drievuldicheit |
Alles bijeen kan men deze nieuwe Vorsterman-druk niet geslaagd heten: hij vertoont dezelfde slordigheden als die van 1517, waarvan hij geheel afhankelijk is.
De ongedateerde Vorsterman (N.-Kr. 4233, ex. Gouda, S B)
Deze druk wordt door Dr. Kronenberg ± 1529 gedateerd, omdat het drukkersmerk op het laatste blad een weinig minder sleet vertoont dan in 1530. We vinden dit merk echter ook in de Franse vertaling van het Boexken uit 1529 (N.Kr. 3077) en het is daar duidelijk meer versleten dan hier. Men mag deze druk dan wel naar 1528 of nog vroeger verschuiven.
Eigenaardig is nu wel dat Vorsterman voor de mis- en evangelievoorstellingen niet zijn houtblokken van 1519 gebruikte (die toen nog nieuw bleken) maar wel die van Eckert uit 1508, die zeer versleten zijn. De blokken uit 1519 gebruikt hij dan weer voor de Franse vertaling van 1529.
Deze druk blijkt de eerste te zijn van een nieuwe Vorstermanreeks waarvan nog een exemplaar uit 1538 (N.Kr. 987) is bewaard en waartoe ook het onvolledige, tot nog toe onbeschreven exemplaar van Prof. Timmers moet gerekend worden.
Na de druk van 1519 heeft Vorsterman wellicht zelf ingezien dat dit werk erg gebrekkig was en daarom zette hij een nieuwe druk op, geheel onderscheiden van deze laatste, hij gebruikt zelfs een andere titel: ‘Dit is die beduydenisse der Missen’ (die echter ook al gebruikt werd in 1519 in de druk van Van Ghelen). Het lettertype is hier iets kleiner M75100, (1519: M7598), de bladzijden tellen 23 regels i.p.v. 22 (behalve voor de kalender, daar 28 rr.) zodat de katernverdeling geheel
anders wordt: (A) - B8 C4 D-E8 F4 G-H8 J4 K-L8 M4 N-O8 P4 Q-R8 S4 T-V8 X4 Y8 Z4. De mis-houtblokken zijn duidelijk die van Eckert met wat meer sleet dan in 1520Ga naar voetnoot1. Alleen de houtsneden buiten de gewone reeks (O.-L.-Vrouw in de zon, en het Gregorius-visioen) zijn hier vervangen door kleinere dito's (54 × 52; 58-48 mm).
De tekst gaat ditmaal niet terug, zoals in 1519, op die van Adriaen van Berghen uit 1517, die hier en daar besnoeid was, maar op de oudere Eckert-drukken. Door het groter aantal regels op iedere bladzijde kon de tekst goed onder elke houtsnede geplaatst worden en werden de storende fouten van onvoltooide gebeden (druk 1519) vermeden.
De houtsneden, soms erg door elkaar gegooid in 1519, zijn hier juist geplaatst.
Tegenover de vorige Vorsterman-druk is deze uitgave dus beter verzorgd, ofschoon de houtblokken van Eckert erg versleten zijn.
De latere Vorsterman-drukken: 1538-1529
- | 1538 (N.Kr. 987, ex. Londen B M) Het exemplaar konden we niet persoonlijk bestuderen. Volgens de beschrijving van N.-Kr is het een tamelijk trouwe nadruk van N.-Kr. 4233. Blijkens enkele fotocopiën die we lieten maken zijn de houtsneden deze van Vorsterman 1519, met meer sleet aan de rechterrand. Voortgaande op deze foto's kunnen we besluiten dat toch enkele ergerlijke fouten in het plaatsen der houtsneden vermeden zijn. Op het titelblad staat hier niet de gewone gravure: de intrede van de celebrant in de kerk, maar wel de voorstelling van het 14e artikel (canon). (Voor de Franse vertaling uit hetzelfde jaar wordt weer de gewone houtsnede gebruikt cfr. verder) -
De Franse vertaling van 1529 (N.-Kr. 3077, ex. Plantin, Antwerpen). De houtsneden zijn deze van Vorsterman 1519, op twee plaatsen zijn ze echter aangevuld door Eckert-blokken (5e en 11e art.)Ga naar voetnoot2, in 1529 bezat Vorsterman dus nog de zeer versleten Eckert-reeks, die hij volledig gebruikt voor nr. 4233. Hij heeft ook hier getracht de fouten uit 1519 te herstellen, maar dacht er soms niet aan de corresponderende Mis- en Evangeliescènes naast elkaar te plaatsen (cfr. druk 1519). |
- | De Franse vertaling van 1538 (N.-Kr. 988, ex. Londen BM) konden we niet persoonlijk inzien. Uit fotocopiën blijkt dat de houtsneden die van 1519 zijn, die op het titelblad is misschien wel een nieuwe, zeer |
trouwe copie van 1519. De tekst zal wel grotendeels dezelfde zijn als in 1529 (cfr. de beschrijving van N.-Kr.).
De onvolledige Vorsterman (ex. Prof. J. Timmers, Maastricht) Dit tot nog toe onbeschreven exemplaar is voor 't ogenblik eigendom van Prof. J. Timmers, directeur van het provinciaal museum voor kunst en oudheden te MaastrichtGa naar voetnoot1. Het boekje was eigenlijk niet geheel onbekend: in 1949 schreef M.E. Kronenberg ons dat P.B. Kruitwagen haar destijds meedeelde dat er een exemplaar van het ‘Boexken’ in het bezit was van de familie Kerckhofs te Meerssen in Nederlands Limburg. Dit exemplaar is nu eigendom van Prof. Timmers geworden. |
Beschrijving van het exemplaar.
(Titelblad ontbreekt, waarschijnlijk zoals in N.-Kr. nr. 987) A 2 r: KL Januarius loumaent. heeft. XXXI. dagh.... // Die mane. XXX. // B 1 r: Prologhe // A (waarschijnlijk houtsnede, overschilderd met goud, hoofdl. blauw) Ls scriftuere ons bewiset ende // Gregorius ons bescriuet soo // en is onder alle die sacrificie en // de offerhande gheen behaech = // lijcker dienste god den hemelschen vadere // B 2 r, r. 12: Hier beghint dye tafel vanden eerstē // boecxken. Inden eersten. // B 8 r, r. 8: Hier beghint dat eerste boecxken inden // welcken werden gheleert profitelijcke lee // ringhen dienende totter missen gedeylt in // XXXIIJ. capittelen. // H 4 r, r. 12: Prologhe. // H (oorspronkel. hsn. overschilderd, goud-blauw) Ier beghint dat anderde boecx // ken vander missen-ghedeelt in // drie deelen.... O 2 v: Hier begint dat derde boecxkē inhoudē = // de ēn bewisende ons hoe een mēsche hē sal // biechtē ēn bereidē om waerdich te ontfan // gen dat heylige gebenedide sacramēt-ēn // wat hi dan lesen sal. Prologhe. // Z 3 r, r 20: Ick bid u ailen te samen ut gronde mijns // herten dat ghy ghetrouwelijcken wilt bid // den dijnen brudegom voor mi arme sondi // ghe mensche dat hi my wilt afnemen alle //.... (Z4 ontbreekt: op verso-zijde waarschijnlijk colofon).- 8o (132 × 85 mm, afgesneden randen, druksp. 115 × 75 mm); 152 bl. A8 (1e ontbr.) B8 C4 D8 E8 F4 G8 H8 (8e ontbr.) J4 K8 L8 M4 N8 (4e en 5e ontbr.) O8 P4 Q8 R8 (4e en 5e ontbr.) S4 T8 V8 X4 Y8 Z4 (1e en 4e ontbr.); goth. letter Mr596, zwart, 24 rr. (behalve kalender: 28 rr. zwart en rood).
- Houtsneden: 62 van ± 52 × 72 mm (evangelie- en misvoorstellingen), 1 van ± 54 × 51: O.-L.-Vrouw in de zon, 1 van 60 × 48: Gregorius-visioen, 1 van 55 × 45: Verrijzenis, waarschijnlijk 3 houtsneeïnitialen (30 × 30), ze zijn echter geheel overschilderd, blauw op goud. De hsnn. zijn erg onhandig gekleurd.
De drukker is zeer waarschijnlijk W. Vorsterman, het lettertype M7596 is identiek met zijn uitgave van 1538 (N.-Kr. 987) de tekstverdeling komt geheel overeen met de Vorsterman-edities N.-Kr. 4233 en 987.
Toch is de druk onderscheiden van deze laatste: b.v. op het voorlaatste blad verso komt een gewoon gedrukte initiaal O voor, terwijl in 1538 hier een houtsnede werd gebruikt. De mis-houtsneden zijn die van de Vorstermandruk uit 1519, maar ze zijn nu bijna overal goed geplaatst. Daar het laatste blad met colofon ontbreekt, moeten we door vergelijking de datering trachten vast te stellen. De druk is zeker ouder dan 1538: een houtsnede, O.-L.-Vrouw in de zon op fol. H 5 r, vertoont in de druk van dit jaar in de rand onderaan duidelijk meer sleet dan in dit exemplaar (vergeleken met fotocopiën uit Londen). Aan de andere kant is het exemplaar jonger dan 1529, Franse vertaling van Vorsterman (N.-Kr. 3077): de sleet van sommige houtsneden (b.v. bij het gebed op 8e artikel) is een weinig groter dan in 1529Ga naar voetnoot1.
Het exemplaar Timmers behoort dus tot een nog onbekende druk van Vorsterman, te dateren tussen 1529 en 38, vermoedelijk kort na 1530; het is verder een trouwe nadruk van de Vorsterman-editie N-Kr. 4233, maar ditmaal met echte Vorsterman-houtsneden.
Druk van Jan van Ghelen, 1519 (N.-Kr. 3075, fragment van 2e boekje, K B, Den Haag)
Deze druk bestond waarschijnlijk zoals M.E. Kronenberg het vermoedt, slechts uit het tweede boekje, de mismethode, en droeg als titel ‘De beduydenisse vander missen’ zoals blijkt uit de colofon. De katern E met colofon is bewaard; op 5 katernen kon juist het tweede boekje met het titelblad en ‘prologhe’ gedrukt worden. De 10 houtsneden vanaf het 29ste artikel, zijn deze van de Eckert-drukken. Boven het gebed op het 32ste art., de zending der apostelen, komt echter een houtsnede uit de Vorsterman-editie van ditzelfde jaar (N-Kr. 3076), ze vertoont al de kenmerken van deze nieuwe reeks, ruwere afwerking, andere pilaster rechtsGa naar voetnoot2. Maar juist deze gravure ontbrak daar bij Willem, hij had op die plaats een andere houtsnede gedrukt: de verlossing van de zielen uit het voorgeborchte, die bij art. 26 behoorde. In de latere drukken van Vorsterman 1529 (N.-Kr. 3077) en in het ex. Timmers komt inderdaad deze houtsnede voor op de juiste plaats. We staan hier dus voor het eigenaardige geval dat W. Vorsterman één houtblok afstaat aan Jan van Ghelen en daardoor zijn eigen werk verknoeit. Later zal Vorsterman zelf de reeks van Eckert opkopen en ze in haar geheel nog gebruiken voor de ongedateerde
druk (N.-Kr. 4233). Het houtblok dat van Ghelen hier door een Vorsterman-blok heeft vervangen vertoont in nr. 4233 werkelijk zeer veel sleet, het was dan ook wel begrijpelijk dat deze drukker hem in 1519 al door een betere zocht te vervangen.
Bediedenisse vander missen. Z.p.n.j? ('s Hertogenbosch, Laurens Hayen, c. 1520) N.-Kr. 2388.
In aansluiting bij de Van Ghelen-druk kunnen we even deze editie bespreken. Naar de beschrijving door Kronenberg gegeven is het zeker dat dit werkje een druk is van Gherits tweede boekje, maar waarschijnlijk zonder de houtsneden van de misreeks. De tekst is bijna letterlijk deze van Gherit; waarschijnlijk ontbreken er drie bladen. We konden echter het exemplaar, door Kronenberg beschreven, niet meer bereiken.
Michiel van Hoochstraeten (N-Kr. 0548)
In het ‘Bulletin du Bibliophile Belge’ (T. XX (1864), p. 47 nr 15) wordt als volgt een fragment beschreven van een boekje
‘Dit is die beduydenisse der missen’.
‘De laatste signaturen zijn xj en xij, en de colofon luidt:
“Hier eyndet een deuoet boexkē ten (?r) eerē Gods.... gheoerdineert bitt (y?) broeder Gherit vander goude vā Sinte Frāciscus verder (oerden?) ghenoemt vanden obseruanten. Ende is gheprent Tantwerpen bi mi Michiel van Hoochstraten”.
Op de laatste bladzijde komt een houtsnede voor, de priester voorstellend die de mis celebreert’.
Het fragment is zeer onvolledig beschreven en voor 't ogenblik nog niet weergevonden. De signatuur bij het einde, die enkel in de Eckertdrukken voorkomt, schijnt wel te wijzen op een druk die afhankelijk is van Eckert van Homberch (1508 tot 1520); de houtblokken zullen dan ook wel die van Eckert zijn, na 1515 verhuizen ze herhaaldelijk: in 1519 gebruikt Van Ghelen ze, ± 1525 belanden ze bij W. Vorsterman, in 1530 gebruikt Michiel van Hoochstraten de titelhoutsnede van de Eckert-drukken voor het andere misboekje: ‘Die beduydinghe der Missen’ door broeder Ludolphus Nicolaï Van Zwol. (N.-Kr. 1591; ex. Antw. Minderbroeders), namelijk op de verso-zijde van fol. 1. Waarschijnlijk is deze druk dan wel na 1530 te dateren, daar W. Vorsterman in 1529 nog enkele Eckert-blokken gebruikte (cfr. boven, de aantekening bij de Franse vertaling van dit jaar).
Na al deze losse opmerkingen betreffende de vele drukken van dit volkse misboekje, die ten slotte een verwarrende indruk kunnen wekken bij oningewijden, willen we even kort samenvatten. Het ‘boexken vander missen’ is in de eerste helft der zestiende eeuw, niettegenstaande
de talrijke drukken, naar inhoud weinig of niets veranderd. Slechts tweemaal werd de tekst hier en daar wat besnoeid (1517 en 1519). De beste tekstoverlevering blijkt deze van 1507 te zijn. De taal, oorspronkelijk Hollands, is geleidelijk in de vele Antwerpse drukken enigszins, ofschoon niet systematisch verbrabantst.
Van de oorspronkelijke kunstige houtsnedenreeks uit Gouda werden door drie Antwerpse drukkers copiën gemaakt: Eckert Van Homberch, Adriaan van Berghen en Willem Vorsterman. Duidelijkheidshalve volgt hier een schematisch overzicht van het gebruik dier houtsneden in de tot nu toe bekende drukken (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar N.-Kr.).
Goudse hsnn. | ||
---|---|---|
1506 | (Collatiebroeders) | (982) |
1507 | (Adr. Van Berghen) | (983) |
150? | (W. Vorsterman) | (986) |
1512 | (Collatiebroed. Lat. vertaling) | (1756) |
Adriaen Van Berghen | ||
1517 | (+ enkele van Eckert) | (3071) |
Vorsterman | ||
1519 | (3076) | |
1529 | (Franse vertaling + paar van Eckert) | (3077) |
153? | (ex. Timmers) | |
1538 | (987) | |
1538 | (Franse vertaling) | (988) |
1543 | (?) (Paquot V, p. 311) | |
Eckert-hsnn. | ||
1508 | (984) | |
1510 | (3071) | |
1511 | (3072) | |
1512 | (3073) | |
1515 | ex. Deschamps | |
1519 | (Jan Van Gelen + 1 Vorsterman-hsn.) | (3075) |
1520 | (985) | |
152? | (Will. Vorsterman) | (4233) |
153? | (Michiel Hillen) | (0548) |
Vermoedelijk zijn er tussen de jaren 1520 en 40 nog heel wat meer drukken geweest, wellicht van W. Vorsterman en A. Van Berghen.
Zo blijkt dan dit misboekje tot 1540 de volle sympathie genoten te hebben én van de drukkers én van onze volksmensen. Na 1550 heeft het heel wat van zijn populariteit ingeboet; in 1597 schrijft W. Spoelberch immers in de inleiding op zijn mismethode ‘Korte verclaringhe van de principaelste mysterien’Ga naar voetnoot1 dat het boexke van zijn Goudse me-
debroeder toen ‘al seer verdonckert, maar noch in handen van sommighe persoonen’ was. Deze geleidelijke ‘verdonckering’ na 1540 na te gaan en te beschrijven wordt echter een heel andere geschiedenis.
Heusden (Belgisch Limb.).
P.L. Mees O.F.M.
- voetnoot1
- Over de auteur, de mogelijke bronnen van het tweede boekje, zie onze artikels in: Franciscana, 1955, nr 3, blz. 93-100; 1956, nr 1, blz. 1-16, St. -Truiden, 1956.
- voetnoot2
- De nummers tussen haakjes verwijzen naar Nijhoff-Kronenberg.
- voetnoot1
- B. Kruitwagen in Nieuw Nederl. Biografisch woordenboek, III, p. 484.
- voetnoot2
- M.E. Kronenberg meent dat dit boekje onderscheiden is van Gherits werk. De gegeven beschrijving komt nochtans goed overeen met het 2e boekje van Gherit. Het exemplaar kon ik niet terugvinden.
- voetnoot3
- Pollard and Redgrave, A Short Title Catalogue, bl. 254, nr. 11549.
British Museum catalogue, onder G.
- voetnoot1
- Aanhalingen volgens de druk van Gouda 1506.
- voetnoot2
- We hebben zelfs een vermoeden dat aan dit werkje een druk voorafging met alleen het tweede deel. Men kan dit enigszins afleiden uit de ‘prologen’ van het eerste en tweede boekje. Dit hier in detail bewijzen zou ons te ver voeren en toch nog geen volledige zekerheid geven. Het zou ons echter niet verwonderen indien men ooit een oudere druk vond met alleen deze mismethode. We menen dat de ‘Verclaringe vander misse’ door Dr. M.E. Kronenberg besproken
in het Huldeboek Pater B. Kruitwagen, 's Gravenhage, 1949, pp. 237-245, een eerste voorloper is geweest van dit ‘Boexken vander missen’. Zie ons artikel daarover in Franciscana, V, 1950, pp. 27-31. De beschrijving van deze post-incunabel geeft Dr. Kronenberg in de Biblographie III, I, nr. 4287.
In Duitsland bestond een soortgelijk misboekje: ‘Messbüchlein mit 45 Bildern’ (1466), door Papillon beschreven in zijn Traité de la gravure en bois, Paris, 1766, pp. 119-122. Het was een miniatuurdruk in 32o formaat, maar thans onvindbaar.
- voetnoot3
- Geciteerd bij F. Falk, Die Druckkunst in Dienste der Kirche, Köln, 1879, p. 12.
- voetnoot1
- B. Kruitwagen, in ‘Gulden Passer’, 1 (1923), pp. 39-40.
- voetnoot2
- W. Nijhoff, L'Art typographique, I, p. 9.
- voetnoot3
- Zie hierover meer in detail ons artikel in Franciscana, XI, (1956), p. 14-17.
- voetnoot4
- A. Delen, Histoire de la gravure, II, 1, p. 29. Hij wijdt een bladzijde aan deze ‘meester van het Boexken’ zoals hij hem noemt. Hij meent een verband te zien tussen deze houtsneden en die voorkomend in het leven van St.-Lydwina (Polain 911) te Schiedam gedrukt in 1596. Dit zou het beginwerk zijn van de xylograaf die zes jaar later, meer bedreven geworden in het vak, de houtblokken van het Boexken vervaardigde.
- voetnoot1
- cfr. M. Kronenberg in: De Gulden Passer, 4 (1926), p. 100.
- voetnoot1
- Van deze druk zijn er drie exemplaren overgebleven: één berustend te Brussel, KB, het andere in het Plantinmuseum te Antwerpen, het derde (dat we niet inzien konden) in Londen. Het Antwerpse is uitzonderlijk goed bewaard, de houtsneden zijn nergens door kleuren verknoeid, de tekst is volledig en mooi bewaard, in het Brusselse exemplaar zijn de houtsneden gekleurd en is de colofon beschadigd.
Dr. F. de Tollenaere wijst op een beschrijving van een exemplaar uit 1507 in het tijdschrift Volk en taal' 1889-90, pp. 68-69. Volgens deze beschrijving is de colofon onderscheiden van deze der bekende exemplaren maar dit deel is door de eigenaar zelf bijgewerkt. De vraag is of hij juist copieerde.
(Zie het artikel in de bundel ‘Opstellen door vrienden en collega's aangeboden aan Dr. F.K.H. Kossmann’, 's Gravenhage, 1958, pp. 246-249).
- voetnoot1
- Het exemplaar berust niet in Gouda (zoals daar vermeld doch later verbeterd) maar in Brussel, K B. Het exemplaar van Gouda is onder nr. 4233 beschreven. Nr. 986 is zeer onvolledig, katern f en g ontbreken geheel, van h de 2 laatste bladen.
- voetnoot2
- Het enige exemplaar is in het bezit van de U B te Amsterdam. Het is zeer mooi bewaard, nergens zijn de houtsneden gekleurd.
- voetnoot1
- In deze vorm worden de houtsneden door de collaciebroeders nog gebruikt in 1521 voor hun druk van ‘De seven bliscappen onser liever vrouwen’ (N.-Kr. 1001). Zie nota bij N.-Kr. 1756. Reeds in 1503 gaven de Collaciebroeders dit laatste werk uit (N.-Kr. 3081).
Het exemplaar (van N.-Kr. 3081) behoort tot de merkwaardige collectie van de heer Lessing J. Rosenwald te Jenkintown, (Pa). cfr. M.E. Kronenberg, Het Boek, d. 33, p. 230; (Early Printed Books of the Low Countries from the Lessing... collection, nr 90). Zijn de houtsneden in deze druk ook gedeeltelijk die van het ‘boecxken’ namelijk voor de ‘artikelen vanden leuen ende passie ons heren... mitten figuren’?
- voetnoot1
- Volgens N.-Kr. bevat nr 984, 168 blzz. met katernverdeling aij-xij. Dit moet een vergissing zijn, er zijn slechts 164 blzz. met als katernindeling a-m8 n4 o-x8 (k4 en 5 ontbreken). Er zijn 21 rr. en niet 22.
- voetnoot2
- Door de kleinere drukspiegel zal het onmogelijk zijn de tekst altijd juist onder de corresponderende houtsnede af te drukken. Vandaar storende fouten in de latere drukken.
- voetnoot1
- Het exemplaar, Antwerpen, Minderbroedersklooster is uitzonderlijk goed bewaard: volledige tekst, de houtsneden zijn niet gekleurd en bladen weinig of niet beduimeld. Op a2 recto is een hoofdletter A niet ingevuld.
- voetnoot2
- B. Kruitwagen, De legende van S. Willebroert, Maastricht, 1940, p. 44.
- voetnoot1
- Wellicht zijn ze alle afhankelijk van de Eckert-druk van 1508, waarvan we de tekst niet zo nauwkeurig konden vergelijken met de andere.
- voetnoot2
- We danken hierbij de heer J. Deschamps voor de grote welwillendheid ons betoond bij het lenen van zijn kostbaar bezit.
- voetnoot3
- Vóór de katern, aangeduid met a komt er één zonder signatuur, hier aangeduid door een sterretje *.
- voetnoot1
- Het exemplaar is goed bewaard, maar defect: * 1, C1, C8, D1, H1, M1 ontbreken
- voetnoot2
- Uit het merkwaardig artikel van Dr. M.E. Kronenberg in ‘Het Boek’, 31 deel, 1952-54, pp. 291-98, blijkt hoe Eckerts bedrijf van 1521 af in verval geraakt was. In 1527 werd hij te Brussel voor 7 jaar geïnterneerd wegens ketterij en uit het vonnis blijkt hoe ellendig hij er aan toe was.
- voetnoot1
- M.E. Kronenberg vermoedde gelijkheid, maar kon de drukken niet vergelijken, cfr. haar notitie bij nr 3074.
- voetnoot2
- De besnijdenis-voorstelling schijnt te behoren tot een uitgave van de Hortulus animae. Een gelijkaardige afbeelding (met zelfde afmetingen en voorstelling, maar geen volledige identiteit) komt voor in een Vorsterman-druk van dit werk uit 1525 (gereproduceerd in NAT, XXVI).
- voetnoot1
- Is deze omissio toevallig bij deze drukker die van 1522 af gedurig in moeilijkheden zal komen om het uitgeven van ketterse geschriften.
- voetnoot1
- Bij deze copiën worden de pilasters aan de randen maar even geïnsinueerd zoals in de Goudse druk van 1512, waar de houtblokken links en rechts werden afgezaagd. Ze schijnen dus gemaakt naar het model van een latere Goudse druk, niet naar de reeks van Eckert.
- voetnoot2
- Zeer duidelijk is dit op bl. l 3 ro, waar het gebed onder de houtsnede onvoltooid blijft zoals in de druk van 1517 en eindigt op dezelfde woorden, terwijl hier de regel nog grotendeels blank wordt gelaten en het gebed dus vervolledigd kon worden:
Van Berghen: dat ick anders//
Vorsterman: dat // ick anders........
- voetnoot1
- Voortgaande op de sleet dezer houtsneden zouden we geneigd zijn de druk ± 1525 te dateren.
- voetnoot2
- In het exemplaar Timmers zijn deze twee gravures Vorsterman-houtsneden, die van het 5e artikel is echter niet de juiste (blijkbaar is de oorspronkelijke verloren gegaan of te zeer versleten). In 1530 is tenminste één houtblok van de Eckert-reeks in bezit van Michiel van Hoochstraten (cfr. verder), misschien heeft Vorsterman in dit jaar deze reeks verkocht aan Michiel.
- voetnoot1
- Zeer welwillend liet hij ons weten dat hij in het bezit was van dit exemplaar en verleende ons de breedst mogelijke faciliteiten om het nauwkeurig te bestuderen, waarvoor hier onze beste dank.
- voetnoot1
- P.B. Kruitwagen, die een korte beschrijving maakte van het ex. voor de familie Kerckhofs, vermoedde dat dit de druk was door Paquot vermeld met datum 1543. (Paquot, V, p. 311). Het exemplaar door Paquot beschreven zal wel een latere nadruk zijn van deze Vorsterman-editie, het telt 179 bladen. Het werd door de bibliofiel gevonden bij de Paters Celestijnen te Heverlee. Dit klooster stond op het grondgebied der Arenberghs, het werd in 1784 door een edict van Jozef II opgeheven. cfr. E. Van Even in ‘Messager des sciences historiques’, 1887, p. 289 en vlg. De goederen werden geschonken aan de ‘caisse de la religion’.
- voetnoot2
- Reprod. in NAT, Jan van Ghelen, VII, 50 en 51.
- voetnoot1
- Voor het eerst uitgegeven door Jan van Ghelen in 1597. In 1604 kende het reeds een vierde druk. (Ex. Gent, UB, Th. 2776). Een druk van 1603 door Gheleyn Jansens, Antwerpen, is bewaard in de bibliotheek van het Ruusbroec-genootschap te Antwerpen onder nr 3114, C2. Bij een nauwkeurige vergelijking van deze druk met het ‘boexken vander missen’ kwamen we tot de conclusie dat deze drukker voor de meeste zijner houtsneden nog de blokken van Eckert van Homberch en Willem Vorsterman gebruikte, respectievelijk uit 1508 en 1519. Ze waren echter zo zeer verminkt dat men voor de vierde druk van 1604 een geheel nieuwe reeks liet maken.